Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante 2] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 26 mei 2015;
- het deskundigenbericht van 3 februari 2016;
- de memorie na deskundigenbericht van [appellanten c.s.] met producties;
- de antwoordmemorie na deskundigenbericht van [geïntimeerde] met producties.
6.De verdere beoordeling
Het is niet uitgesloten dat [erflater] op enig moment wel een keuze kenbaar heeft kunnen maken.Naar het oordeel van het hof leidt deze constatering niet tot de conclusie dat het rapport niet bruikbaar zou zijn. De deskundige is kennelijk tot het algemene oordeel gekomen dat [erflater] in de dagen rond het verlijden van het testament wilsonbekwaam was, maar dat niet valt uit te sluiten dat hij soms (op enig moment) wel een keuze kenbaar heeft kunnen maken. Dat [erflater] ten tijde van het verlijden van het testament op 24 juli 2009 de relevante informatie begreep, kon waarderen en logisch kon beredeneren en betrekken in het bepalen van zijn wil is niet vastgesteld.
grief 1 in principaal appelwordt de rechtbank verweten haar oordeel te hebben gebaseerd op getuigen die [erflater] juist niet hebben gezien rond 24 juli 2009, terwijl er zeven getuigen zijn die [erflater] wel hebben gezien (deze zeven getuigen worden niet bij name genoemd, maar het hof begrijpt dat niet wordt gedoeld op [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ).
grief 3 in principaal appelwordt opgekomen tegen het gebruik van de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] (maatschappelijk werkster in het verpleeghuis) en [getuige 3] (manager in het verpleeghuis) op de grond dat zij belang zouden hebben bij toe- of afwijzing van de vordering. Dit belang is gelegen in het feit dat een hogere CIZ-indicatie leidt tot meer zorg en omzet. Een ander belang wordt ontleend aan het feit dat de getuigen hebben nagelaten de familie op tijd te informeren en af te zijn gegaan op informatie van [geïntimeerde] . Daarnaast heeft de familie informatie bij [getuige 1] opgevraagd, maar niet gekregen.
grief 5 in principaal appelwordt opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van de notaris geen, althans onvoldoende afbreuk doet aan de overtuiging van de rechtbank dat [erflater] wilsonbekwaam was. Gelet op hetgeen hiervoor (in rov. 6.4.4) werd overwogen en mede in het licht van het deskundigenbericht van dr. Van Dijk deelt het hof het oordeel van de rechtbank. De grief faalt. Het hof herhaalt hier dat is gesteld noch gebleken dat de notaris zich medisch heeft doen bijstaan. Voorts is het het hof opgevallen dat de notaris geen eigen onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid, anders door een gesprek met [erflater] aan te gaan en te vragen naar de consequenties en naar de wil. Er blijkt niet van een (op wetenschappelijke gronden onderbouwd) onderzoek gericht op de vaststelling van de wilsbekwaamheid, zoals een medicus of een psycholoog dat, zo mogelijk volgens protocollen, zouden doen.
grieven 6 en 8 in principaal appelkeren zich tegen de waardering van de verklaringen van drs. [neuroloog] en dat deze het oordeel dat [erflater] wilsonbekwaam was, niet ontzenuwen. Zoals hiervoor overwogen ontzenuwt, naar het oordeel van het hof, zijn verklaringen niet het oordeel van dr. Van Dijk. De grieven falen in zoverre.
grief 7 in principaal appel, maar ook in de daaraan voorafgaande grief, wordt opgekomen tegen de waardering van de contra-enquête, dus zijdens [appellanten c.s.] gehoorde getuigen. Kort gezegd wordt betoogd dat met [erflater] een gesprek viel te voeren en dat die getuigen hem in staat achtten om zijn wil te bepalen. Het hof heeft evenwel onvoldoende grond om de getuigen hierin te volgen. Zij zijn immers medisch niet onderlegd. Bovendien valt niet vast te stellen dat de verklaringen van [erflater] , die deze getuigen hebben ervaren, waren gebaseerd op toereikende, niet door de dementie vertroebelde wil. De getuigen hebben daar geen onderzoek naar gedaan. Hun verklaringen kunnen daarom weinig gewicht in de schaal leggen, in ieder geval onvoldoende om het deskundigenoordeel ter zijde te stellen. De grief faalt.
grief 10 in principaal appelwordt gesteld dat de rechtbank de (partij)verklaring van de heer [appellant 1] niet in de beoordeling heeft betrokken (zijn verklaring is niet opgenomen in het proces-verbaal van (3 april 2013 of) 23 april 2013/2014). Bij deze grief hebben [appellanten c.s.] geen belang omdat het hof die verklaring wel in de beoordeling heeft betrokken, maar van oordeel is dat de lekenverklaring, uitsluitend gegrond op indrukken van een medisch niet-geschoolde, ontoereikend is om tot een ander, op medische gronden gebaseerd oordeel te komen, ook niet in samenhang met andere bewijs.