In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om de financiële afwikkeling van het huwelijk tussen de man en de vrouw, dat op 1 oktober 2013 is ontbonden. De vrouw verkeert sinds 25 februari 2014 in staat van faillissement, en de curator is op 18 augustus 2015 aangesteld. De man heeft in hoger beroep verzocht om hervatting en voortzetting van het geding, waarbij hij aanspraak maakt op verschillende bedragen van de curator, die hij beschouwt als boedelschulden. Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van de man niet als vorderingen ex artikel 26 Fw kunnen worden aangemerkt, omdat deze niet voldoen aan de vereisten voor een vordering uit de boedel. Het hof heeft ook geoordeeld dat de man geen recht heeft op de bedragen die hij eist, omdat deze vorderingen niet zijn onderbouwd en de curator niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de door de man gestelde schade. De verzoeken van de man zijn afgewezen, en het hof heeft partijen in overweging gegeven om het faillissement gezamenlijk af te wikkelen. De beschikking is op 30 juni 2016 gegeven en in het openbaar uitgesproken.