In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [de vennootschap 1] B.V. tegen [de vennootschap 2] B.V. en andere geïntimeerden. De zaak betreft een beëindiging van een vennootschap onder firma (VOF) en de afrekening daarvan. Het hof heeft eerder op 12 april 2016 een arrest gewezen waarin het de vorderingen van [de vennootschap 1] jegens [de holding] Holding en [geïntimeerde 4] afwees. In dat arrest werd ook een deskundigenonderzoek gelast, waarbij [de vennootschap 1] verantwoordelijk werd gesteld voor de kosten van de deskundige.
Op 27 mei 2016 heeft [de vennootschap 1] het hof verzocht om de uitspraak van 12 april 2016 vatbaar te maken voor tussentijdse cassatie. Dit verzoek werd herhaald op 24 juni 2016. [de vennootschap 2] c.s. maakten bezwaar tegen dit verzoek. Het hof heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het doelmatig is om tussentijds beroep in cassatie open te stellen tegen het arrest van 12 april 2016.
In de einduitspraak van 5 juli 2016 heeft het hof bepaald dat tegen het arrest van 12 april 2016 tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer en is van belang voor de betrokken partijen, aangezien het hen de mogelijkheid biedt om in cassatie te gaan tegen de eerdere uitspraak.