In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van [de vennootschap 1] BV tegen [de vennootschap 2] BV en andere geïntimeerden. De zaak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 8 december 2017, waarin het tussentijdse cassatieberoep van [de vennootschap 1] werd verworpen. De procedure draait om een afrekening tussen vennootschappen en de vraag of een deskundigenonderzoek noodzakelijk is. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen waarin het bewijslevering heeft toegestaan en deskundigenonderzoek heeft gelast. In het eindarrest van 8 januari 2019 heeft het hof geoordeeld dat [de vennootschap 1] haar vorderingen onvoldoende heeft toegelicht en dat het deskundigenonderzoek niet is uitgevoerd door toedoen van [de vennootschap 1]. Hierdoor zijn de vorderingen van [de vennootschap 1] afgewezen. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt [de vennootschap 1] in de proceskosten in hoger beroep, die zijn begroot op een aanzienlijk bedrag. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.