Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing in cassatie
laat onverlet de bevoegdheid van de Raad om te zijner tijd haar goedkeuring, vaststelling of instemming te onthouden aan een of meerdere documenten die in het kader van deze overeenkomst dienen te worden vervaardigd en aan de Raad dienen te óf zullen worden voorgelegd, zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend het bestemmingsplan, het inrichtings- en bouwplan, de exploitatieovereenkomst en dergelijke (…).’
[d]e binnen het exploitatiegebied te realiseren woningen zullen als een geheel door de exploitant of diens rechtsopvolgers worden beheerd en geëxploiteerd. Uitponding is niet toegestaan. Een opzet zoals de Projectopzet Cochem is denkbaar, zie bijlage 9 van de samenwerkingsovereenkomst van de projectopzet in Cochem’. Vast staat dat de raad de realisatieovereenkomst definitief niet heeft goedgekeurd en het bestemmingsplan niet heeft vastgesteld. De voorwaarde van goedkeuring of instemming van de raad is dus niet vervuld. Krachtens het goedkeuringsvoorbehoud nam de raad een zelfstandige en onafhankelijke positie in en gelet op de geschetste gang van zaken heeft de raad daarvan gebruik gemaakt door zijn goedkeuring niet te verlenen.
ontwikkelaars en exploitant[zich]
verbinden[…]
, mede ter voorkoming van permanente bewoning, om het project te structureren overeenkomstig de opzet als door ontwikkelaars voorgesteld en toegepast in hun vergelijkbare project te Cochem, als weergegeven in bijlage 8[hof: 9]
, en het project volgens die structuur te exploiteren, welke verplichting eveneens in de (concept)exploitatieovereenkomst zal worden opgenomen.” Hieruit kan naar het oordeel van het hof op zichzelf niet worden afgeleid dat de raad (bekend met de aanpassing), of de gemeente, zich jegens Landgoed heeft verbonden uitponding van recreatiewoningen toe te staan, of het vertrouwen daartoe heeft gewekt. In die toegevoegde bepaling wordt uitdrukkelijk vermeld dat het doel (mede) is om permanente bewoning te voorkomen. Uit de notulen van de vergadering van de raadscommissie van 20 september 2005 (productie H bij de akte van de gemeente van 15 juni 2011) komt veeleer het tegendeel naar voren. Individuele raadsleden uiten daar hun zorgen over permanente bewoning van het park en de wethouder benadrukt dat er een BV/CV-constructie wordt gemaakt ‘zonder dat zij [kennelijk de bewoners, hof] eigenaar worden van het object’, aldus wethouder [de wethouder 1.] (midden pagina 11). In de raadsvergadering van 27 september 2005 heeft wethouder [de wethouder 1.] benadrukt dat er aan de hand van de samenwerkingsovereenkomst een CV-constructie wordt gemaakt (midden pagina 23 van de notulen, overgelegd als productie I bij de voormelde akte van de gemeente). In geen van beide vergaderingen is er sprake van dat de woningen individueel aan particulieren zouden worden verkocht. Ook is van belang het op verzoek van de gemeente uitgebrachte advies van [adviesbureau] van 3 augustus 2005. Daarin wordt slechts geadviseerd over de plannen en de omvang van het recreatiepark op basis van de gekozen (CV)-structuur. De verkoop van individuele recreatiewoningen is daarbij niet aan de orde. Als bijlage 9 bij de samenwerkingsovereenkomst is de prospectus ZIB Cochem CV opgenomen (productie 35 bij de akte van 20 april 2011 van Landgoed), waarin de structuur en de kenmerken van de CV-constructie als beleggingsobject zijn toegelicht. De CV-constructie gaat er vanuit dat participaties in de CV worden gekocht (en niet dat uitgepond wordt). Dat in de prospectus tevens is vermeld dat in dat project daarnaast recreatiewoningen voor de verkoop zullen worden gerealiseerd, doet aan het voorgaande niet af, nu op geen enkele wijze blijkt dat dit een rol heeft gespeeld bij de besluitvorming in de vergaderingen van 20 en 27 september 2005. Al met al is het hof van oordeel dat de verwijzing in lid 7 van artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst naar het project te Cochem geen aanleiding geeft om in de gegeven omstandigheden daaruit te kunnen concluderen dat de raad op voorhand te kennen heeft gegeven dat uitponding zou worden toegestaan. Het omgekeerde is eerder het geval.
Voorts zal worden bepaald dat ingeval van uitponding van de recreatiewoningen, de ontwikkelaars en exploitant gehouden zijn(… )’, maar er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het daarbij gaat om meer gaat dan de
mogelijkheidvan uitponding, en dat daarbij reeds uitponding wordt toegestaan. Door het enkel openhouden van de mogelijkheid heeft naar het oordeel van het hof de raad geen vertrouwen gewekt, nu hij mocht wachten op de definitieve ontwikkelingen. Bovendien doet aan de betekenis van deze bepaling afbreuk dat naar aanleiding van de raadsvergadering op 27 september 2005 de samenwerkingsovereenkomst is aangepast in die zin dat is toegevoegd dat het project zal worden gestructureerd zoals in Cochem, dat wil zeggen een CV-structuur waarbij de eigendom van alle woningen in één hand is (namelijk van de CV), zoals in rov 2.15 is besproken. Ook overigens zijn er geen concrete aanwijzingen dat door toedoen van de raad Landgoed er geen rekening mee hoefde te houden dat de raad op allerlaatste moment aanvullende voorwaarden over uitponding zou stellen.
Ik wil opmerken dat als er één haar op mijn hoofd was die dacht dat de uitponding ter discussie zou komen te staan wij nooit de € 3.000.000,-- geïnvesteerd zouden hebben’. Wat er verder ook zij van het gestelde rotsvaste vertrouwen, uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat er naar oordeel van het hof van
gerechtvaardigdvertrouwen
door toedoen van de raadgeen sprake kan zijn geweest.