Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Hof: het Besluit]onderscheidt voor de bepaling van het gewicht van een zaak vijf categorieën met een bijbehorende wegingsfactor, maar kent aan geen van die categorieën een bijzondere positie toe. 3.3.3. De toelichting op het Bpb van 22 december 1993, Stb. 763 vermeldt op blz. 8-9:
5.Beslissing
- verklaart de hoger beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht;
- verklaart de tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, behoudens de beslissing betreffende de teruggaven BPM;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende rente vergoedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 28c van de Invorderingswet 1990 over het bedrag van de onder 1.1 vermelde teruggaven van - in totaal - € 10.309, te berekenen over de tijdvakken die aanvangen op de dag na de onder 2.1 genoemde datum van voldoening en eindigen op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van de hoger beroepen bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 497 vergoedt;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 3.416;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.488, en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op eveneens € 1.488.