Bij brief van 25 november 2008 heeft de bank aan [fastfoodonderneming] Holding B.V., [fastfoodonderneming] Limburg B.V. en [fastfoodonderneming] Kerkrade B.V. (hierna tezamen: de [fastfoodonderneming] vennootschappen en afzonderlijk respectievelijk [fastfoodonderneming] Holding, [fastfoodonderneming] Maastricht en [fastfoodonderneming] Kerkrade ) een financieringsvoorstel gedaan voor een financieringsaanvraag van € 200.425,= (prod. 1 inl. dagv.).
Voormeld financieringsvoorstel hield in: een geldlening van € 107.000,= en een krediet in rekening-courant van € 93.425,=, beide hoofdelijk te verstrekken aan de [fastfoodonderneming] vennootschappen. Ten aanzien van de geldlening is in het voorstel vermeld dat deze zou worden geadministreerd ten name van [fastfoodonderneming] Kerkrade en uitsluitend zou mogen worden gebruikt voor de financiering van de overname van [onderneming 2] te [plaats 1] . Ook het rekening-courant zou worden geadministreerd ten name van [fastfoodonderneming] Kerkrade . Dit krediet zou uitsluitend mogen worden gebruikt voor de financiering van de bedrijfs- of beroepsuitoefening van de rekeninghouder.
Voor de financiering zouden verschillende zekerheden moeten worden gesteld, waaronder een borgtocht van € 75.000,= door [bestuurder] (verder: [bestuurder] ), die ten tijde van het financieringsvoorstel alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder was van [fastfoodonderneming] Holding, en een borgtocht van € 75.000,= door [appellant] . Verder werd als voorwaarde gesteld dat door [investments b.v.] Investments B.V. (verder: [investments] Investments) en door [management holding b.v.] Management Holding B.V. achtergestelde leningen van € 87.500,= zouden worden verstrekt.
[investments] Investments is een in 1999 opgerichte vennootschap waarvan [appellant] van 1 februari 2000 tot 1 maart 2009 alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder was. De aandelen in [investments] Investments worden gehouden door de echtgenote van [appellant] , [echtgenote van apppellant] , en de kinderen van [appellant] en zijn echtgenote (verder: [echtgenote van apppellant] ). [appellant] was vanaf de oprichting van [fastfoodonderneming] Holding in 1992 tot 5 april 2005 alleen en zelfstandig bestuurder van [fastfoodonderneming] Holding. [fastfoodonderneming] Limburg is een 100% dochter van [fastfoodonderneming] Holding. [consulting b.v.] Consulting B.V. (verder: [consulting] Consulting) was van 10 oktober 2007 tot 21 juli 2008 alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder van [fastfoodonderneming] Limburg; daarna is [bestuurder] dat geworden. [fastfoodonderneming] Limburg houdt 100% van de aandelen in [fastfoodonderneming] Kerkrade . Van 20 december 2012 tot 21 juli 2007 was [consulting] Consulting alleen en zelfstandig bestuurder van die vennootschap; daarna is [bestuurder] dat geworden. Van [consulting] Consulting is [appellant] sinds 30 december 2002 bestuurder. De aandelen van [consulting] Consulting worden sedert 18 juli 2008 voor 100% gehouden door de Stichting [stichting] , waarvan [consulting] Consulting sedert 14 mei 2007 alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder is.
De [fastfoodonderneming] vennootschappen hebben het financieringsvoorstel van de bank aanvaard. [appellant] heeft op 28 november 2008 de verlangde borgtocht ondertekend (prod. 2 inl. dagv.). Op dezelfde datum heeft [appellant] als bestuurder van [investments] Investments een akte ondertekend waarbij [investments] Investments een door haar aan [fastfoodonderneming] Holding verstrekte geldlening van € 87.500,= heeft achtergesteld.
In 2011 heeft tussen de bank en de [fastfoodonderneming] vennootschappen een bespreking plaatsgevonden waarin de [fastfoodonderneming] vennootschappen hebben aangegeven dat de [onderneming 2] vestiging in [plaats 1] zou worden verkocht en dat de bank na de verkoop integraal zou worden afgelost. Nadat de verkoop had plaatsgevonden en door de bank bij brief van 15 september 2011 opgave was gedaan van het met integrale aflossing van de schuld gemoeide bedrag (prod. 3 inl. dagv.), is aflossing achterwege gebleven. De bank heeft bij brief van 23 januari 2012 de financieringsrelatie met de [fastfoodonderneming] vennootschappen opgezegd (prod. 4 inl. dagv.) en heeft daarvan, eveneens op 23 januari 2012, mededeling gedaan aan de borgen (prod. 5a en 5b inl. dagv.). De bank had per datum opzegging van de [fastfoodonderneming] vennootschappen hoofdelijk te vorderen: € 46.378,=, te vermeerderen met rente en kosten ter zake de geldlening en € 53.497,41, te vermeerderen met rente en kosten, ter zake de rekening-courant.
Op 10 februari 2012 is door de bank, de [fastfoodonderneming] vennootschappen, [bestuurder] en [appellant] een overeenkomst ondertekend met het opschrift ‘Vaststellingsovereenkomst’ (prod. 6 inl. dagv.). In de overeenkomst is vermeld dat partijen ten overstaan van een mediator op 7 februari 2012 overeenstemming hebben bereikt over de voldoening van de schuld door de borgen onder de borgtocht. Als inhoud van de overeenkomst is opgenomen:
“(…)2. Borgen geven uitvoering aan de uit hoofde van de Borgtochten op hen rustende verplichtingen door uiterlijk op 10 februari 2012 een bedrag van minimaal EUR 5.000,-; per ultimo februari 2012 een bedrag van minimaal EUR 2.500,-; per ultimo maart 2012 een bedrag van minimaal EUR 2.500,- en uiterlijk per 7 mei het restant ter zake de algehele aflossing der Schuld, te voldoen op te ten name van Kerkrade geadministreerde rekening (…)(…)4. Over de Schuld zijn Holding, Limburg en Kerkrade de reguliere, contractuele renten verschuldigd;5. Blijft (tijdige) voldoening van betalingen uit dan zijn aan [de bank] boete- en/of vertragingsrente (…) verschuldigd;6. Niet (tijdige) voldoening van de Betaling doet de in deze vaststellingsovereenkomst neergelegde (betalings)regeling van rechtswegen vervallen, waardoor de Schuld benevens boete- en/of vertragingsrente ter stond opeisbaar is;7. Partijen doen uitdrukkelijk afstand van het recht deze overeenkomst (buiten)gerechtelijk te vernietigen of te ontbinden.(…) ”
[echtgenote van apppellant] heeft voormelde vaststellingsovereenkomst mede ondertekend achter de zinsnede:
Ten teken van mijn instemming “Voor akkoord”
Bij brief van 14 januari 2013 (prod. 1 cva) heeft de advocaat van [appellant] aan de advocaat van de bank geschreven:
”(..) Tot mij wendden zich de heer [appellant] en mevrouw [echtgenote van apppellant] (..) Namens uw cliënte [de bank] heeft u cliënt, de heer [appellant] gedagvaard (…tot betaling van € 75.000,00 uit hoofde van een borgtocht. In casu heeft cliënte, [echtgenote van apppellant] , de overeenkomst van borgtocht niet meegetekend. Dat maakt de overeenkomst vernietigbaar. Bij deze roept zij de vernietiging van deze overeenkomst in (…) Cliënten hebben de vaststellingsovereenkomst gesloten, respectievelijk met instemming ondertekend onder een onjuiste voorstelling van zaken die is te wijten aan het stilzwijgen van uw cliënte. Dit maakt de overeenkomst primair vernietigbaar op grond van dwaling. Beide cliënten kunnen deze vernietigingsgrond inroepen en doen dat bij deze. Voorts is uw cliënte tekort gekomen in de nakoming van haar verplichting cliënten te wijzen op de risico’s van de vaststellingsovereenkomst. (…) Beide cliënten ontbinden bij deze de gesloten overeenkomst en de instemming wegens deze tekortkoming in de nakoming (…)”