In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van de bezwaarfase aan belanghebbende, die bezwaar had gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. De Inspecteur had de aanslag verminderd, maar weigerde de kostenvergoeding. De Rechtbank oordeelde dat de Inspecteur onrechtmatig had gehandeld door geen afwijkingsbrief te sturen voordat de aanslag werd opgelegd, waardoor belanghebbende niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de afwijking van zijn aangifte. Het Hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de Inspecteur de kosten van de bezwaarfase moest vergoeden, omdat de onrechtmatigheid aan de Inspecteur te wijten was. Het Hof oordeelde ook dat de door de Rechtbank toegepaste wegingsfactor voor de kostenvergoeding correct was en dat het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond was.