3.1.In onderdeel 2 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 1 wordt deze vaststelling op een klein onderdeel bestreden. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
a. [appellant] , geboren op [geboortedatum] 1952, is op 1 oktober 1988 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van NTS.
b. Per 10 maart 1992 is [appellant] met de rechtsvoorganger van NTS schriftelijk een nieuwe arbeidsovereenkomst overeengekomen. Daarnaast heeft de rechtsvoorganger van NTS op deze datum [appellant] aanvullende arbeidsvoorwaarden gestuurd. Artikel 10 van deze aanvullende arbeidsvoorwaarden luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
“10. Arbeidsongeschiktheidsverzekering
(…)
Bij ziekte langer dan 24 maanden komt u in aanmerking voor de suppletieverzekering die de werkgever heeft afgesloten bij verzekeringsmaatschappij Centraal Beheer in [vestigingsplaats 2] .
De W.A.O.-uitkering wordt dan aangevuld tot 90% van het bruto salaris.
Dit bedrag is dan samengesteld uit de uitkering van de W.A.O. aangevuld met een jaarlijkse rente die zal worden uitbetaald door de verzekeringsmaatschappij.
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal uiteraard een evenredig deel worden uitbetaald, gebaseerd op de uitkeringspercentages zoals die gelden voor de W.A.O.-uitkering. (…)
De jaarrente wordt na ingang van elk jaar met 3% verhoogd overeenkomstig het bepaalde in art. 3 van de Voorwaarden van de Arbeidsongeschiktheids-verzekering. De premie is thans volledig voor rekening van de werkgever.”
c. Bij brief van 22 juni 1994 heeft de rechtsvoorganger van NTS aan [appellant] onder meer het volgende bericht.
“Bijgaand zenden wij u de “stand van verzekering” t.b.v. het WAO-aanvullingsprogramma. Gelijktijdig met het onderbrengen van de verzekering t.b.v. het WAO-gat, is in overleg met de COR besloten de aanvullende WAO-verzekering (de zogenaamde WAO-excedentverzekering) aan te passen per 1 januari 1994 en wel als volgt:
aanpassing van de hoogte van de excedent-verzekering van 90% naar 80% van het bruto jaarsalaris. Het nivo van 90% wordt in relatie met de WAO-uitkering van 70% als “goudgerand” gezien. Aanpassing tot 80% wordt als reëel ervaren. Hierdoor sluit de excedentverzekering anno 1994, met het oog op maatschappelijke ontwikkelingen en wijzigingen in de wetgeving, beter aan op wat in deze als redelijk en billijk wordt ervaren.
- alleen nieuwe medewerkers met een salaris boven het maximum WAO loon (1994: ƒ 74.578,-) worden voortaan opgenomen in de excedentregeling i.p.v. 80% van dit WAO-loon. De huidige groep medewerkers onder dit maximum blijven echter verzekerd.
als voorwaarde voor een premievrije deelname aan deze verzekering, geldt dat de medewerker zich heeft verzekerd voor het WAO-gat.
Op bijgaand overzicht zijn deze verwijzingen verwerkt. (…) De polis wordt slechts éénmalig verstrekt. De verzekeringsvoorwaarden heeft u reeds in uw bezit.”
d. [appellant] is sinds 16 oktober 1997 gedeeltelijk arbeidsongeschikt en ontvangt een WAO-uitkering op basis van 65-80%. De WAO-uitkering van [appellant] is vanaf die datum aangevuld tot 90% van het bruto salaris.
e. Met ingang van 1 januari 1999 is [appellant] op verzoek van de toenmalige controller, de heer [controller] , op parttime basis de salarisadministratie voor Hermus B.V. gaan opzetten. Hierbij is de afspraak gemaakt dat [appellant] tot 100% van het brutosalaris uitbetaald kreeg.
f. Met ingang van september 2008 is [appellant] 80% tot 100% arbeidsongeschikt.
g. NTS heeft de arbeidsovereenkomst met [appellant] met toestemming van het CWI opgezegd op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. De arbeidsovereenkomst met [appellant] is per 1 november 2008 beëindigd.
h. Sinds 1 november 2008 is de WAO-uitkering van [appellant] niet meer tot 90% maar tot 80% van het bruto salaris aangevuld.
i. [appellant] heeft bij brief van 29 oktober 2013 aan NTS tevergeefs aanspraak gemaakt op de aanvulling van de WAO-uitkering tot 90% over de periode van 1 november 2008 tot 1 november 2013, te verhogen met de indexering van 3% vanaf 18 mei 2009, de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellant] - kort samengevat betaling van:
a. een bedrag van € 30.757,86 bruto terzake van een aanvulling op de WAO-uitkering tot en met maart 2014, te vermeerderen met de wettelijke rente;
b. een maandelijkse aanvulling van € 507,20 zolang aanspraak bestaat op een WAO-uitkering, van 1 april 2014 tot uiterlijk 1 juni 2017;
c. de buitengerechtelijke kosten ad € 702,00,
zulks met veroordeling van NTS in de kosten van de procedure.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Hij maakt aanspraak op nakoming van de bepalingen van de arbeidsovereenkomst van 10 maart 1992, waarin is opgenomen dat de WAO-uitkering wordt aangevuld tot 90% van het bruto salaris.
3.2.3.NTS heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.