De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – het volgende aan.
De communicatie tussen de moeder en de GI verloopt niet goed. De moeder heeft daarvoor de hulp van haar advocaat ingeschakeld. Hij heeft op 2 juli 2015 een brief naar de GI gestuurd met als doel het verbeteren van de communicatie tussen de moeder en de GI.
De GI heeft op die brief niet gereageerd en op 10 juli 2015 het verzoek tot uithuisplaatsing ingediend.
De moeder stelt dat zij openstaat voor de hulp van WIJ [woonplaats]. De enige voorwaarde die zij heeft gesteld is dat haar medische gegevens niet zonder meer aan derden zouden worden verstrekt. Dit zegt immers niets over de opvoedkwaliteiten van de moeder en van de opvoedsituatie als zodanig. Het op verzoek van de moeder gewijzigde instemmingsformulier, heeft zij niet direct ondertekend omdat zij dit nog met haar advocaat wilde bespreken.
De moeder betwist dat zij wisselvallige uitspraken doet. De angst van de GI dat zij met kinderen naar Engeland zou vertrekken en zonder hen zou terugkeren, was volgens de moeder nergens op gebaseerd. In de meivakantie is de moeder nog met de kinderen naar Engeland geweest om een bruiloft bij te wonen. Toen is de moeder ook gewoon teruggekeerd met de kinderen. De wens om te vertrekken zou bovendien haaks staan op de wens van de moeder om tot een goede samenwerking met de GI te komen. De moeder heeft geen duidelijkheid verschaft over haar vakantieadres in België en Nederland, omdat zij niet verrast wilde worden door onaangekondigde bezoekjes van WIJ [woonplaats]. Ter zitting heeft de moeder verklaard dat zij aan WIJ [woonplaats] en de GI voor het vertrek bekend heeft gemaakt dat zij die week in Center Parcs zouden verblijven.
De moeder erkent dat zij twee (andere) kinderen die in een pleeggezin verblijven, op 15 juni 2015 heeft opgehaald. Zij kwam op dat moment echter voor haar kinderen op, die verklaarden in dat gezin als honden te worden behandeld en zelfs te worden mishandeld.
De moeder heeft een conflict met de schooldirecteur omdat zij een relatie met hem heeft gehad, die de moeder heeft beëindigd, hetgeen de directeur niet kan verdragen. De moeder stelt dat de directeur het schoolverzuim van de kinderen in scene heeft gezet. De moeder heeft de kinderen niet op 16 en 23 maart 2015 zonder toestemming uit de klas gehaald: de directeur was daar zelf bij. Het conflict met de directeur was de reden van de ruzie tussen de moeder en de heer [partner van de moeder] op 23 maart 2015. Het betrof een verbale ruzie waarvan de kinderen niet visueel getuige zijn geweest.
Dat sprake is van cognitieve problemen maakt niet dat de moeder niet in staat is om de kinderen op te voeden en/of hen daarin bij te staan. De moeder is getrouwd met een Nederlandse man. Zij kunnen samen de kinderen uitstekend bijstaan met betrekking tot cognitieve aangelegenheden. De zorgen van de GI over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen zijn nergens op gebaseerd. WIJ [woonplaats] stelt zelf dat de moeder iemand in haar netwerk heeft die haar kan ondersteunen en dat zij haar netwerk ook inzet.
De vechtpartij op 12 september j.l. heeft niet plaatsgevonden in de woning van de moeder maar voor het buurthuis. De moeder had daar niets mee te maken. Van betrokkenheid van de moeder bij vrouwenhandel is geen enkele sprake.
De contactmomenten tussen de moeder en de kinderen zijn sinds de uithuisplaatsing goed verlopen. Op 21 oktober heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de moeder, haar advocaat en de heer [partner van de moeder] en de GI omtrent de contactregeling, waarbij nadere afspraken zijn gemaakt en een evaluatiemoment is gepland. De moeder stelt dat de kinderen graag naar huis willen.