ECLI:NL:GHSHE:2015:4524

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
14/00627
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onterecht opgelegde aanslag leges voor Wob-verzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een aanslag leges die aan belanghebbende was opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Heerlen. De aanslag van € 5,10 was opgelegd voor het verstrekken van zeventien fotokopieën in het kader van een Wob-verzoek. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Limburg, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, waarbij hij aanvoerde dat de aanslag onterecht was opgelegd omdat de gemeente niet had voldaan aan het voorbehoud dat hij had gemaakt in zijn Wob-verzoek om vooraf een begroting van de kosten te ontvangen.

Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar ten onrechte de aanslag had opgelegd zonder voorafgaande begroting van de kosten, zoals door belanghebbende was verzocht. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de aanslag werd vernietigd. Tevens werd de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten die belanghebbende had betaald voor zowel de Rechtbank als het Hof, alsook de kosten van het bezwaar. Het Hof stelde de kosten van het bezwaar vast op € 244 en de proceskosten in totaal op € 1.225. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de procedurele vereisten bij het opleggen van leges in het kader van Wob-verzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00627
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 11 juni 2014, nummer AWB 13/1792, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Heerlen,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen aanslag leges.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is met dagtekening 1 april 2013 een aanslag leges (hierna: de aanslag) opgelegd ten bedrage van € 5,10 wegens het verstrekken van zeventien fotokopieën in verband met een verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) van 26 februari 2013 (hierna: het Wob-verzoek). Na tegen de aanslag door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.3.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd. De Heffingsambtenaar heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om een conclusie van dupliek in te dienen.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 30 september 2015 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar is geen van beide partijen verschenen. Partijen hebben het Hof schriftelijk bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.
1.6.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.7.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2.1.
Met zijn brief van 26 februari 2013 heeft [A] van [B] te [C] (hierna: de gemachtigde), namens belanghebbende, bij de gemeente Heerlen een verzoek om informatie op grond van de Wob gedaan. Dit verzoek luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘Ik verzoek u om ex artikel 1:3 Awb te besluiten om ons toe te zenden en ook daadwerkelijk toe te zenden alle documenten aangaande de volgende bestuurlijke aangelegenheid: de bijgevoegde mulderbeschikking of het transactievoorstel (…)
Indien u kosten in rekening wenst te brengen voor het verstrekken van de stukken, verzoeken wij u de stukken digitaal te verstrekken, zodat er geen kosten aan verbonden zijn. Dit verzoek doen wij op grond van artikel 7 lid 2 WOB. Indien aan de tegemoetkoming aan dit verzoek onverhoopt toch kosten verbonden zijn, verzoek ik u mij daarvan – voordat u dit WOB-verzoek in behandeling neemt – een begroting te geven.’
2.2.
Burgemeester en wethouders van Heerlen hebben het Wob-verzoek ingewilligd bij besluit van 6 maart 2013 en daarbij aan de gemachtigde zeventien geanonimiseerde fotokopieën van stukken toegezonden. Op pagina 2 van dit besluit wordt medegedeeld dat voor de verstrekte kopieën een bedrag van € 5,10 (17 x € 0,30) aan leges verschuldigd is en dat te dier zake over enkele dagen een acceptgiro en een heffingsbeschikking zal worden toegezonden.
2.3.
Met dagtekening 1 april 2013 is aan belanghebbende de aanslag opgelegd ten bedrage van € 5,10. De aanslag is gericht aan
‘ [D] BV.t.a.v. [A][a-straat] 2[postcode] [C] ’
en vermeldt als omschrijving:
‘Legeskosten inzake wob verzoek [belanghebbende] , uw kenmerk [kenmerk 1] , ons kenmerk [kenmerk 2] ’.

3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht en zo ja, tot het juiste bedrag, een aanslag leges is opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en voert daartoe – zakelijk weergegeven – de volgende grieven aan:
De tenaamstelling van de aanslag is onjuist.
In het Wob-verzoek is uitdrukkelijk het voorbehoud gemaakt voorafgaande aan het in behandeling nemen van het verzoek een begroting te geven van de eventuele kosten. De gemeente Heerlen heeft hier ten onrechte niet aan voldaan.
Ten onrechte zijn twee nagenoeg dezelfde kopieën tweemaal in rekening gebracht.
In het Wob-verzoek is uitdrukkelijk gevraagd om digitale kopieën en niet om papieren legesplichtige kopieën. De gemeente had zich aan dit verzoek moeten houden.
De Heffingsambtenaar heeft ten onrechte niet de geforfaiteerde tarieven van het Besluit tarieven openbaarheid van bestuur in rekening gebracht.
In de legeskosten per kopie zijn ten onrechte de arbeidskosten van de kopiërende ambtenaar in rekening gebracht.
In de legeskosten per kopie zijn ten onrechte ook andere kosten verwerkt dan die welke zien op de arbeidskosten van de kopiërende ambtenaar.
Voor het in behandeling nemen van een Wob-verzoek is het heffen van leges niet mogelijk.
Het gehanteerde tarief van € 0,30 per kopie is sowieso te hoog.
De Heffingsambtenaar is van mening dat de tenaamstelling van de aanslag leges correct is en de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
3.2.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
3.3.
Belanghebbende concludeert in hoger beroep, naar het Hof begrijpt, primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Heffingsambtenaar en tot vernietiging van de aanslag, dan wel subsidiair tot vermindering van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
1.
De tenaamstelling van de aanslag is onjuist.
4.1.
De in onderdeel 2.3. nader omschreven aanslag is gericht aan de gemachtigde, vermeldt de naam van de belastingplichtige en de reden waarom deze is opgelegd. Het Hof is van oordeel dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan over de vraag voor wie de aanslag is bestemd en waarom deze is opgelegd. Onder deze omstandigheden is sprake van een correct en volledig te naam gestelde aanslag. De onder 1 aangevoerde grief faalt derhalve.
2.
De gemeente heeft ten onrechte niet voldaan aan het in het Wob-verzoek uitdrukkelijk gemaakte voorbehoud om voorafgaande aan het in behandeling nemen van het verzoek een begroting te geven van de eventuele kosten.
4.2.
Anders dan de Rechtbank is het Hof van oordeel dat uit de in onderdeel 2.1. weergegeven passages van het Wob-verzoek blijkt dat belanghebbende uitdrukkelijk aan het in behandeling nemen van het verzoek de voorwaarde heeft verbonden dat vooraf een begroting van de eventuele kosten zou dienen te worden overgelegd. Door dit na te laten en zonder nader overleg de zeventien kopieën aan belanghebbende te verstrekken heeft de Heffingsambtenaar in wezen jegens belanghebbende ambtshalve een dienst verricht. Dit is enerzijds onzorgvuldig en anderzijds in strijd met de strekking van artikel 229 van de Gemeentewet nu uit de parlementaire geschiedenis van voornoemd artikel blijkt dat zonder verzoek geen recht kan worden geheven. (MvT, Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, p. 78.) Het Hof acht onder deze omstandigheden de aanslag ten onrechte opgelegd.
4.3.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige door belanghebbende aangevoerde grieven geen behandeling.
Slotsom
4.4.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de Rechtbank dient te worden vernietigd. Doende wat de Rechtbank had behoren te doen, zal het Hof het beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de Heffingsambtenaar en de aanslag vernietigen.
Ten aanzien van het griffierecht
4.5.
Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 44 respectievelijk € 122 te vergoeden.
Ten aanzien van de kosten van het bezwaar
4.6.
Uit het overwogene onder 4.2 volgt, dat de Heffingsambtenaar zonder een voorafgaande begroting geen kopieerleges in rekening mocht brengen voor het Wob-verzoek. Dit levert een aan de Heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid op. Derhalve acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.7.
Het Hof stelt de kosten van het bezwaar, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb), op 1 (punt) x € 244 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) x 1 (factor samenhangende zaken) is € 244.
Ten aanzien van de proceskosten
4.8.
Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.9.
Het Hof stelt deze tegemoetkoming, mede gelet op het bepaalde in het Bpb, voor het beroep bij de Rechtbank op 1 (punt voor het indienen van het beroepschrift) x € 490 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 490 en voor het hoger beroep bij het Hof op 1,5 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek) x € 490 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 735, derhalve in totaal op € 1.225.

5.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het hoger beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • verklaart het tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar;
  • vernietigt de aanslag;
  • gelast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 166 vergoedt;
  • veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 244; en
  • veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 1.225.
Aldus gedaan op 13 november 2015 door A.J. Kromhout, voorzitter, V.M. van Daalen-Mannaerts en T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.