In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een rechtsmiddel. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.S.J.H. van den Bronk, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 4 februari 2015 was gewezen. De rechtbank had in dat vonnis de verdeling van een woonhuis met bijbehorende aanhorigheden vastgesteld en bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de voor verkoop en levering noodzakelijke wilsverklaring van de partij die niet meewerkt aan de verkoop.
De appellant stelde dat het hoger beroep ontvankelijk was, ondanks het feit dat de inschrijving van het rechtsmiddel in de openbare registers niet tijdig had plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 3:301 lid 2 BW. Het hof oordeelde dat de niet-tijdige inschrijving van het hoger beroep in de registers niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid, maar dat dit wel geldt voor de oordelen die betrekking hebben op het gedeelte van de uitspraak dat in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte.
Het hof concludeerde dat de inschrijving van het hoger beroep pas op 6 juli 2015 had plaatsgevonden, terwijl het hoger beroep was ingesteld op 29 april 2015. Dit betekende dat de inschrijving niet binnen de vereiste termijn had plaatsgevonden. Het hof verwees de zaak naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde en voor memorie van grieven in de hoofdzaak, waarbij iedere verdere beslissing werd aangehouden.