ECLI:NL:GHSHE:2015:3746

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
HD 200.116.084_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van J + J Unterhaltungs KG in vorderingen tegen curatoren

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van J + J Unterhaltungs KG tegen de curatoren van een faillissement. De zaak is voortgekomen uit eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch, gedateerd 15 december 2010 en 11 juli 2012. J + J Unterhaltungs KG, vertegenwoordigd door mr. M.M. van den Boomen, verzocht het hof om terug te komen op een eerdere beslissing waarin werd vastgesteld dat J + J geen juridische entiteit is en derhalve niet als procespartij kan optreden. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, met dezelfde motivering als in het tussenarrest van 30 juni 2015. Hierdoor werd J + J niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering in eerste aanleg, en de curatoren werden ook niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering in reconventie.

Het hof heeft verder geoordeeld dat de kosten van de procedure voor rekening komen van de eigenaar van J + J, die als opdrachtgever wordt beschouwd. De kosten van de conventionele procedure in eerste aanleg en het hoger beroep zijn vastgesteld en de curatoren zijn in hun vordering in reconventie niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan op 29 september 2015 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

aGERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.116.084/01
arrest van 29 september 2015
in de zaak van
J + J Unterhaltungs KG,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1] (Duitsland),
appellante,
advocaat: mr. M.M. van den Boomen te Roermond,
tegen

1.Mr. [geïntimeerde 1] ,

2.
Mr. [geïntimeerde 2] ,
3.
Mr. [geïntimeerde 3] ,
allen in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van [gefailleerde] (hierna [gefailleerde] ) en/of Easy Life Investments B.V. (hierna Easy Life),
kantoor houdende te respectievelijk [vestigingsplaats 2] , [vestigingsplaats 2] en [vestigingsplaats 3] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. B.A.P. Sijben te Helmond,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 30 juni 2015 in het hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 15 december 2010 en 11 juli 2012, gewezen tussen appellante -J+J- als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en geïntimeerden -de curatoren- als gedaagden in conventie en eisers in reconventie. Het hof zal de nummering van voormeld tussenarrest voortzetten.

9.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest de 30 juni 2015;
- de akte uitlating artikel 245 lid 2 Rv zijdens J+J;
- de akte houdende uitlatingen zijdens de curatoren.
Vervolgens is bepaald dat arrest zal worden gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

10.De beoordeling

10.1
Voor zover (de advocaat van) J+J in de akte uitlating het hof wederom verzoekt om terug te komen op zijn beslissing, kort gezegd, dat J+J geen vennootschap, natuurlijke persoon of rechtspersoon is en als procespartij niet bestaat, zijn daarvoor geen andere redenen aangevoerd dan in het eerdere verzoek dat het hof heeft afgewezen in het arrest van 30 juni 2015. Het hof wijst ook nu het verzoek af met dezelfde in dat arrest gegeven motivering die als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Nu J+J als procespartij niet bestaat, dient J+J in de bij dagvaarding in eerste aanleg ingestelde vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard en dienen de curatoren in de tegen J+J ingestelde vordering in reconventie eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
10.2
Het hof heeft bij tussenarrest van 30 juni 2015 [eigenaar appellante] in de gelegenheid gesteld om door tussenkomst van de advocaat van J+J zijn standpunt naar voren te brengen en toe te lichten omtrent het mogelijk te zijner laste brengen van de kosten zoals bedoeld in art. 245 lid 1 Rv. Het hof begrijpt uit de ter rolle van 28 juli 2015 genomen akte dat de bezwaren van [eigenaar appellante] , blijkens de genomen akte wonende te [woonplaats] , zich alleen richten tegen het feit dat het hof van oordeel is, kort gezegd, dat J+J geen vennootschap, natuurlijke persoon of rechtspersoon is en als procespartij niet bestaat. Hij heeft gesteld als opdrachtgever van de onderhavige procedure in beginsel voor de kosten op te moeten komen.
10.3
De curatoren hebben in de door hen genomen akte vermeld dat zij het niet onaannemelijk achten dat [eigenaar appellante] als opdrachtgever is opgetreden, en refereren zich wat dit betreft aan het oordeel van het hof. Zij zijn van mening dat het hof de advocaat en de opdrachtgever in de proceskosten moet veroordelen, waarbij het hof de draagplicht bij [eigenaar appellante] zou kunnen leggen.
Het hof acht hiertoe geen termen aanwezig, alleen al niet omdat de huidige advocaat pas als zodanig is opgetreden nadat al was bepaald dat in deze zaak arrest zou worden gewezen, welk arrest gewezen is op 28 april 2015. De uitkomst van dit alles is dat het hof de vonnissen waarvan beroep zal vernietigen, J+J alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in de door J+J in conventie ingestelde vordering en de curatoren niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vordering in reconventie. [eigenaar appellante] zal worden veroordeeld in de kosten van de conventionele procedure in eerste aanleg en van dit hoger beroep. Het hof zal de kosten van de reconventionele procedure in eerste aanleg compenseren.

11.De uitspraak

Het hof:
vernietigt de vonnissen van 15 december 2010 en 11 juli 2012 , en doet opnieuw recht als volgt:
verklaart J+J niet ontvankelijk in zijn inleidende vordering in eerste aanleg;
verklaart de curatoren niet-ontvankelijk in hun reconventionele vordering in eerste aanleg;
veroordeelt [eigenaar appellante] in de kosten van deze procedure, in eerste aanleg in conventie aan de zijde van de curatoren begroot op € 262,- aan griffierecht, € 165,- getuigenkosten en € 1.808,- voor salaris advocaat, en in dit hoger beroep begroot op € 666,- aan griffierecht en € 1.788,- voor salaris advocaat;
compenseert de kosten van de vordering in reconventie aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.R. Sijmonsma en J.H.C. Schouten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 september 2015.
griffier rolraadsheer