ECLI:NL:GHSHE:2015:1566

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
HD200.116.084_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendom Ferrari in faillissementszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van J + J Unterhaltungs KG tegen de curatoren van [gefaillieerde] en Easy Life Investments B.V. De zaak betreft de eigendom van een Ferrari die in beslag is genomen in het kader van een beleggingsfraudezaak. J + J vorderde in eerste aanleg dat de rechtbank zou verklaren dat zij eigenaar is van de Ferrari en dat de curatoren deze aan haar zouden moeten afgeven. De rechtbank heeft de vorderingen van J + J afgewezen en verklaard dat [gefaillieerde] mede-eigenaar is van de Ferrari. J + J heeft vervolgens vijftien grieven aangevoerd in hoger beroep, waarbij zij onder andere heeft verzocht om vernietiging van de bestreden vonnissen en toewijzing van haar vorderingen. De curatoren hebben het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van J + J.

Het hof heeft vastgesteld dat de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld in het tussenvonnis van 30 december 2009 niet zijn bestreden. Het hof heeft ook overwogen dat J + J ontvankelijk is in het hoger beroep, ongeacht de vraag of zij een bestaande rechtspersoon is. Het hof heeft de curatoren in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over de kosten te verduidelijken, maar heeft verder geen beslissing genomen. De uitspraak is gedaan op 28 april 2015 door de rechters M.G.W.M. Stienissen, J.R. Sijmonsma en J.H.C. Schouten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.116.084/01
arrest van 28 april 2015
in de zaak van
J + J Unterhaltungs KG,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1] (Duitsland),
appellante,
advocaat: mr. M.M. van den Boomen te Roermond,
tegen

1.Mr. [geïntimeerde 1],

2.
Mr. [geïntimeerde 2],
3.
Mr. [geïntimeerde 3],
allen in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van [gefaillieerde] (hierna [gefaillieerde]) en/of Easy Life Investments B.V. (hierna Easy Life),
kantoor houdende te respectievelijk [vestigingsplaats 2], [vestigingsplaats 3] (gemeente [vestigingsplaats 3]) en [vestigingsplaats 4] (gemeente [vestigingsplaats 4]),
geïntimeerden,
advocaat: mr. B.A.P. Sijben te Helmond,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 oktober 2012 en het anticipatie-exploot van 22 oktober 2012 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 15 december 2010 en 11 juli 2012, gewezen tussen appellante -J+J- als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en geïntimeerden -de curatoren- als gedaagden in conventie en eisers in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 191918 / HA ZA 09-911)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en de in die zaak gewezen vonnissen van 29 juli 2009 en 30 december 2009.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep en het exploot van anticipatie;
- de memorie van grieven, tevens houdende akte wijziging van eis met een productie;
- de memorie van antwoord met een productie.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 30 december 2009 onder “2. De feiten” een aantal feiten vastgesteld. Deze feiten zijn in dit hoger beroep niet bestreden, zodat het hof daarvan zal uitgaan. Verder staan nog enkele feiten als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of onvoldoende gemotiveerd betwist, vast. Het hof zal hierna en overzicht geven van alle vaststaande relevante feiten.
a. Op 2 september 2008 heeft de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdient (FIOD) doorzoekingen gedaan en een aantal verdachten aangehouden in het kader van een beleggingsfraudezaak, waarin [gefaillieerde] een functie vervulde (nr. 7 conclusie van antwoord curatoren). Bij die doorzoekingen is uit handen van [gefaillieerde] in beslag genomen een auto, Ferrari 575 Maranello GTC F1, die geparkeerd stond in de overdekte parking naast het huis van [gefaillieerde] (nrs. 19 en 26 conclusie van antwoord curatoren).
b. Op 14 oktober 2008 is het faillissement uitgesproken van Easy Life en van [gefaillieerde] Financieel Advies B.V., h.o.d.n. [financieel advies] Financieel Advies (hierna [financieel advies]), met benoeming van de curatoren als zodanig. [gefaillieerde] (noot hof: door de rechtbank per abuis aangeduid als [gefaillieerde]) is (in)direct bij deze rechtspersonen betrokken.
c. [gefaillieerde] is op 3 december 2008 in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curatoren als zodanig.
d. Na het faillissement van [gefaillieerde] is het hiervoor onder a genoemde beslag overgegaan in het algemene faillissementsbeslag en is de Ferrari onder de curatoren gekomen.
4.2.1
J+J heeft in eerste aanleg gevorderd, samengevat, dat de rechtbank (1) voor recht zal verklaren dat zij eigenaar is van de Ferrari, (2) de curatoren zal bevelen om de Ferrari aan J+J af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom en (3) voor recht zal verklaren dat de curatoren onrechtmatig hebben gehandeld door de afgifte van de Ferrari aan haar te weigeren.
4.2.2
De curatoren hebben in reconventie gevorderd, samengevat, dat de rechtbank primair voor recht zal verklaren dat [gefaillieerde] de (mede-)eigendom heeft van de Ferrari of, subsidiair, J+J zal veroordelen tot betaling van € 77.500,- uit hoofde van subrogatie, dan wel ongerechtvaardigde verrijking.
4.2.3
De rechtbank heeft de conventionele vorderingen afgewezen en in reconventie voor recht verklaard dat [gefaillieerde] de mede-eigendom bij helfte van de Ferrari heeft. J+J is in conventie en reconventie in de proceskosten veroordeeld.
4.3.
Bij memorie van grieven heeft J+J vijftien grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis. Zij heeft, na wijziging eis, geconcludeerd, samengevat, tot vernietiging van de bestreden vonnissen, tot afwijzing van de vorderingen van de curatoren en tot toewijzing van haar vordering, met dien verstande dat zij thans onder (1) subsidiair vordert een verklaring voor recht dat J+J mede-eigenaar is van de Ferrari, met veroordeling van de curatoren tot terugbetaling van hetgeen J+J ter uitvoering van het bestreden vonnis aan hen heeft betaald, te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van de curatoren in de kosten van beide instanties.
De curatoren hebben de grieven bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep met veroordeling van J+J in de kosten van beide instanties en veroordeling van de raadsman van J+J in de kosten van het hoger beroep.
4.4
Voor zover de curatoren aanvoeren dat J+J in hun hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, overweegt het hof dat hoger beroep -voor zover hier van belang- kan worden ingesteld door of tegen (rechtsopvolgers van) partijen in eerste aanleg. Reeds omdat J+J partij was in de procedure in eerste aanleg is J+J ontvankelijk in dit hoger beroep. Voor de ontvankelijkheid van dit hoger beroep is zelfs irrelevant of J+J werkelijk bestaat.
Voor zover de curatoren aanvoeren dat J+J in hun inleidende vordering (in eerste aanleg alsnog) niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat J+J geen vennootschap, natuurlijke persoon of rechtspersoon is en als procespartij niet bestaat, overweegt het hof het volgende. J+J heeft zich bij dagvaarding in eerste aanleg een “
vennootschap naar Duits recht” genoemd, die kantoor houdt in [vestigingsplaats 1], Duitsland. In de door J+J in eerste aanleg op 25 januari 2012 genomen akte stelt zij dat J+J een “
einzelfirma” is, zijnde de Duitse tegenhanger van de Nederlandse eenmanszaak, en dat J+J enkel bestaat uit de heer [eigenaar appellante] en “
In feite is het de heer [eigenaar appellante] handelend onder de naam J+J Unterhaltungs KG”. In de door J+J uitgebrachte appeldagvaarding noemt zij zich “
de rechtspersoon naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland”. In haar memorie van grieven heeft zij in de nrs. 7.4 - 7.6 gesteld dat zij de Duitse tegenhanger is van de Nederlandse eenmanszaak en daarmee, zo begrijpt het hof, geen rechtspersoon naar Duits recht is, een standpunt dat J+J blijkens r.o. 2.5 in het eindvonnis van 11 juli 2012 ook in eerste aanleg heeft ingenomen en dat zij in dit hoger beroep niet heeft verlaten of bestreden. Nu J+J naar eigen zeggen geen bestaande rechtspersoon is noch een vennootschap die over een recht beschikt om op eigen naam als procespartij op te treden en zij zich in de appeldagvaarding een rechtspersoon naar Duits recht noemt en dan dus evenmin een natuurlijke persoon kan zijn, zal J+J in de inleidende vordering (alsnog) niet-ontvankelijk worden verklaard.
J+J heeft nog aangevoerd dat zij te vereenzelvigen is met [eigenaar appellante]. Zelfs al indien zij materieelrechtelijk moet worden vereenzelvigd met [eigenaar appellante], brengt dit nog niet met zich dat daarmee de natuurlijke persoon [eigenaar appellante] als procespartij moet worden aangemerkt die bijvoorbeeld in de proceskosten kan worden veroordeeld. Gelet ook op haar uitdrukkelijke keus in de appeldagvaarding kan geen sprake zijn van een vergissing. Een partijwisseling is niet zonder meer komen vast te staan en evenmin is een verzoek gedaan om wijziging van de partijaanduiding (vergelijk HR13 december 2013, ECLI NL:HR:2013:1881), voor zover dat in een geval als dit al zou kunnen worden toegewezen. Al met al dient J+J dan ook, onder vernietiging van de bestreden vonnissen, niet-ontvankelijk te worden verklaard in de inleidende vordering.
4.5
De curatoren hebben op de voet van art. 245 Rv gevorderd dat het hof de advocaat van J+J zal veroordelen in de kosten. Het hof zal, gelet op art. 245 lid 2 Rv die advocaat (en dus niet J+J) in de gelegenheid stellen zijn standpunt hieromtrent (en dus alleen hieromtrent) naar voren te brengen en toe te lichten. Het hof zal, gelet op de “twee conclusie regel” de curatoren in beginsel niet toelaten om nog op dat standpunt te reageren. Zij hebben zich hieromtrent immers reeds uitgelaten.
4.6
Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
alvorens verder te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van 12 mei 2015 om de advocaat van J+J op de voet van art. 245 lid 2 Rv in de gelegenheid te stellen om bij akte zijn standpunt naar voren te brengen en toe te lichten omtrent het mogelijk te zijner laste brengen van de kosten zoals bedoeld in art. 245 lid 1 Rv;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.R. Sijmonsma en J.H.C. Schouten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 april 2015.
griffier rolraadsheer