2.11.De Belastingdienst/FIOD-ECD heeft geconcludeerd dat de onder 2.3 opgenomen facturen vervalst zijn. In het eindproces-verbaal van 9 september 2010, opgemaakt door de verbalisanten van de Belastingdienst/FIOD-ECD, [Q] en [R] , is ter zake van die facturen opgenomen:
“
6.2. Facturen [E]
Bij aanvang van het onderzoek bestond het vermoeden dat twee facturen van [E] gericht aan [belanghebbende 1] ., vals zij opgemaakt en/of vervalst.
Het betreft de volgende facturen:
• een factuur inzake de levering van een staalconstructie voor een bedrag van € 36.862,60 exclusief omzetbelasting, met dagtekening 29-03-2006 en nummer 251 (bijlage D-002);
• een factuur inzake de levering van een staalconstructie voor een bedrag van € 18.250,00 exclusief omzetbelasting, met dagtekening 29-03-2006 en nummer 252 (bijlage D-003).
Wij verbalisanten, hebben onder meer het volgende bevonden:
• [G] heeft met verdachte [belanghebbende 2] mondeling afgesproken dat hij een overkapping voor [belanghebbende 2] en/of [belanghebbende 1] . zou bouwen voor € 55.000;
• [G] bestelt een staalconstructie bij [N] B.V. voor ongeveer € 13.000;
• [N] B.V. produceert de constructie en [G] laat de staalconstructie afleveren bij [belanghebbende 2] ;
• [G] verricht het grondwerk, plaatst enkele profielen van de geleverde staalconstructie en krijgt daarna ruzie met [belanghebbende 2] en komt vervolgens nooit meer terug.
In de administratie van [belanghebbende 1] . treffen wij, verbalisanten, de twee hiervoor genoemde facturen aan. Volgens het kasboek van [belanghebbende 1] . (bijlage D-048) zijn de factuurbedragen contant betaald door [belanghebbende 2] op respectievelijk 18-4-2006 en 30-6-2006. [G] ontkent de betalingen.
Verder komt uit het onderzoek naar voren dat:
• er twee facturen zijn opgemaakt op naam van [E] met als omschrijving “Aan u geleverd staalconstructie loods”
• beide facturen hebben als dagtekening 29-3-2006;
• de facturen hebben een opvolgend nummer hebben: 251 en 252;
• volgens het Belastingdienstsysteem BVR was [E] een onderneming van [G] en was [G] “vertrokken en onbekend waarheen” ten tijde van het boekenonderzoek;
• [E] is op 12-1-2006 uitgeschreven uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Uit het bovenstaande, in onderlinge samenhang en verband bezien, komt naar voren dat de twee facturen van [E] gericht aan [belanghebbende 1] . vermoedelijk vals of vervalst zijn, omdat:
• tweemaal op dezelfde dag een staalconstructie is geleverd;
• dat daar twee facturen opgemaakt zijn met dezelfde omschrijving en dagtekening;
• dat het totaalbedrag van de twee facturen, € 65.583,99, contant betaald is;
• contante betalingen van dergelijke bedragen zeer ongebruikelijk zijn in de bouw;
• de prijs van de staalconstructie volgens [M] € 13.000 is;
• [E] niet (meer) actief was ten tijde van de leveringen;
• [G] naast de levering van de staalconstructie geen substantiële werkzaamheden heeft verricht;
• [G] nooit invorderingsacties heeft ondernomen jegens [belanghebbende 2] en/of [belanghebbende 1] .”