In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.M. Strijbosch, wenst de huurovereenkomst te ontbinden vanwege bedreigingen van de vorige huurder, die haar het rustige genot van het gehuurde zou hebben ontnomen. De geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.A. Verhagen, betwisten deze claim en stellen dat de appellante toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld op basis van de stukken van de eerste aanleg en de memorie van grieven.
Het hof oordeelt dat de appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de verhuurders tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen. De huurovereenkomst is volgens het hof pas per 1 september 2013 geëindigd, en de grieven van de appellante worden verworpen. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de kantonrechter en veroordeelt de appellante in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de huurder om concrete feiten aan te dragen ter onderbouwing van claims tegen verhuurders, vooral in gevallen van vermeende overlast door derden.