ECLI:NL:GHSHE:2015:2999

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
HD 200.136.845_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering in civiele procedure over hagelschade aan auto

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft een geschil over de bewijswaardering van een schadeclaim die door de geïntimeerde, [geïntimeerde], is ingediend. De claim betreft hagelschade aan zijn auto, die volgens Delta Lloyd op 6 augustus 2010 zou zijn geclaimd, terwijl de schade volgens de getuigen op 25 mei 2009 zou zijn opgelopen. Het hof heeft in een tussenarrest van 8 april 2014 Delta Lloyd toegelaten om bewijs te leveren van de schadeclaim. Tijdens de procedure zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder buren en familieleden van [geïntimeerde], die allemaal bevestigden dat de auto van [geïntimeerde] niet beschadigd was geraakt door de hagelbui in [woonplaats] op 25 mei 2009. Het hof heeft de verklaringen van deze getuigen als geloofwaardig beoordeeld en geconcludeerd dat Delta Lloyd niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.845/01
arrest van 4 augustus 2015
in de zaak van
Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. L.M. Ravestijn te Amstelveen,
tegen
[geïntimeerde](in de appeldagvaarding aangeduid als [geïntimeerde] ),
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J.A. Dielissen te Wouw,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 8 april 2014 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda onder zaaknummer 723714 CV EXPL 12-3832 gewezen vonnissen van 25 juli 2012, 31 oktober 2012 en 31 juli 2013.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 8 april 2014;
  • het proces-verbaal van de enquête van 12 juni 2014;
  • het proces-verbaal van de voortzetting van de enquête en van de contra-enquête van 22 september 2014;
  • de memorie na enquête tevens akte overlegging producties van Delta Lloyd met producties;
  • de antwoordmemorie na enquête van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest van 8 april 2014 heeft het hof Delta Lloyd toegelaten te bewijzen dat [geïntimeerde] op 6 augustus 2010 hagelschade aan zijn auto heeft geclaimd, die al op 25 mei 2009 was opgelopen. Delta Lloyd heeft daartoe als getuigen doen horen [schaderegelaar] , [kennis van geïntimeerde] , [buurman van geïntimeerde] , [buurvrouw van geïntimeerde] , [zoon 1 van geïntimeerde] , [zoon 2 van geïntimeerde] en [geïntimeerde] . In contra-enquête heeft [geïntimeerde] [medewerker van Vluchtelingenwerk] en [baas van zoon 1 van geïntimeerde] als getuigen voorgebracht.
7.2.
De raadsheer-commissaris ten overstaan van wie Delta Lloyd de eerste vier van genoemde zeven getuigen in enquête heeft doen horen, wijst dit arrest niet mee vanwege zijn vertrek bij het hof.
7.3.1.
Getuige [schaderegelaar] (hierna “ [schaderegelaar] ”) heeft verklaard medio 2009 als schaderegelaar werkzaam te zijn geweest bij Acura Assuradeuren, destijds gevolmachtigd agent voor Delta Lloyd. [schaderegelaar] behandelde de schades die onder de verzekeringen van Delta Lloyd vielen. [schaderegelaar] heeft aan de hand van een digitaal aangemaakte, op 27 mei 2009 gedateerde notitie van een telefoongesprek verklaard te hebben gesproken met een persoon die zich [geïntimeerde] noemde. [schaderegelaar] heeft daarbij naar voren gebracht zich niet meer te herinneren wat er precies is besproken tijdens dit gesprek, maar de strekking daarvan nog wel te weten: genoemde persoon meldde dat hagel schade had toegebracht aan de verzekerde auto en vroeg of deze schade onder de dekking van de ten behoeve van de auto gesloten verzekering viel. [schaderegelaar] heeft naar zijn verklaring de gespreksnotitie direct nadat het gesprek was gevoerd opgesteld. Volgens [schaderegelaar] kan de datum van deze gespreksnotitie niet zijn gewijzigd. De inhoud daarvan kan wel zijn veranderd.
7.3.2.
Een zogenaamd screenshot van genoemde gespreksnotitie is aan het proces-verbaal gehecht. De tekst van deze (al eerder bij productie 4 inleidende dagvaarding in de procedure gebrachte) notitie luidt als volgt:
“VN heeft hagelschade opgelopen aan zijn voertuig door de storm van de nacht van 25.05.2009. Aangegeven dat wij helaas niets voor hem kunnen betekenen daar hij uitsluitend een WA dekking heeft op zijn auto.”
7.3.3.
Getuige [buurman van geïntimeerde] (hierna “ [buurman van geïntimeerde] ”) heeft verklaard dat de auto van [geïntimeerde] hagelschade heeft opgelopen bij de hagelbui in [woonplaats] van 25 mei 2009. [buurman van geïntimeerde] was op deze datum buurman van [geïntimeerde] . Hij heeft deze schade in de dagen dan wel weken na 25 mei 2009 op enig moment voor het eerst gezien. Getuige [buurvrouw van geïntimeerde] (hierna “ [buurvrouw van geïntimeerde] ”), de echtgenote van [buurman van geïntimeerde] naar het hof uit de dossierstukken begrijpt, heeft verklaard dat de auto van [geïntimeerde] door de hagelbui van 25 mei 2009 is beschadigd. Zij heeft verder verklaard dat zij meent deze schade nog op dezelfde dag te hebben gezien. Beide getuigen hebben verklaard een (zeer) slechte verstandhouding te hebben met [geïntimeerde] .
7.3.4.
Getuige [kennis van geïntimeerde] (hierna “ [kennis van geïntimeerde] ”) kent de familie [familie geïntimeerde] uit het AZC [plaats] . Zij heeft verklaard de familie [familie geïntimeerde] te hebben uitgenodigd voor een bezoek in haar nieuwe woning in [plaats] . De heer en mevrouw [familie geïntimeerde] (naar het hof begrijpt [geïntimeerde] en zijn echtgenote) hebben een aantal maanden na december 2008 [kennis van geïntimeerde] in haar nieuwe woning in [plaats] bezocht. Zij hebben toen daar gelogeerd. Mevrouw [vrouw van geïntimeerde] heeft volgens [kennis van geïntimeerde] na dit bezoek per telefoon aan [kennis van geïntimeerde] verteld dat er in hun woonplaats een hagelbui was geweest, waarbij tuinmeubilair en ramen van hun woning kapot waren gegaan. Naar de verklaring van [kennis van geïntimeerde] was de auto van de familie [familie geïntimeerde] vanwege de logeerpartij in [plaats] onbeschadigd gebleven.
7.3.5.
[geïntimeerde] heeft als door Delta Lloyd opgeroepen getuige verklaard op 25 mei 2009 met zijn auto tussen 15.00 uur en 16.00 uur van zijn woning te zijn vertrokken met zijn echtgenote en zijn drie kinderen. Zij gingen op bezoek bij een kennis in [plaats] die [geïntimeerde] uit het AZC kende en die een nieuwe woning had betrokken. Op 26 mei 2009 zijn zij om 8.30 uur weer teruggekeerd uit [plaats] . Toen [geïntimeerde] thuis kwam, bleek hij schade te hebben opgelopen in zijn achtertuin. Ter zake de schade aan zijn tuinmeubelen heeft [geïntimeerde] vervolgens een claim ingediend bij de verzekering, maar er volgde geen uitkering. [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij slechts eenmaal een schadeclaim heeft ingediend betreffende zijn auto. Deze claim betrof hagelschade die de auto had opgelopen tijdens een autorit die zijn zoon [zoon 1 van geïntimeerde] in 2010 naar Polen heeft gemaakt. [zoon 1 van geïntimeerde] , die in 2008 zijn rijbewijs heeft gehaald, had de bij aankoop van de auto gesloten autoverzekering uitgebreid naar een verzekering die beter bij de familie paste, een zogenaamde WA-Plus verzekering. De bij de aankoop van de auto gesloten verzekering was een minimale verzekering. [geïntimeerde] begreep het verschil in verzekeringen toen niet goed, aldus [geïntimeerde] .
7.3.6.
Getuige [zoon 1 van geïntimeerde] (hierna “ [zoon 1 van geïntimeerde] ”) is een zoon van [geïntimeerde] . Hij heeft verklaard dat de Opel Vectra van zijn vader hagelschade heeft opgelopen tijdens een autorit naar Polen in 2010. [zoon 1 van geïntimeerde] bestuurde toen de auto. Hij bracht spullen naar zijn stageverblijf aldaar en kwam onderweg naar zijn verklaring in een flinke hagelbui terecht, waarbij de auto allemaal kleine deukjes opliep. [zoon 1 van geïntimeerde] had eerder de autoverzekering uitgebreid, omdat hij vaker met de auto op pad ging en daarbij ook naar het buitenland ging. Bij vertrek naar Polen vertoonde de auto nog geen deukjes. De auto was in goede staat en had alleen wat kleine gebruiksbeschadigingen. Volgens [zoon 1 van geïntimeerde] had de auto bij de hagelbui in [woonplaats] geen schade opgelopen. Na uitzoekwerk achteraf (het hof begrijpt: in het kader van onderhavig geschil) is gebleken dat de familie [familie geïntimeerde] op de dag van de hagelbui in [woonplaats] in mei 2009 in [plaats] was, zo heeft [zoon 1 van geïntimeerde] ten slotte nog verklaard.
7.3.7.
Getuige [zoon 2 van geïntimeerde] (hierna “ [zoon 2 van geïntimeerde] ”), eveneens een zoon van [geïntimeerde] , heeft bevestigd dat de auto van [geïntimeerde] schade heeft opgelopen toen [zoon 1 van geïntimeerde] daarmee naar Polen reed en in een hagelbui terecht kwam. Bij terugkomst van de auto uit Polen heeft [zoon 2 van geïntimeerde] over de hele auto kuiltjes waargenomen. De auto had voorafgaand aan deze rit geen schade opgelopen, op wat kleine bumperschade na. Tijdens een eerdere hagelbui in [woonplaats] was het gezin van [geïntimeerde] in [plaats] met de auto. Deze hagelbui heeft de tuinmeubelen volledig verwoest. Bij aankoop van de auto werd een standaard WA-verzekering geadviseerd. [zoon 1 van geïntimeerde] heeft later het initiatief genomen deze verzekering om te zetten in een WA-Plus verzekering. Dit leek verstandig, omdat [zoon 1 van geïntimeerde] veel met de auto op weg was. Het prijsverschil is daarbij meegewogen. [zoon 2 van geïntimeerde] kan zich naar zijn verklaring niet meer herinneren of hij het door hem verklaarde betreffende de wijziging van de autoverzekering destijds reeds heeft vernomen of pas op een later moment.
7.3.8.
Getuige [medewerker van Vluchtelingenwerk] (hierna “ [medewerker van Vluchtelingenwerk] ”) kent de familie [familie geïntimeerde] via Vluchtelingenwerk. Zij heeft de familie [familie geïntimeerde] geholpen met hun papieren, huisvesting e.d.. Zij heeft verklaard de auto van [geïntimeerde] nooit zorgvuldig te hebben bekeken. Ernstige schade zou haar volgens haar verklaring wel zijn opgevallen. Op enig moment heeft [medewerker van Vluchtelingenwerk] gehoord dat [zoon 1 van geïntimeerde] schade aan de auto had opgelopen. [zoon 1 van geïntimeerde] was op reis naar Polen in noodweer terecht gekomen. Er waren grote hagelstenen op het dak van de auto gevallen, waardoor grote butsen waren ontstaan. [medewerker van Vluchtelingenwerk] heeft zelf deze schade nooit gezien. Het voorval in Polen heeft plaatsgevonden na de
“hageltoestand”in [woonplaats] , waar [medewerker van Vluchtelingenwerk] zelf ook mee te maken heeft gehad, omdat zij in de omgeving van [woonplaats] woont. Zij heeft toen van de familie [familie geïntimeerde] gehoord dat zij schade hadden in de tuin en aan een luifel, maar haar is toen niets verteld over schade aan de auto. Volgens [medewerker van Vluchtelingenwerk] zou zij dit laatste wel hebben gehoord als dat het geval was geweest.
7.3.9.
Getuige [baas van zoon 1 van geïntimeerde] (hierna “ [baas van zoon 1 van geïntimeerde] ”) is eigenaresse van een uienverwerkingsbedrijf. Naar haar verklaring werkt [zoon 1 van geïntimeerde] al jaren voor haar bedrijf. [baas van zoon 1 van geïntimeerde] kent ook de familieleden van [zoon 1 van geïntimeerde] . [zoon 1 van geïntimeerde] is naar Polen gereisd om daar een stage te lopen in een vestiging van het bedrijf van [baas van zoon 1 van geïntimeerde] . Toen hij terugkwam van een reis naar Polen, heeft hij [baas van zoon 1 van geïntimeerde] opvallende hagelschade aan de auto laten zien. [baas van zoon 1 van geïntimeerde] zag overal deuken, kleine putjes. [baas van zoon 1 van geïntimeerde] had deze Opel Vectra al vaak eerder gezien. [zoon 1 van geïntimeerde] kwam voorafgaand aan zijn reis naar Polen wekelijks met deze auto op het bedrijf van [baas van zoon 1 van geïntimeerde] . De staat van de auto was steeds goed. [baas van zoon 1 van geïntimeerde] heeft voor de hagelschade nooit eerdere schade aan de auto gezien, aldus [baas van zoon 1 van geïntimeerde] .
7.3.10.
Delta Lloyd heeft bij de door haar genomen memorie na enquête onder meer nog gewezen op het feit dat [geïntimeerde] zijn opstal en inboedel elders had verzekerd en dat bij de schademelding in augustus 2010 is meegedeeld dat [geïntimeerde] zelf de schade zou hebben opgelopen. Ook heeft Delta Lloyd nog rapporten van de weersomstandigheden in het gebied waar [zoon 1 van geïntimeerde] op 6 augustus 2010 zou hebben moeten gereden. Daaruit blijkt slechts van regen, maar niet van hagelbuien.
7.4.
Het hof komt evenals de rechtbank tot het oordeel dat Delta Lloyd in beginsel voldoende heeft aangedragen als bewijs van het probandum, maar dat hier voldoende tegenbewijs tegenover staat om dit te ontzenuwen. De door [kennis van geïntimeerde] , [geïntimeerde] , [zoon 1 van geïntimeerde] , [zoon 2 van geïntimeerde] , [medewerker van Vluchtelingenwerk] en [baas van zoon 1 van geïntimeerde] afgelegde verklaringen ondersteunen alle in meerdere of mindere mate de stelling dat de auto niet beschadigd is geraakt bij de hagelbui in [woonplaats] op 25 mei 2009. Deze verklaringen zijn zowel op zichzelf als in onderling verband consistent. Gelet hierop en op de diversiteit van de getuigen, acht het hof genoemde verklaringen geloofwaardig en is het hof van oordeel dat zij voldoende tegenbewijs vormen tegenover de door Delta Lloyd aangedragen bewijsmiddelen. Dat een aantal specifieke punten, zoals de aanwezigheid van de onder 7.3.2. vermelde gespreksnotitie niet in deze verklaringen aan de orde zijn gekomen en dat de vragen die het bestaan van deze gespreksnotitie oproepen, onopgehelderd blijven, doet hieraan niet af. Hetzelfde geldt voor de onder 7.3.10. vermelde omstandigheden. Delta Lloyd is daarom niet in haar bewijsopdracht geslaagd.
7.5.
Uit het bovenstaande volgt dat de grieven falen. Het bestreden vonnis van 31 juli 2013 zal derhalve worden bekrachtigd. Delta Lloyd zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep.

8.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep van 31 juli 2013;
veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 299 aan verschotten (griffierecht) en € 1.896 aan kosten advocaat;
verklaart deze veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, E.K. Veldhuijzen van Zanten en H.E.G. van der Flier en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 augustus 2015.
griffier rolraadsheer