In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een arbeidsrechtelijk geschil tussen Highways Holland B.V. en een Roemeense werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De procedure volgde op eerdere tussenarresten van het hof en betrof de vraag of [geïntimeerde] tijdig een deskundigenverklaring had overgelegd in het kader van zijn arbeidsongeschiktheid. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] niet voldoende had onderbouwd waarom hij de benodigde verklaring niet bij de inleidende dagvaarding had overgelegd, ondanks dat deze al beschikbaar was. Het hof verwierp het verweer van Highways dat de akte na tussenarrest van [geïntimeerde] buiten beschouwing moest worden gelaten. Het hof concludeerde dat de overgelegde EU-standaardformulieren in beginsel voldeden aan de eisen van artikel 7:629a BW, maar dat [geïntimeerde] niet had aangetoond dat hij deze tijdig had ingediend. Uiteindelijk bekrachtigde het hof het bestreden vonnis van de rechtbank en veroordeelde Highways in de proceskosten van het principaal hoger beroep, terwijl [geïntimeerde] in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep werd veroordeeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 juli 2015.