Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 827526, rolnr. 12-11707)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- Partijen zijn vervolgens per 1 november 2008 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. In deze – in de Engelse taal opgestelde – arbeidsovereenkomst ontbreekt een bepaling die betrekking heeft op vakantiebijslag. Wel had [geïntimeerde] op basis van deze arbeidsovereenkomst recht op een maandelijkse commissie, bestaande uit een percentage van de netto winst van de betreffende maand, mits die netto winst hoger was dan € 7.000,-;
- Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de personeelsregeling ‘Highways commission standard terms and conditions’ van toepassing. In artikel 5.1 van deze regeling is bepaald op welke wijze de netto winst wordt vastgesteld waarover de commissie wordt berekend. In het artikel worden de kosten opgesomd die in mindering moeten worden gebracht op de omzet om deze netto winst vast te stellen;
- De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst is per 24 augustus 2010 geëindigd.
eerste twee grievenlegt Highways de toewijsbaarheid van de door [geïntimeerde] gevorderde vakantiebijslag en – in het verlengde daarvan – van de gevorderde wettelijke verhoging aan het hof ter beoordeling voor. Highways voert in dat kader aan dat de overgelegde arbeidsovereenkomst in de Nederlandse taal feitelijk niet in gebruik is geweest tussen partijen en dat deze slechts is opgesteld als standaardcontract om te versturen naar het UWV ten behoeve van het verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning. Tussen partijen gold, aldus Highways, enkel de Engelstalige arbeidsovereenkomst van 1 november 2008 die [geïntimeerde] als productie 2 bij de inleidende dagvaarding heeft overgelegd. Highways betwist dat zij aan [geïntimeerde] nog vakantiebijslag is verschuldigd. Volgens haar was de vakantiebijslag al in het maandelijkse salaris van [geïntimeerde] verwerkt en is dit op grond van artikel 17 lid 2 WMM toegestaan.
derde griefvan Highways is gericht tegen de afwijzing door de kantonrechter van haar vordering in reconventie om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van
eerste griefvan [geïntimeerde] heeft betrekking op zijn vordering tot betaling van het bedrag van € 3.679,19 ter zake van de commissie over de jaren 2008 tot en met 2010, alsmede de wettelijke verhoging en wettelijke rente over dat bedrag. [geïntimeerde] is van mening dat uit de in de inleidende dagvaarding weergegeven berekening en de als productie 7 bij de inleidende dagvaarding overgelegde omzetcijfers blijkt dat hij wel degelijk aanspraak heeft op voornoemd bedrag.
tweede griefkomt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing door de kantonrechter van zijn vordering tot betaling van een bedrag van € 626,- ter zake van negen ingehouden niet genoten vakantiedagen en een bedrag van € 1.170,05 bruto ter zake van zijn salaris over augustus 2010, alsmede de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover.