In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 19 februari 2014 de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst heeft bevestigd. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 234.171 is opgelegd. Belanghebbende heeft in zijn aangifte een lager inkomen van € 55.094 opgegeven en stelt dat hij recht heeft op zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan om het grotendeels-criterium voor de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling te kunnen toepassen. Daarnaast wordt het gebruikelijk loon van belanghebbende, dat door de Inspecteur op € 60.000 is vastgesteld, niet als te hoog beoordeeld. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 9 juli 2015.