ECLI:NL:GHSHE:2015:2143

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
HR 200.154.912-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de wettelijke schuldsaneringsregeling na afloop van de reguliere termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellante. De zaak betreft een verzoek tot verlenging van de schuldsaneringsregeling, die oorspronkelijk was beëindigd. De appellante had in de tussenliggende periode voldaan aan haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, ondanks dat de reguliere looptijd was verstreken. Het hof heeft in eerdere arresten, waaronder een tussenarrest van 16 oktober 2014, de vraag aan de Hoge Raad voorgelegd of verlenging van de termijn mogelijk is na beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad heeft deze vraag bevestigend beantwoord in een arrest van 10 oktober 2014, waardoor het hof nu in staat was om de verlenging te overwegen.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellante in voldoende mate heeft gesolliciteerd en aan haar verplichtingen heeft voldaan, wat heeft geleid tot de beslissing om de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 18 maanden te verlengen, tot en met 18 december 2016. Het hof heeft daarbij benadrukt dat de appellante onverkort en tijdig aan alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling moet blijven voldoen. De uitspraak vernietigt het eerdere vonnis en bevestigt de verlenging van de schuldsaneringsregeling, waarbij de verplichtingen onverminderd doorlopen. Het hof heeft de zaak in het openbaar behandeld en de uitspraak is gedaan door een collegiaal hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 11 juni 2015
Zaaknummer : HR 200.154.912/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/11/349 R
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. J.H. Smeets.

5.Het tussenarrest van 16 oktober 2014

Bij dit arrest heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden in verband met het navolgende. Het hof had bij arrest van 20 maart 2014 in een andere zaak (HV 200.140.979/01, ECLI:NL:GHSHE:2014:1474) aan de Hoge Raad onder meer de prejudiciële vraag voorgelegd of verlenging van de termijn ex artikel 349a Fw mogelijk is indien de in artikel 349a lid 1 Fw bedoelde termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling reeds is beëindigd. Die vraag was ten tijde van het wijzen van het tussenarrest nog niet door de Hoge Raad beantwoord. In het tussenarrest heeft het hof [appellante] er voorts nadrukkelijk op gewezen dat zij in de tussenliggende periode onverkort en tijdig aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen diende te (blijven) voldoen.

6.De verdere loop van de procedure

Het hof heeft inmiddels kennisgenomen van het arrest van de Hoge Raad van 10 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2935). De inhoud van dat arrest komt, voor zover in deze zaak van belang, onder de beoordeling aan de orde. Voorts heeft het hof kennisgenomen van het inlichtingenformulier met bijlage (een brief) van de advocaat van [appellante] d.d. 5 mei 2015 alsmede van de brief van de bewindvoerder d.d. 22 april 2015.

7.De beoordeling

7.1.
Op 16 oktober 2014 is door het hof onder meer overwogen dat gelet op de inhoud van de processtukken en op hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep door en namens [appellante] en de bewindvoerder naar voren was gebracht een schone lei op dat moment nog niet aan de orde was, maar dat, indien verlenging van de termijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling mogelijk zou zijn op het moment dat de reguliere termijn van de schuldsaneringsregeling is verstreken, het hof in beginsel zou kunnen overwegen de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellante] te verlengen om haar daarmee de mogelijkheid te bieden om tijdens deze verlenging de voor haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht alsnog naar behoren, dat wil zeggen conform artikel 3.5 van de Recofa-richtlijnen, na te komen.
7.2.
Inmiddels is door beantwoording van de prejudiciële vraag duidelijk dat verlenging van de schuldsaneringstermijn in een dergelijk geval ook na afloop van de in artikel 349a lid 1 Fw genoemde termijn mogelijk is.
7.3.
Op grond van de brief van de bewindvoerder van 22 april 2015 en de op 25 mei 2015 door de advocaat van [appellante] ingezonden brief acht het hof het voldoende aannemelijk dat [appellante] inmiddels in voldoende mate solliciteert, dat [appellante] de bewijzen van deze sollicitaties tijdig aan de bewindvoerder doet toekomen, dat [appellante] staat ingeschreven bij uitzendbureaus en dat [appellante] sinds begin 2015 naast haar dienstbetrekking bij [dienstbetrekking] ook een baan als postbezorgster bij Postco heeft. Hoewel het aantal uren nog minimaal is heeft zij in ieder geval (al) wel twee dienstbetrekkingen. Het hof betrekt ook deze gedragingen van de schuldenaar tussen het einde van de in artikel 349a lid 1 Fw genoemde termijn van drie jaar en de onderhavige beslissing bij zijn oordeel omtrent de al eerder door [appellante] verzochte verlenging. Gelet op al het voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellante] kan worden verlengd.
7.2.
Wat betreft de duur van de verlenging overweegt het hof het volgende. De Hoge Raad heeft beslist dat de verplichtingen die op grond van de tweede afdeling van titel III Fw voor de schuldenaar voortvloeien uit de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet gelden in de periode die is gelegen tussen het moment waarom de termijn van artikel 349a lid 1 Fw afloopt en het moment waarom onherroepelijk is beslist omtrent de verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling. Het hof had echter in afwachting van het arrest van de Hoge Raad bepaald dat het [appellante] in de tussentijd wel aan de verplichtingen uit de schuldsanering gebonden achtte en [appellante] heeft zich daar ook naar gedragen. Voorts rekening houdend met het feit dat [appellante] gedurende de reeds verstreken reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling feitelijk slechts voor een periode van ongeveer een half jaar de voor haar hieruit voortvloeiende kernverplichtingen naar behoren is nagekomen, zal het hof dan ook, mede vanwege het bij [appellante] gewekte vertrouwen door de hierboven weergegeven instructie door het hof voor de periode waarin de prejudiciële vraag ter beantwoording voorlag, bepalen dat de duur van de schuldsaneringsregeling wordt verlengd met een termijn van 18 maanden, in casu tot en met 18 december 2016. Reeds gelet op de aard en duur van de tekortkomingen acht het hof daarbij een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling voor een kortere periode, zoals door de advocaat van [appellante] bij brief van 5 mei 2015 is verzocht, onvoldoende.
7.3.
Het hof zal derhalve beslissen dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, en de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden verlengd tot en met 18 december 2016, waarbij alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, meer in het bijzonder doch niet uitsluitend de sollicitatieplicht, door [appellante] onverkort en tijdig en in voorkomend geval spontaan dienen te worden nagekomen

8.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
bepaalt dat de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden verlengd tot en met
18 december 2016;
bepaalt dat de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen tijdens de verlenging onverminderd zullen doorlopen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.J.M. Bongaarts, L.Th.L.G. Pellis en A.J. Coster en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2015.