Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2014;
- de dagvaarding tot voortprocederen van Reaal van 17 juli 2014;
- de memorie na verwijzing van Reaal met één productie;
- de memorie van antwoord na verwijzing van de gemeente met drie producties;
- het pleidooi van 23 april 2015, waarbij voor Reaal gepleit is door mrs. A.T. Stevens en P.C. Knijp en voor de gemeente door mr. A.S. Kroes, en waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd. Reaal heeft enkele dagen voor de zitting een rapport van Royal HaskoningDHV van 15 april 2015 overgelegd, dat door het hof met verwerping van de bezwaren tegen de late indiening van de zijde van de gemeente, als processtuk is geaccepteerd.
2.De verdere beoordeling
astelt Reaal dat zij aangevoerd heeft
- i) dat zich tussen de rijbaan en de grasbetonklinkers een richel van 3-6 cm breed en 7-8 cm diep bevond,
- ii) dat de berm een veilige uitwijkmogelijkheid voor weggebruikers dient te bieden, zie het CROW-Handboek,
- iii) dat de berm zeker voor (race)fietsers geen veilige uitwijkmogelijkheid bood, waarbij geldt dat de weg, zoals de gemeente bekend is, frequent door (o.a.) zwaar landbouwverkeer en (race)fietsers wordt gebruikt
- iv) dat de berm dus onveilig was voor weggebruikers, althans (race)fietsers,
- v) dat de gemeente als wegbeheerder op relatief eenvoudige wijze maatregelen ter voorkoming van dit gevaar had kunnen treffen, bijvoorbeeld door de grasbetonklinkers dichter tegen de weg aan te plaatsen of de richel op te vullen.
bvoert Reaal, kort weergegeven, aan dat mede van belang is welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn, maar dat dat niet de beslissende of centrale omstandigheid is en dat Reaal op dat punt voldoende gesteld heeft.
cstelt Reaal dat de stelplicht op de gemeente rust nu het gaat om feiten en omstandigheden die zich in het domein van de gemeente bevinden, en dat van Reaal geen nadere onderbouwing kon worden gevergd nu de gemeente haar stelling dat zij onvoldoende capaciteit en financiële middelen heeft, niet heeft onderbouwd. Sub
dstelt Reaal dat zij wél heeft gesteld dat de gemeente een concrete norm heeft geschonden, namelijk de ongeschreven veiligheidsnorm dat de berm van een weg een veilige uitwijkmogelijkheid voor weggebruikers dient te bieden. Daarbij komt mede betekenis toe aan het CROW-Handboek. Sub
ekomt Reaal op tegen het oordeel van het hof dat de aanwezigheid van de richel geen gebrek als bedoeld in art. 6:174 BW oplevert.
- dat de aansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder dient te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven van het arrest HR 17 december 2010, LJN BN6236,
- dat voor de toepassing van art. 6:174 BW onder een openbare weg mede de daarbij behorende berm dient te worden begrepen,
- dat de enkele omstandigheid dat de richel gevaar voor (race)fietsers opleverde, nog niet betekent dat de weg niet voldeed aan de eisen die men onder de gegeven omstandigheden daaraan mocht stellen.
geen enkelevoorzorgsmaatregel getroffen, zodat haar beroep op het plotsklaps kunnen ontstaan van een richel geen doel treft. Nu de gemeente geen enkele voorzorgsmaatregel heeft getroffen heeft zij de op haar rustende verplichtingen op grond van art. 6:174 BW overtreden en is zij aansprakelijk voor de daardoor bij [betrokkene] ontstane schade. Voor die schade is zij, met Reaal als WAM-verzekeraar van de vrachtwagen, hoofdelijk aansprakelijk.
3.De uitspraak
35%van hetgeen Reaal naar aanleiding van de procedure in de hoofdzaak aan [betrokkene] heeft moeten voldoen en nog zal moeten voldoen;