Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
behandelend advocaat: mr. J.D. Holthuis,
behandelend advocaat: mr. R. Wigman,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. / rolnr. C/02/254790 / HA ZA 12-663)
2.Het geding in hoger beroep
- het exploot van dagvaarding in hoger beroep van 3 oktober 2013;
- de memorie van grieven tevens akte wijziging van eis, met producties (welke producties enkelzijdig waren gekopieerd dan wel in onjuiste volgorde overgelegd, welke producties echter reeds in het geding in eerste aanleg ook volledig zijn overgelegd);
- de memorie van antwoord met producties;
- brief van 5 augustus 2014 van mr. Holthuis ten behoeve van het pleidooi, met als bijlagen declaraties en urenspecificaties;
- brief van 5 augustus van mr Reinders Folmer ten behoeve van het pleidooi, met als bijlagen een urenspecificatie en een specificatie van het honorarium;
- het pleidooi van 7 augustus 2014, alwaar partijen hun standpunten mondeling hebben laten bepleiten en toelichten door hun behandelend advocaten, beiden onder overlegging van pleitnotities welke bij de stukken zijn gevoegd.
3.De wijziging van eis en de gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Op 20 september 2010 heeft hij bij [appellant] geïnformeerd of de filmrechten van zijn boeken nog beschikbaar zijn. [appellant] heeft die vraag bevestigend beantwoord. Daarna heeft [appellant] aan [eigenaar van Producties B.V.] zijn boek “[roman 2]” en zijn treatment toegezonden.
Bij deze het script van [scriptnaam] (roepnaam [roepnaam scriptnaam]), [scriptnaam]! Een echtscheidingsdrama als Kramer versus Kramer (rauwer dan [auteur 1], heter dan [auteur 2]) misschien kunnen we er een boek van maken. K draai de film in Februari/Maart en hij komt in t najaar in de bioscoop. Met de telegraaf gaan we flink herrie maken aangezien ze partner zijn! K hoor graag of jullie mogelijkheden zien voor een super samenwerking”.
nog gerealiseerd gaat worden is er voor NL Film zakelijk geen mogelijkheid om verder te gaan met het project op basis van het boek van [appellant]. (…)”
In het vonnis stelde de voorzieningenrechter voorop dat het enkele idee van het schrijven van een al dan niet eigen verhaal over een echtscheiding en de daaraan verwante problematiek al snel leidt tot voor de hand liggende keuzes waardoor in zoverre weinig betekenis toekwam aan de overeenstemming tussen de boeken en het filmscript voor de beoordeling van de vraag of het overgelegde filmscript inbreuk maakt op de auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van [appellant]. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kwam evenwel aan de oorspronkelijke uitwerking van dat idee in de boeken auteursrechtelijke bescherming toe, waarna de voorzieningenrechter na een vergelijking van de door [appellant] gestelde (37) punten van overeenstemming en de door [producties] Producties gestelde (9) punten van verschil het volgende heeft overwogen:
Dat het filmscript is geschreven door [scriptschrijver 2] en [eigenaar van Producties B.V.], laat overigens onverlet dat blijkens de titelpagina het in het geding gebracht filmscript “[scriptnaam], Roepnaam [roepnaam scriptnaam] (werktitel) [scriptnaam]” (versie 7, september 2011) – kennelijk – door hen is geschreven in opdracht van [producties] Producties en onder haar (eind)verantwoordelijkheid
als (auteurs)rechthebbende “© [Filmprodukties BV] Filmproducties BV - 2011” is vervaardigd, openbaar gemaakt en uitgebracht. Bij zijn beoordeling van de inbreukvraag en overeenstemmingsvraag als bedoeld in art. 13 Aw gaat het hof daarom dan in het vervolg ervan uit dat het filmscript van [producties] Producties is en onder haar (eind)verantwoordelijkheid is tot stand gekomen en verspreid door haar toezending van het filmscript aan, in ieder geval, FMB/Dutch Media en het Filmfonds (zie hiervóór in 4.1 onder xiii-xiv en xviii).
treatmentnu tegen r.o. 3.3 van het rechtbankvonnis in appel niet wordt opgekomen.
beroept zich niet, in elk geval niet meer op de auteursrechtelijke bescherming van de in de boeken uitgewerkte boodschap of levensles, het daarin gehanteerde genre (deels autobiografisch, deels fictie) en de daarin gebruikte schrijfstijl (rauwere en explicietere wijze van uitwerken van gebeurtenissen en gedachten).
Als de totaalindrukken niet overeenkomen, dient bezien te worden of desondanks sprake is van inbreuk omdat er wezenlijke elementen zijn overgenomen.
Voorts beziet het hof of en welke auteursrechtelijk beschermde elementen uit de boeken in het filmscript zijn overgenomen op een zodanige wijze dat de totaalindrukken overeenkomen, in die zin dat de beide werken te weinig verschillen maken voor het oordeel dat het filmscript als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt .
Om als auteursrechtelijk beschermd (element van een) werk te kunnen worden beschouwd, komt het daarom ook hier aan op de wijze waarop en de mate waarin (het idee voor) het echtscheidingsverhaal is uitgewerkt, en of die uitwerking door de maker ([appellant]) gekozen uitwerking van het verhaal in de opbouw, de karakters, voortgang en ontwikkeling en het plot in de verhaallijn van de boeken een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Alleen waar (elementen of trekken van) het werk auteursrechtelijke bescherming geniet(en), kan sprake zijn van verveelvoudiging in de zin van art. 13 Aw, als auteursrechtelijk beschermende elementen of trekken van het werk daaraan in het latere werk zijn ontleend, c.q. daaruit zijn overgenomen.
Toevallige gelijkenis tussen de uitwerking van (het idee van) het echtscheidingsverhaal in de boeken en in het filmscript brengt nog niet, als zodanig en zonder meer, mee dat sprake is van ontlening die kan worden aangemerkt als verveelvoudiging als bedoeld in art. 13 Aw.
In de procedures tussen ‘[personage regisseur]’ en ‘[vrouw 1]’ over het hoofdverblijf van de dochter wordt de vaderfiguur bijgestaan door een zwangere advocate
Op zijn werkplek heeft de vaderfiguur een vrouwelijke baas met wie hij eerst goed kan opschieten maar die hem ontslaat in de periode dat hij voor de dochter. Na advies van de Raad voor kinderbescherming om de dochter bij de vaderfiguur te laten blijven, beslist de rechtbank uiteindelijk tot toewijzing van de dochter aan de moederfiguur.
Het filmscript bevat filmscènes met eveneens flashbacks naar de jeugd van de vaderfiguur met ruzies tussen zijn ouders die leiden tot hun echtscheiding, en een flashback direct na de openingsscène met een sprong in de tijd (één jaar eerder) naar het moment dat de problemen voor de hoofdpersoon begonnen.
Het hof is echter van oordeel dat de uitwerkingen van de door [appellant] in ‘[roman 1]’ gekozen flashbacks naar de jeugd van de vaderfiguur met daarin beschreven, door de vaderfiguur als ruzies ervaren, dialogen tussen zijn ouders (die later van elkaar scheiden), en de flashback direct na de openingsscène naar het moment waarop de problemen voor de vaderfiguur als hoofdpersoon begonnen, wel een eigen oorspronkelijk karakter hebben en een persoonlijke stempel van de maker dragen, waardoor deze tezamen en in combinatie, in hun onderlinge samenhang gelezen en beschouwd, kwalificeren als eigen intellectuele schepping van [appellant], aan welke elementen uit de boeken auteursrechtelijke bescherming toekomt.
In het filmscript krijgt de vaderfiguur in de openingsscène in bijzijn van de dochter bij een onverwacht bezoek van zijn advocate te horen dat hij de rechtszaak heeft verloren waarna de vaderfiguur in bijzijn van de dochter in de gang lijkbleek tegen de muur zakt (filmscript, blz.4 en scene 118). Na de flashback naar het moment dat de problemen voor de vaderfiguur één jaar eerder begonnen, wordt de openingsscène kort herhaald en vervolgt de verhaallijn ook in het heden naar het einde van de film met de wetenschap dat de vaderfiguur en zijn dochter afscheid zullen moeten gaan nemen.
Voor de hiervoor aangehaalde auteursrechtelijk beschermde trekken geldt telkens ook dat de wijze waarop daaraan in het filmscript gestalte is gegeven, inbreuk maakt op het auteursrecht van [appellant], ongeacht verschillen van ondergeschikte aard.
Hetzelfde geldt voor de als productie 9 bij de memorie van antwoord overgelegde schriftelijke verklaring van Holland FM directeur [getuige], die slechts een bevestiging inhoudt van een jarenlange plezierige samenwerking met [eigenaar van Producties B.V.], en verder geen enkele verklaring bevat waarmee het vermoeden van bewuste of onbewuste ontlening van de punten van overeenstemming wordt weerlegd en ontzenuwd.
[producties] Producties maakt daartegen bezwaar. Het betreft voor een groot deel een herhaling van zetten uit de eerste aanleg. [producties] Producties verlangt matiging.
Aan honorarium in hoger beroep, tot aan het pleidooi, declareerde de advocaat € 22.401,50 excl. verschotten en excl. btw. Naar ’s hofs oordeel is het redelijk dat daarvan een deel groot € 12.500,-- ten laste van de wederpartij kan worden gebracht.
5.De uitspraak
M.E. Bruning en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 juni 2015.