ECLI:NL:GHSHE:2015:1891

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 mei 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
HD 200.156.742_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest na aanvullend deskundigenbericht over facturen accountantskantoor; geen sprake van valsheid in geschrifte; vordering over en weer m.b.t. vergoeding volledige proceskosten afgewezen

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2015, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure tussen de appellanten, bestaande uit Restaurant [X] B.V., Holding [X] B.V. en [appellante 1], en de geïntimeerde, Administratie- en Advieskantoor [AAV] B.V. De zaak is ontstaan uit een geschil over onbetaalde facturen die AAV aan de appellanten heeft gestuurd. AAV vorderde betaling van bedragen die volgens hen onbetaald waren gelaten door Restaurant [X] en de Holding. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van AAV toegewezen, maar de appellanten hebben in hoger beroep de beslissing aangevochten.

Het hof heeft in het incident, dat betrekking heeft op een verzoek om inzage in de boekhouding van AAV, de beslissing aangehouden totdat in de hoofdzaak duidelijkheid is verkregen over de noodzaak tot bewijslevering. De appellanten hebben betoogd dat AAV tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat zij schade hebben geleden als gevolg van wanprestatie en onrechtmatige daad. AAV heeft op haar beurt aangevoerd dat de vorderingen niet ontvankelijk zijn, onder andere omdat de vordering door middel van cessie is overgegaan naar een andere rechtspersoon.

Het hof heeft geoordeeld dat de appellanten in hun recht staan om AAV in hoger beroep te dagvaarden, ondanks de cessie. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van AAV, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhoudt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer en is een vervolg op een eerder tussenarrest van 18 november 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.156.742/01
arrest van 26 mei 2015
gewezen in het incident ex artikel 843a Rv in de zaak van

1.[appellante 1] ,wonende te [woonplaats] ,hierna aan te duiden als [appellante 1] ,

2.
Restaurant [X] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna aan te duiden als Restaurant [X] ,
3.
Holding [X] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna aan te duiden als de Holding,
appellanten in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [X] ,
advocaat: mr. S.H.O. Aben te Weert,
tegen
Administratie- en Advieskantoor [AAV] B.V
(voorheen genaamd [Y] Accountants B.V.),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als AAV,
advocaat: mr. J.J.H. Post te Barneveld,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 18 november 2014 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummers 2382961 \ CV EXPL 13-9781 en 2383937 \ CV EXPL 13-9780 gewezen vonnis van 2 juli 2014.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 18 november 2014 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 januari 2015;
  • de memorie van grieven, tevens houdende verzoek ex artikel 843a Rv, met producties en eiswijziging;
  • de incidentele antwoordconclusie met exceptie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

6.De beoordeling

In het incident
6.1.
[appellante 1] is enig aandeelhouder in de Holding. De Holding was enig aandeelhouder in Restaurant [X] . De besloten vennootschap Restaurant [X] is met ingang van 1 december 2014 ontbonden.
6.2.
AAV heeft vanaf 2005 werkzaamheden verricht voor Restaurant [X] en de Holding en daarvoor facturen aan hen toegezonden. Volgens AAV heeft Restaurant [X] een bedrag van € 14.402,01 in totaal onbetaald gelaten en de Holding een bedrag van € 7.247,52 in totaal. In eerste aanleg heeft AAV, na eiswijziging, gevorderd:
a. a) [appellante 1] (hoofdelijk) en Restaurant [X] te veroordelen tot betaling aan haar van voormeld bedrag van € 14.402,01, te vermeerderen met de contractuele rente ad 8% per jaar, althans de wettelijke handelsrente, vanaf 8 dagen na de betreffende factuurdata, althans vanaf de dag van dagvaarding.
b) [appellante 1] (hoofdelijk) en de Holding te veroordelen tot betaling aan haar van voormeld bedrag van € 7.247,52, te vermeerderen met de contractuele rente ad 8% per jaar, althans de wettelijke handelsrente, vanaf 8 dagen na de betreffende factuurdata, althans vanaf de dag van dagvaarding.
c) [appellante 1] (hoofdelijk) en Restaurant [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 820,47 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een door de kantonrechter naar billijkheid te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding, althans de dag van het vonnis.
d) De Holding te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 725,89 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een door de kantonrechter naar billijkheid te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding, althans de dag van het vonnis.
e) [appellante 1] , Restaurant [X] (hoofdelijk) en de Holding (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van de kosten die AAV in verband met de beslaglegging heeft gemaakt.
f) [appellante 1] , Restaurant [X] en de Holding hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.642,77 ter zake van gemaakte deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis.
6.3.
[X] heeft de vorderingen bestreden en in reconventie gevorderd te verklaren voor recht dat:
- AAV toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de onderhavige overeenkomst van opdracht met de Restaurant [X] en de Holding;
- AAV een toerekenbare onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW heeft gepleegd jegens [X] , althans jegens de Holding, althans jegens Restaurant [X] , althans jegens [appellante 1] ;
- AAV gehouden is schade te vergoeden die [X] ten gevolge van de hiervoor genoemde wanprestatie en onrechtmatige daad heeft geleden;
- de schade die [X] heeft geleden ten gevolge van voornoemde wanprestatie en/of onrechtmatige daad per 21 januari 2014 kan worden becijferd op een bedrag van € 15.779,16, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke handelsrente (subsidiair de wettelijke rente).
Voorts heeft [X] in reconventie gevorderd AAV te veroordelen tot betaling aan [X] , althans de Holding, althans Restaurant [X] , althans [appellante 1] , van een bedrag van € 15.779,16, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, vanaf de datum opeisbaarheid schade/schadeposten en AAV te veroordelen om binnen 48 uur na het vonnis alle beslagen op te heffen – zo nodig deze uit de kadastrale registers te doen uitschrijven – onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag of dagdeel dat AAV daarmee in gebreke blijft, althans dat de kantonrechter een zodanige beslissing neemt als hem juist voorkomt.
6.4.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis in conventie:
1) [appellante 1] hoofdelijk veroordeeld om aan AAV te betalen:
- een bedrag van € 14,402,01 en een bedrag van € 7.247,52, samen € 21.649,53, te vermeerderen met de contractuele rente ad 8% per jaar vanaf 10 september 2013;
- een bedrag van € 820,47 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2013.
2) Restaurant [X] veroordeeld om aan AAV te betalen:
- een bedrag van € 14.402,01, te vermeerderen met de contractuele rente ad 8% per jaar vanaf 27 augustus 2013;
- een bedrag van € 820,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2013.
3) De Holding veroordeeld om aan AAV te betalen:
- een bedrag van € 7.247,52, te vermeerderen met de contractuele rente ad 8% per jaar vanaf 27 augustus 2013;
- een bedrag van € 725,89 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2013.
4) [appellante 1] , Restaurant [X] en de Holding hoofdelijk veroordeeld om aan AAV te betalen een bedrag van € 4.642,77 ter zake gemaakte deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dagtekening vonnis.
In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen. Voorts heeft de kantonrechter in conventie en reconventie [appellante 1] , Restaurant [X] en de Holding veroordeeld in de proceskosten. Het meer of anders gevorderde heeft de kantonrechter afgewezen.
6.5.
AAV heeft bij akte van 9 juli 2014 haar vorderingen op [X] in geschil gecedeerd aan [S] Holding B.V.
6.6.
Bij appeldagvaarding van 25 september 2014 is [X] in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Ter rolle van 7 oktober 2014 is de zaak aangebracht.
6.7.
In de hoofdzaak heeft [X] in de memorie van grieven haar eis in reconventie gewijzigd in die zin dat zij het bedrag van haar vordering heeft verlaagd tot een bedrag van
€ 12.371,60 + PM en de formulering van de gevorderde verklaringen voor recht heeft gewijzigd. Zij vordert thans te verklaren voor recht dat:
- AAV toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Restaurant [X] en de Holding die voortvloeien uit de onderhavige overeenkomst van opdracht met Restaurant [X] en de Holding, zoals omschreven in de memorie van grieven onder C., en dat AAV uit dien hoofde aansprakelijk is voor de dientengevolge geleden en nog te lijden schade zijdens [X] althans zijdens Restaurant [X] en de Holding, althans zijdens de Holding, althans zijdens Restaurant [X] , althans zijdens [appellante 1] en gehouden is deze te vergoeden.
- AAV zich jegens [X] althans jegens Restaurant [X] en de Holding, althans jegens de Holding, althans jegens Restaurant [X] , althans jegens [appellante 1] onrechtmatig heeft gedragen ex artikel 6:162 BW, zoals omschreven in deze memorie onder C., en aansprakelijk is voor de dientengevolge geleden en te lijden schade zijdens [X] althans zijdens Restaurant [X] en de Holding, althans zijdens de Holding, althans zijdens Restaurant [X] , althans zijdens [appellante 1] en gehouden is deze te vergoeden.
- de schade die [X] , althans Restaurant [X] en de Holding, althans de Holding, althans Restaurant [X] , althans [appellante 1] hebben geleden ten gevolge van voornoemde wanprestatie en/of onrechtmatige daad kan worden becijferd op een bedrag van € 12.371,60 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke handelsrente (subsidiair de wettelijke rente) daarover vanaf datum van de opeisbaarheid van de schade/schadeposten tot de dag der algehele voldoening.
6.8.
In het incident vordert [X] overlegging door AAV van de volgende bescheiden uit de boekhouding/administratie van AAV die betrekking hebben op de voor [X] verrichte werkzaamheden:
- bankboek;
- inkoopfacturen;
- tijdregistraties uit het urenregistratiesysteem;
- kasboek;
- kopie btw aangiften en loonaangiften;
- grootboekkaarten
[X] heeft ter onderbouwing van haar incidentele vordering het volgende aangevoerd. AAV heeft geweigerd aan haar informatieplicht en haar plicht tot het afleggen van verantwoording te voldoen. Tevens heeft AAV geweigerd de (loon)administratie af te staan. Ten gevolge hiervan is [X] beperkt in het voeren van verweer tegen de vorderingen van AAV. Voorts heeft de kantonrechter in eerste aanleg op basis van het rapport van [accountants] Accountants overwogen dat niet aanstonds zou zijn gebleken dat de facturen volstrekt onjuist zijn en/of gegrond op niet gewerkte uren. Teneinde de onvolkomenheid van deze overweging aan te tonen is het noodzakelijk dat [X] inzage krijgt in de volledige boekhouding/administratie van AAV die betrekking heeft op de voor [X] verrichte werkzaamheden.
6.9.
AAV werpt in haar incidentele antwoordconclusie voor alle weren twee gronden op voor niet-ontvankelijkheid van [X] in al haar vorderingen, ook die met betrekking tot het incident. Als eerste grond voor niet-ontvankelijkheid voert AAV aan dat de vordering in geschil door middel van cessie is overgegaan van AAV naar [S] Holding B.V. AAV stelt dat de akte van cessie op 15 augustus 2014 en 18 november 2014 aan [X] is betekend. [X] was derhalve bekend met de cessie en heeft in hoger beroep de verkeerde rechtspersoon gedagvaard.
De tweede grond voor niet-ontvankelijkheid betreft alleen Restaurant [X] . AAV voert aan dat Restaurant [X] niet ontvankelijk is in haar vorderingen omdat zij per 1 december 2014 ontbonden is en geen bekende baten had op dat moment. Gelet op artikel 2:19 lid 4 BW is zij vanaf 1 december 2014 opgehouden te bestaan.
6.10.
Het hof overweegt naar aanleiding van de door AAV aangevoerde gronden voor niet-ontvankelijkheid als volgt.
De eerste grond faalt. Een rechtsmiddel dient in beginsel te worden ingesteld tegen de processuele wederpartij uit de vorige instantie. De partij die het rechtsmiddel aanwendt, heeft de vrijheid om naast die wederpartij diens rechtsopvolger in de volgende instantie te betrekken, maar is daartoe niet verplicht. Alleen wanneer de wederpartij ten tijde van het aanwenden van het rechtsmiddel niet meer bestaat, kan het rechtsmiddel uitsluitend tegen de rechtsopvolger worden ingesteld. (Vgl. HR 10 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9053) [X] heeft derhalve AAV in hoger beroep mogen dagvaarden.
6.11.
Met betrekking tot de tweede door AAV aangevoerde grond voor niet-ontvankelijkheid van Restaurant [X] zal het hof op dit moment nog geen oordeel geven, nu [X] nog niet op deze grond heeft kunnen reageren. Het hof zal [X] hier alsnog toe in de gelegenheid stellen. Daarnaast wordt door partijen gesteld dat Restaurant [X] per 1 december 2014 geen baten meer had, terwijl Restaurant [X] in de onderhavige procedure een vordering in reconventie heeft ingesteld, hetgeen op een potentiële baat kan duiden. Na de memorie van antwoord van AAV zal [X] op haar verzoek zich bij akte over het voorgaande kunnen uitlaten. Het hof zal vervolgens tegelijk met de hoofdzaak beslissen.
6.12.
Met betrekking tot de vordering in het incident overweegt het hof verder als volgt. Gelet op het voorgaande is nog onduidelijk of Restaurant [X] ontvankelijk is in het incident. Voorts acht het hof het ook vanwege proceseconomische redenen wenselijk dat eerst in de hoofdzaak duidelijk wordt of en in hoeverre een bewijsopdracht zal worden verstrekt, alvorens het hof een beslissing neemt in het incident. Het hof zal de beslissing op het incident aanhouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist over de (noodzaak tot) bewijslevering.
In de hoofdzaak
6.13.
Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van AAV.

7.De uitspraak

Het hof:
in het incident:
houdt de beslissing aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist over de (noodzaak tot) bewijslevering;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 7 juli 2015 voor memorie van antwoord aan de zijde van AAV;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 mei 2015.
griffier rolraadsheer