In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de termijn van de schuldsanering voor appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], die onder beschermingsbewind stonden. De zaak betreft de vraag of de termijn van de schuldsanering kan worden verlengd na het verstrijken van de wettelijke termijn, en welke rol goed gedrag van de schuldenaren hierin speelt. Het hof heeft eerder, in een tussenarrest van 18 september 2014, de appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep en de behandeling van de zaak pro forma aangehouden. Dit was gebaseerd op de gang van zaken rondom de nieuwe schuld aan VGZ en de invulling van de sollicitatieplicht door de appellanten. De Hoge Raad heeft op 10 oktober 2014 een prejudiciële vraag beantwoord, waaruit bleek dat verlenging van de schuldsaneringstermijn ook na afloop van de wettelijke termijn mogelijk is. Het hof heeft vastgesteld dat appellanten sinds oktober 2014 voldoende hebben gesolliciteerd en hun betalingsverplichtingen aan VGZ zijn nagekomen. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de termijn van de schuldsanering met 12 maanden te verlengen, tot 2 mei 2016. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Oost-Brabant voor de voortzetting van de schuldsanering.