Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
,
1.Ontstaan en loop van het geding
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, alsmede de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd en vergoeding van griffierecht en proceskosten gelast.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A], als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door de heer [B], vereffenaar en voormalig bestuurder van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C], mevrouw [D] en mevrouw [E].
2.Feiten
Op 9 februari 2010 heeft de Inspecteur over deze aangifte aan de Stichting vragen gesteld. De gevraagde gegevens zijn, na een rappel van 4 mei 2010, door hem ontvangen.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot niet‑ontvankelijkheid van het beroep, dan wel ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van de uitspraken op bezwaar.
4.Gronden
Belanghebbende stelt dat de Inspecteur tekort is geschoten in voornoemde onderzoekplicht.
Zo al moet worden aangenomen, zoals belanghebbende stelt, dat de onder 2.3 vermelde gegevens omtrent de pensioenoverdracht zouden zijn bemerkt bij een controle van de aangifte door de Inspecteur, dan nog zou de Inspecteur niet behoeven te twijfelen aan de juistheid van de aangifte, nu immers, gelet op de onder 4.9 door de Inspecteur gegeven aannemelijke verklaringen voor de toename van de post “Lonen en salarissen” en de afname van de pensioenvoorziening met de schuld aan de Stichting, de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist waren. Deze mogelijkheid wordt, anders dan belanghebbende meent, juist versterkt door de omstandigheid, dat de onder 2.3 en 2.4 genoemde gegevens door belanghebbende in de aangifte zijn opgenomen.
Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen, dat op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur de navorderingsaanslag vernietigd moet worden, wijst het Hof dit beroep af. Niet gebleken is dat de Inspecteur in rechte gelijke gevallen ongelijk heeft behandeld. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan belanghebbende niet baten. Voorts is niet gebleken van gecoördineerd beleid, waaraan belanghebbende vertrouwen zou kunnen ontlenen omtrent een bepaalde wijze van het corrigeren ter zake van de onderhavige pensioenoverdracht.
De tweede vraag wordt bevestigend beantwoord.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank; en
- verklaarthet beroep ongegrond.