ECLI:NL:GHSHE:2014:955

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
20-000983-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte in drugshandel en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Oost-Brabant was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar voor zijn betrokkenheid bij grootschalige drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van het medeplegen van de uitvoer van grote hoeveelheden softdrugs, waaronder hasjiesj en hennep, naar Italië en Engeland, en van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met deze activiteiten. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege vermeende vormverzuimen, zoals media-aandacht en de inzet van een speciaal arrestatieteam bij de aanhouding van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte een onmisbare schakel was in de organisatie die werd geleid door Aran de J. en bevestigde de eerdere veroordeling van de rechtbank. De verdachte had geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden en ontkende elke betrokkenheid. Het hof legde de verdachte dezelfde straf op als de rechtbank, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De beslissing van het hof benadrukt de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van de drugshandel, evenals de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000983-13
Uitspraak : 3 april 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 7 maart 2013 (ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ3427) in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01/889150-10 en 01/889115-11, tegen de verdachte:

[de verdachte GM],

geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats], [adres]A.
A.
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van het voorarrest, ter zake van - kort gezegd -
het in de zaak met parketnummer 01/889150-10 bewezen verklaarde
1.
medeplegen van de uitvoer van een grote hoeveelheid softdrugs en het in de uitoefening van een beroep op bedrijf verkopen en vervoeren van softdrugs;
2.
medeplegen van de uitvoer van een grote hoeveelheid softdrugs en het in de uitoefening van een beroep op bedrijf verkopen, afleveren en vervoeren van softdrugs;
3.
medeplegen van de uitvoer van een grote hoeveelheid softdrugs en het in de uitoefening van een beroep op bedrijf verkopen, afleveren en vervoeren van softdrugs;
4.
medeplegen van de uitvoer van een grote hoeveelheid softdrugs en het in de uitoefening van een beroep op bedrijf verkopen, afleveren en/of vervoeren van softdrugs;
5.
medeplegen van de uitvoer van een grote hoeveelheid softdrugs en het in de uitoefening van een beroep op bedrijf verkopen, afleveren en/of vervoeren van softdrugs;
6.
de deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 11a van de Opiumwet en het deelnemen aan een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht;
en het in de zaak met parketnummer 01/889115-11 bewezen verklaarde
- medeplegen van de invoer van een grote hoeveelheid softdrugs.
Voorts heeft de rechtbank beslist over in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal,
mr. W.P.A. Korver en mr. C.T. Tjauw-Foe, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, naar voren is gebracht.
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft primair bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte en subsidiair dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. In meer subsidiaire zin heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
C.1
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er sprake is van een opeenstapeling van vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering die maken dat de belangen van de verdachte minst genomen op grove wijze zijn veronachtzaamd waardoor aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De vormverzuimen die zich volgens de raadsman hebben voorgedaan, betreffen de media-aandacht van deze zaak, de wijze waarop de verdachte is aangehouden, de inzet van informant ‘Mark’ en de onterechte nummerkoppelingen.
C.2
Bij de beoordeling van dit verweer stelt het hof voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat het in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering bedoelde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Gelet op het bepaalde in het eerste en het tweede lid van voormeld artikel 359a is de toepassing van dat rechtsgevolg bovendien beperkt tot onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek en dient telkens rekening te worden gehouden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
C.3
Het eerste onderdeel van het verweer betreft de media-aandacht. De raadsman heeft de stelling ingenomen dat de media door het Openbaar Ministerie zijn gevoed en gepaaid en dat daardoor sprake is geweest van een “trial by media”. Het hof stelt die stelling als onjuist terzijde. Nog daargelaten de vraag of het door de verdediging gewraakte handelen wel in het voorbereidend onderzoek heeft plaatsgevonden, valt niet in te zien dat zich onaanvaardbare vormen van media-aandacht hebben voorgedaan. Het is bepaald geen uitzondering dat de media berichten over grootschalige drugsonderzoeken: dat is inherent aan de aard en de omvang ervan.
In dit geval geldt dat des te meer vanwege het feit dat de hoofdverdachte, [AJ], tijdens een schorsing van zijn voorlopige hechtenis om het leven is gebracht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat de negatieve publiciteit die de verdachte heeft gekregen te wijten is aan de opstelling van het Openbaar Ministerie. De persconferentie die het Openbaar Ministerie heeft gehouden, is buitengewoon ordelijk verlopen; een hetze jegens de verdachte is geenszins gecreëerd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenmin aannemelijk geworden dat het Openbaar Ministerie dossierstukken heeft gelekt naar de media. Het Openbaar Ministerie kan niet voorkomen - en dat is zijn taak ook niet - dat journalisten door henzelf geredigeerde berichten naar buiten brengen, noch dat burgers foto’s maken van politieoptreden en deze al dan niet voorzien van commentaar de (digitale) wereld in te brengen.
C.4
De tweede stelling die de raadsman heeft ingenomen is, dat de inzet van een speciaal arrestatieteam (de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten) bij verdachtes aanhouding niet is te rechtvaardigen, nu van levensbedreigende omstandigheden niets is gebleken. Ter onderbouwing van die stelling heeft de raadsman gewezen op het verschil met verdachtes tweede aanhouding, waarbij hij vooraf telefonisch van de aanhouding op de hoogte is gesteld en daarna is opgehaald. Het hof ziet in dat verschil, anders dan de raadsman klaarblijkelijk, juist een aanwijzing dat steeds een afzonderlijke afweging is gemaakt. Het hof kan zich dan ook volledig vinden in de overwegingen van de rechtbank dienaangaande:
“De rechtbank overweegt dat met toestemming van de hoofdofficier van justitie de politie bij de aanhouding van [GM] een arrestatieteam heeft ingezet. De hoofdofficier van justitie maakt een afweging van belangen tussen de inbreuk op de privacy van een verdachte en diens directe omgeving en de risico’s voorde politie. In deze zaak was sprake van een verdenking van deelname aan een criminele organisatie, de (internationale) handel in verdovende middelen en witwassen. Gelet op de ernst van de feiten en het gegeven dat naar algemene ervaringsregels in criminele organisaties die worden verdacht van grootschalige drugshandel regelmatig wapens aanwezig zijn, acht de rechtbank het te rechtvaardigen dat in een dergelijk geval de veiligheid van de politie bij een arrestatie voorop staat en dat besloten is tot inzet van een arrestatieteam. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim. Dat bij een tweede aanhouding een andere afweging wordt gemaakt doet hier niet aan af. Ten tijde van de tweede aanhouding van [GM] was immers bekend dat hij een coöperatieve houding aannam en er ten tijde van de eerste aanhouding geen wapens bij hem aanwezig waren.”
De raadsman heeft hiertegen geen argumenten ingebracht die tot een andere beslissing zouden moeten leiden.
C.5
Hetzelfde geldt voor de door de raadsman gestelde onregelmatigheden bij de inzet van de informant. Het hof deelt de opvatting van de rechtbank dat de Schutz-norm (dat wil zeggen dat de verdachte in beginsel geen beroep toekomt op schending van rechtsnormen die jegens een ander dan de verdachte zijn begaan) in dit geval de weg voor de verdachte reeds afsnijdt. Overigens merkt het hof op dat zich naar het oordeel van het hof geen vormverzuim heeft voorgedaan. De rechtbank heeft dat correct verwoord in het vonnis van de medeverdachte (ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ3447) ten opzichte van wie stelselmatig informatie is ingewonnen, als bedoeld in artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering:
“De rechtbank is van oordeel dat gelet op zowel de ernst van de misdrijven en voorts het belang van de samenleving dat dergelijke misdrijven niet onbestraft blijven, alsmede het gegeven dat het onderzoek ten tijde van het bevel van 28 juli 2010 en de afgegeven bevelen tot verlenging van 25 oktober 2010, 23 januari 2011 en 23 april 2011 ernstig bemoeilijkt werd door onder andere het op versluierende wijze met elkaar communiceren, het voortdurend wisselen van telefoonnummers en het onderzoek derhalve weinig voortgang boekte sinds de start van het onderzoek in maart 2009, het toepassen van dit middel niet onrechtmatig is geweest. Er is voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat met de inzet van stelselmatige informatie-inwinning is binnengedrongen in de persoonlijke levenssfeer van [verdachte] is onmiskenbaar, maar naar het oordeel van de rechtbank in onderhavige zaak gelet op het vorenstaande ook een gerechtvaardigd gegeven bij de inzet van deze opsporingsbevoegdheid, mede gelet op de bedoeling van de wetgever.
In de Memorie van Toelichting bij de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden wordt onder meer het volgende opgemerkt over de wijze waarop een informant te werk kan gaan ingevolge het bepaalde in artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering :
"Een opsporingsambtenaar kan dit doen door stelselmatig in de omgeving van verdachte te verkeren en aan activiteiten en gesprekken deel te nemen, waaraan ook de verdachte of personen uit de directe omgeving van verdachte deelnemen." (Kamerstukken II, 1996-1997, 25403, nr. 3, p. 34.)
"(D)e opsporingsambtenaar (heeft) uitdrukkelijk tot opdracht (...) om op zodanige wijze aanwezig te zijn in de omgeving van verdachte, dat de verdachte of personen uit de directe omgeving van de verdachte met hem contacten onderhouden zonder dat zij weten dat zij met een opsporingsambtenaar van doen hebben. De opsporingsambtenaar observeert dus niet alleen, maar interfereert actief in het leven van de verdachte. Hij gaat daarbij verder dan alleen waarnemen of luisteren. Gelet op de stelselmatigheid waarmee dit kan gebeuren, kan deze bevoegdheid een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte."(Kamerstukken II, 1997-1997, 25403, nr. p. 35.)
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheid ex artikel 126 j van het Wetboek van Strafvordering gerechtvaardigd was. Er is geen sprake geweest van schending van de beginselen proportionaliteit en subsidiariteit.
Omtrent de wijze van uitvoering van het bevel stelt de rechtbank vast dat het handelen van de informanten viel binnen de grenzen van artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering. De stelling van de verdediging dat de wijze waarop invulling is gegeven aan de opdracht tot stelselmatige informatie-inwinning onjuiste verklaringen bij [verdachte] heeft ontlokt is niet gebleken. Integendeel, de rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [verdachte] tegenover informant [persoon 1] op meerdere punten steun vinden in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank is evenmin gebleken van een gebrekkige en onvolledige wijze van verbalisering. Informant [persoon 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij alleen de dingen die hij van [verdachte] zelf heeft gehoord opgenomen heeft in zijn processen-verbaal. [verdachte] vertelde hem het merendeel uit eigen beweging. De uitwerking van de processen-verbaal vond plaats na (elke) inzet.
Ingevolge artikelen 152 en 153 van het Wetboek van Strafvordering maken de ambtenaren, met de opsporing van strafbare feiten belast, ten spoedigste proces-verbaal op van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden. Het proces-verbaal wordt persoonlijk opgemaakt op hun ambtseed, gedagtekend en ondertekend en zoveel mogelijk wordt uitdrukkelijk opgegeven de redenen van wetenschap. In deze zaak draait het om verklaringen die zijn afgelegd tijdens gesprekken met voornamelijk informant [persoon 1]. Met betrekking tot de verslaglegging van dergelijke verklaringen wordt een proces-verbaal opgemaakt in de vorm van een samenvatting, al dan niet gecombineerd met een woordelijke uitwerking van de gedeelten die relevant zijn voor het opsporingsonderzoek. Dit is naar het oordeel van de rechtbank ook gebeurd. Door de verdediging is niet gesteld, noch onderbouwd dat de verslaglegging inhoudelijk niet klopt. Dat niet alles wat besproken is zou zijn opgenomen in de processen-verbaal doet hier niet aan af. Het betreft immers een samenvatting hetgeen, zoals hiervoor gesteld, voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank merkt voor het overige op dat er geen (wettelijke) verplichting bestaat tot nazorg. De door de verdediging gestelde gebreken in de nazorg behoeft derhalve geen verdere bespreking.
Samenvattend stelt de rechtbank vast dat naast de gerechtvaardigde inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheid ex artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering ook de wijze van uitvoering van de bevelen tot stelselmatige informatie inwinning geheel rechtmatig is geweest.”
C.6
Het vierde en laatste onderdeel waarop het niet-ontvankelijkheidsverweer van de raadsman is gestoeld, betreft de wijze waarop telefoonnummers aan de verdachte zijn toegeschreven. De raadsman heeft in dat verband het standpunt ingenomen dat de identiteitsvaststellingen louter zijn gebaseerd op gissingen, gedachten en aannames. Het hof deelt dat standpunt niet en zal daarop in het kader van de bijzondere overwegingen omtrent het bewijs nader ingaan.
C.7
Het hof zijn uit het onderzoek ter terechtzitting ook anderszins geen feiten of omstandigheden gebleken die de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie raken. Het Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte. Het verweer van de raadsman wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd,
 in de zaak met parketnummer 01/889150-10, dat:
1. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 1 -
hij in of omstreeks de maanden oktober 2010 tot en met november 2010 te Eindhoven en/of Waalwijk en/of Renswoude en/of Helmond en/of elders in Nederland en/of Italië,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(in de uitoefening van een beroep of bedrijf)
opzettelijk een (grote) hoeveelheid hasjiesj (circa 191,8 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hasjiesj (zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet)
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
2. - in het dossier ook wel aangeduid als incident 2 -
hij in of omstreeks de maand september 2010 te Eindhoven en/of Waalwijk en/of Renswoude en/of Helmond en/of elders in Nederland en/of Italië
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(in de uitoefening van een beroep of bedrijf)
opzettelijk
een (grote) hoeveelheid hennep (circa 120 kilogram) en/of een (grote) hoeveelheid hasjiesj (circa 25 platen hasjiesj), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj (zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet)
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
3. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 4.1 -
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2010 tot en met 4 december 2010 te Eindhoven en/of Rotterdam en/of Waalwijk en/of elders in Nederland en/of Engeland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(in de uitoefening van een beroep of bedrijf)
opzettelijk
een (grote) hoeveelheid hennep (circa 254,1 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet) buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
4. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 4.2 -
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2010 tot en met 30 november 2010 te Eindhoven en/of Rotterdam en/of Waalwijk en/of elders in Nederland en/of Engeland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(in de uitoefening van een beroep of bedrijf)
opzettelijk
(a)
een (grote) hoeveelheid hennep (circa 75 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet)
en/of
(b)
een (grote) hoeveelheid hennep (circa 190 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet)
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
5. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 4.3 -
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 9 november 2010 te Eindhoven en/of Rotterdam en/of Waalwijk en/of elders in Nederland en/of Engeland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(in de uitoefening van een beroep of bedrijf)
opzettelijk
een (grote) hoeveelheid hennep en/of hasjiesj (circa 140 kilogram hennep en/of hasjiesj), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj (zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet) buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
6. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 6 -
primair:
(A)
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2009 tot en met 24 mei 2011 te Eindhoven en/of Waalwijk en/of Helmond en/of Rotterdam en/of Renswoude en/of elders in Nederland en/of Europa
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie bestond uit een (duurzaam) samenwerkingsverband van twee of meer personen, te weten
- [SL] en/of
- [AF] en/of
- [AJ] en/of
- [ME] en/of
- [SM] en/of
- [RJ] en/of
- [JK] en/of
- [SB]
en/of één of meer andere personen,
en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en/of het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van grote hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
en
(B)
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2009 tot en met 24 mei 2011 te Eindhoven en/of Waalwijk en/of Helmond en/of Rotterdam en/of Renswoude en/of elders in Nederland en/of Europa
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een (duurzaam) samenwerkingsverband van twee of meer personen, te weten
- [SL] en/of
- [AF] en/of
- [AJ] en/of
- [ME] en/of
- [SM] en/of
- [RJ] en/of
- [JK] en/of
- [SB]
en/of één of meer andere personen,
en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
-(gewoonte)witwassen en/of valsheid in geschrifte;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2009 tot en met 24 mei 2011 te Eindhoven en/of Waalwijk en/of Helmond en/of Rotterdam en/of Renswoude en/of elders in Nederland en/of Europa
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie bestond uit een (duurzaam) samenwerkingsverband van twee of meer personen, te weten
- [SL] en/of
- [AF] en/of
- [AJ] en/of
- [ME] en/of
- [SM] en/of
- [RJ] en/of
- [JK]
en/of - [SB]
en/of één of meer andere personen,
en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
overtreding van artikel 3A en/of 3B en/of 3C van de Opiumwet en/of
(gewoonte)witwassen en/of valsheid in geschrifte;
 in de zaak met parketnummer 01/889115-11 - in het dossier ook wel aangeduid als incident 5 - dat:
hij in of omstreeks de periode van de maand 01 december 2010 tot en met 03 mei 2011 te Eindhoven en/of Waalwijk en/of Hattem en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of België
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk
een (grote) hoeveelheid hasjiesj (circa 3.040 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (in de zin van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
In de weergave van het in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 6 primair ten laste gelegde feit, heeft het hof - overeenkomstig de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging - de zinsnede “terwijl dit betrekking had op een of meer grote hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of hasjiesj” weggelaten en daarvoor in de plaats aan de zinsnede “het opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen” toegevoegd de woorden “van grote hoeveelheden”. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht - op grond van de aan dit arrest gehechte aanvulling bewijsmiddelen en de hierna vermelde bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair en in de zaak met parketnummer
01/889115-11 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
 de zaak met parketnummer 01/889150-10
1. - in het dossier ook wel aangeduid als incident 1 -
hij in de maanden oktober 2010 tot en met november 2010 in Nederland en/of Italië,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hasjiesj (circa 191,8 kilogram), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
en in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft verkocht en vervoerd;
2. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 2 -
hij in de maand september 2010 in Nederland en/of Italië
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep (circa 120 kilogram) en een grote hoeveelheid hasjiesj (circa 25 platen), zijnde hennep en hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
en in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd;
3. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 4.1 -
hij in de periode van 30 november 2010 tot en met 4 december 2010 in Nederland en/of Engeland
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep (circa 254,1 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
en in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft vervoerd;
4. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 4.2 -
hij in de periode van 20 november 2010 tot en met 30 november 2010 in Nederland en/of Engeland
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
  • a) in de uitoefening van een beroep of bedrijf een grote hoeveelheid hennep (circa 75 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft vervoerd en
  • b) een grote hoeveelheid hennep (circa 190 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), en in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd;
5. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 4.3 -
hij in de periode van 1 november 2010 tot en met 9 november 2010 in Nederland en/of Engeland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep (circa 140 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
en in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd;
6. -
in het dossier ook wel aangeduid als incident 6 -
(A)
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 24 mei 2011 in Nederland en/of Europa
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie bestond uit een duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen, te weten
- [SL] en
- [AF] en
- [AJ] en
- [ME] en
- [RJ] en
- [JK],
en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
het opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van grote hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
en
(B)
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 24 mei 2011 in Nederland en/of Europa
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen, te weten
- [SL] en
- [AF] en
- [AJ] en
- [ME] en
- [RJ] en
- [JK],
en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
witwassen;
 de zaak met parketnummer 01/889115-11
- in het dossier ook wel aangeduid als incident 5 -
hij in de periode van 1 december 2010 tot en met 3 mei 2011 in Nederland en/of België
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hasjiesj (circa 3.040 kilogram), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (in de zin van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof heeft de gebezigde bewijsmiddelen, die redengevend zijn voor bovenstaande bewezenverklaring, omwille van de leesbaarheid van het arrest als aanvulling opgenomen. Deze bewijsmiddelen zijn gerangschikt naar incidentnummer en dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bewijsoverwegingen
H.1 Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van de toeschrijving van de verschillende telefoonnummers overweegt het hof dat het de koppeling van ieder telefoonnummer dat in de bewijsmiddelen naar voren komt, aan de hand van het daarmee corresponderende identiteitsproces-verbaal en de overige stukken van het procesdossier heeft geverifieerd en juist heeft bevonden.
Het hof heeft datzelfde gedaan ten aanzien van de bijnamen die politie en justitie aan de verschillende verdachten, alsmede locaties of goederen hebben toegeschreven. Ook die koppelingen zijn naar het oordeel van het hof correct.
Op de toeschrijving van telefoonnummers en bijnamen aan verdachte zal het hof in de navolgende overwegingen nog in het bijzonder ingaan.
H.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsman heeft in subsidiaire zin bepleit dat de verdachte van alle hem ten laste gelegde drugstransporten zal worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat telefoonnummers ten onrechte aan de verdachte zijn toegeschreven en dat de sms-berichten bovendien niet hoeven te wijzen op de handel in verdovende middelen. Voorts heeft de raadsman ten aanzien van incident 5 (het in de zaak met parketnummer 01/889115-11 ten laste gelegde drugstransport) aangevoerd dat de mogelijkheid bestaat dat de contrabande door derden in de container is geplaatst dan wel dat de dozen zoals die uit de vrachtwagen zijn gehaald geen verdovende middelen bevatten. In relatie tot dit incident heeft de raadsman voorts het voorwaardelijke verzoek gedaan (kennelijk ingeval het hof tot een bewezenverklaring komt) om de persoon als getuige te horen die in deze zaak zogenaamde kluisverklaringen heeft afgelegd.
H.2.1 - De toeschrijving van de telefoonnummers
Met betrekking tot de toeschrijving van de telefoonnummers aan de verdachte heeft de raadsman de stelling betrokken dat die louter is gebaseerd op gissingen, gedachten en aannames die niet worden gestaafd door overtuigende, objectieve gegevens.
H.2.1.1 - AlgemeenHet hof stelt in reactie op dit verweer voorop dat telefonische contacten pas ten laste van de verdachte voor het bewijs kunnen worden gebruikt, indien bewezen is dat hij degene was die deze contacten onderhield. Het is niet voldoende, zoals de rechtbank heeft geoordeeld, dat aannemelijk is dat de verdachte de gebruiker is van de aan hem toegeschreven telefoonnummers.
H.2.1.2 - De telefoonnummers in relatie tot incident 1
Het hof stelt vast dat met vijf van de aan de verdachte toegeschreven telefoonnummers contacten zijn onderhouden die in relatie staan tot het in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 1 ten laste gelegde drugstransport (incident 1). Dat zijn de telefoonnummers [nummer eindigend op 2501], [nummer eindigend op 3641], [nummer eindigend op 4661], [nummer eindigend op 1796] en [nummer eindigend op 7705].
(i)
Het telefoonnummer [nummer eindigend op 1796] wordt aan de verdachte toegeschreven op grond van een vergelijking tussen de inhoud van twee sms-berichten, de zendmastgegevens en de gemeentelijke basisadministratie.
Vanaf het telefoonnummer is op 5 oktober 2010, omstreeks 20:33 uur, naar het telefoonnummer [nummer eindigend op 6249] (een telefoonnummer dat in gebruik was bij medeverdachte [SL]) een sms-bericht verzonden met de volgende inhoud:
“Ik ben morgen bij bevalling van mijn vrouw zeg tegen ken dat hij zijn tel open houdt ok.”
Op 18 oktober 2010 is vervolgens vanaf het telefoonnummer [nummer eindigend op 2501] - een telefoonnummer dat gebruik heeft gemaakt van dezelfde telefoon als telefoonnummer [nummer eindigend op 1796] - het volgende sms-bericht verzonden naar het telefoonnummer 06-81120269:
“Ik kan niet weg vrouw en kind komen thuis.”
Bij het versturen van de sms-berichten werden zendmasten in de gemeente Waalwijk aangestraald en uit onderzoek naar geboortes in de gemeente Waalwijk bleek dat de vrouw van de verdachte op 10 oktober 2010 is bevallen van een zoon genaamd [naam zoon verdachte GM]. [1]
Dat de bevalling vier dagen later heeft plaatsgevonden dan in het sms-bericht was aangekondigd, doet - anders dan de raadsman stelt - geen afbreuk aan de identiteitsvaststelling. Afgezien nog van het feit dat de inhoud van het sms-bericht spreekt over een toekomstige gebeurtenis, past dit bij de door de verdachte tegenover de politie geschetste gang van zaken. Hij heeft immers verklaard dat zijn vrouw een week voor de bevalling een controle had en toen onverwacht moest worden opgenomen. Zij heeft naar zeggen van de verdachte een week lang wee-opwekkers gekregen, maar er kwam geen ontsluiting en uiteindelijk is hun kind met een keizersnede ter wereld gebracht. [2]
(ii)
Zo kan op grond van het navolgende enerzijds worden vastgesteld dat de gebruiker van telefoonnummer [nummer eindigend op 1796] dezelfde is als de zich “Jack” noemende gebruiker van de telefoonnummers [nummer eindigend op 3641], [nummer eindigend op 2501] en [nummer eindigend op 4661]; en anderzijds dat die gebruiker de verdachte is.
(iii)
Het hof overweegt dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer eindigend op 3641] op 3 november 2010, omstreeks 21:21 uur, het sms-bericht
“My new tel jack”heeft verstuurd naar het bij medeverdachte [SL] in gebruik zijnde telefoonnummer [nummer eindigend op 0605]. De ochtend erop heeft [SL] kort na elkaar twee dezelfde sms-berichten verzonden naar de telefoonnummers [nummer eindigend op 1796] en [nummer eindigend op 3641], terwijl uit de inhoud van die sms-berichten valt af te leiden dat het is gericht aan één persoon. Het sms-bericht
“Sorry van gister ging even goed mis… heb jy my nog nodig”werd als eerste op 4 november 2010, omstreeks 09:54 uur, naar telefoonnummer [nummer eindigend op 1796] verzonden en daarna, omstreeks 09:57 uur, naar het telefoonnummer [nummer eindigend op 3641]. [3]
Het hof maakt hieruit op dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer eindigend op 1796] eveneens de gebruiker is van het telefoonnummer [nummer eindigend op 3641] en dat hij zich bovendien “Jack” noemde.
Het hof overweegt voorts dat de telefoonnummers [nummer eindigend op 2501] en [nummer eindigend op 4661] eveneens door “Jack” werden aangekondigd (sms-bericht van 13 oktober 2010, omstreeks 21:48 uur, vanaf telefoonnummer [nummer eindigend op 2501] naar telefoonnummer [nummer eindigend op 6249], met de inhoud
“Mijn nieuwe jack” [4] ; sms-bericht van 17 november 2010, vanaf telefoonnummer [nummer eindigend op 4661] naar telefoonnummer [nummer eindigend op 8892], met de inhoud
“Hallo hier jack hoe gaat ie”) [5] .
De combinatie van een observatie op 11 november 2010 en de in dat verband afgevangen sms-berichten bevestigt naar het oordeel van het hof dat de verdachte degene is die zich in eerdere berichten “Jack” heeft genoemd.
De in relatie tot de observatie staande sms-berichten zijn uitgewisseld tussen de gebruiker van telefoonnummer [nummer eindigend op 4661] (“Jack”) en de gebruiker van de telefoon met IMEI-nummer [nr.]. De gebruiker van die telefoon (en het daaraan verbonden telefoonnummer [nummer eindigend op 5511]) is verdachte [SL], zo kan worden opgemaakt uit de wijze waarop hij zich in sms-berichten heeft voorgesteld - “SL” of “slachthuis” - en diens verklaring dat hij in het slachthuis heeft gewerkt. [6] [SL] heeft de volgende sms-berichten op 11 november 2010 ontvangen van en verzonden naar de gebruiker van telefoonnummer [nummer eindigend op 4661].
Tijdstip
Inkomend / uitgaand
Inhoud
13:15 uur
Inkomend
Hoe laat kun jij bij nv zijn met adres
13:34 uur
Uitgaand
20 min ok
13:35 uur
Inkomend
Ok ik ben er al
13:35 uur
Uitgaand
Ok
14:05 uur
Uitgaand
3 min
Uit de observatie wordt duidelijk dat [SL] met de verdachte heeft gecommuniceerd. Op die 11e november wordt namelijk omstreeks 14:13 uur gezien dat er op het parkeerterrein van het Novotel (“nv”), gelegen aan de Anthony Fokkerweg 101 te Eindhoven, twee personen in de Mercedes-Benz zaten die eerder omstreeks 14:00 uur uit de parkeergarage van de Porthosflat te Eindhoven - de flat waar [SL] woonde - was komen rijden. De Mercedes-Benz vertrok omstreeks 14:27 uur van het parkeerterrein van het Novotel. De bestuurder werd herkend als [SL]. Vanuit de richting van de Mercedes-Benz kwam een man met grijze haren lopen, die vervolgens vertrok in een Volkswagen Polo. De man werd herkend als de verdachte. [7] Het hof stelt daarom vast dat de verdachte de bijnaam “Jack” gebruikte.
(iv)
Dat was niet zijn enige bijnaam. In de communicatie met de Italiaan [PT], die tegenover het Parket van de Republiek (Italië) bij de rechtbank van Turijn heeft verklaard dat de in Italië onderschepte lading drugs voor hem bestemd was [8] , gebruikte de verdachte immers ook de bijnaam “Mario”. Het gebruik van die bijnaam onthult dat de verdachte tevens degene was die via het telefoonnummer [nummer eindigend op 7705] communiceerde. De verdachte, die meerdere keren van telefoon is gewisseld, kondigde zijn nieuwe telefoon bij [PT] namelijk steevast aan met de woorden “Nieuw tel Mario”. Een en ander komt duidelijk naar voren in de volgende sms-berichten.
Datum
Tijdstip
Vanaf telefoonnummer
Inhoud
3 november 2010
21:36 uur
[nummer eindigend op 3641]
Broer Mijn nieuw tel mario
11 november 2010
14:04 uur
[nummer eindigend op 4661]
Nieuw tel Mario broer
18 november 2010
13:21 uur
[nummer eindigend op 7705]
Nieuw tel mario
De laatste wisseling is markant, omdat deze plaatsvond nadat chauffeur [S] op 18 november 2010 met de lading drugs in Italië was aangehouden. Vanaf telefoonnummer [nummer eindigend op 4661] werd die dag eerst nog het volgende ge-sms’t naar [PT]:
“Doe het mogelijke voor snel nieuw werk. Nu 30 dagen zonder werk.”; vervolgens volgde vanaf het telefoonnummer [nummer eindigend op 7705] het sms-bericht
“Chauf in polit tor”. [9]
(v)
Een aantal bijkomende omstandigheden sterkt het hof in zijn overtuiging dat de identiteitsvaststellingen juist zijn. Een van die omstandigheden is dat de verdachte heeft erkend contact te hebben gehad met [PT]. Zo heeft hij ten overstaan van het hof het volgende verklaard:
“De oudste raadsheer houdt mij voor dat tijdens observaties […] is gezien dat ik ontmoetingen had met [PT]. Ja, dat klopt ook wel. Dat ging over […]producten die ik in Italië wilde verhandelen. […] Hij heeft mij laten blijken dat hij geïnteresseerd was in de producten die ik destijds kon verhandelen. Hij heeft daarvoor belangstelling getoond. Ik heb hem als verkopende partij bijgepraat over wat mijn mogelijkheden waren. […] De voorzitter vraagt mij of ik alleen met [PT] heb afgesproken. Ja, een enkele keer was ik alleen met hem. Het kwam ook voor dat ik met een derde of vierde persoon heb afgesproken.” [10]
Dat dit contact ging over het verhandelen van rubberproducten, zoals de verdachte heeft willen doen geloven, acht het hof - mede gezien de sms-berichten over het onderschepte drugstransport - volstrekt ongeloofwaardig.
Een andere belastende omstandigheid betreft de beheersing van de Italiaanse taal. Vastgesteld kan worden dat de gebruiker van de aan de verdachte toegeschreven nummers zich veelvuldig bediende van het Italiaans.
Het hof wijst ter illustratie op de volgende sms-berichten die naar het telefoonnummer [Italiaans nummer] van [PT] zijn verzonden. [11]
Datum
Tijdstip
Vanaf telefoonnummer
Inhoud
15 oktober 2010
17:12 uur
[nummer eindigend op 2501]
Quanta tu vole prox volta (Tolk: Hoeveel wil je de volgende keer)
25 oktober 2010
20:57 uur
[nummer eindigend op 1796]
Fra chauf arriv a venerdi (Tolk: Broer chauf komt vrijdag)
5 november 2010
13:56 uur
[nummer eindigend op 3641]
Marte o merco arriv (Tolk: Dinsdag of woensdag aankomst)
11 november 2010
18:32 uur
[nummer eindigend op 4661]
Fra due chauf non arriv domani. Contrnle a austria. Vieni prox settim (Tolk: Broer twee chauf komen morgen niet. Controle in Oostenrijk. Komen volgende week)
De verdachte heeft zich fel gekeerd tegen de conclusie van de rechtbank dat de verdachte de kennis had om dit soort Italiaanse teksten te schrijven. In zijn laatste woord in hoger beroep verklaarde hij wel enige woorden Italiaans te spreken, maar dat de teksten van de gebruiker van de aan hem toegeschreven telefoonnummers voor hem “abracadabra” zijn. Ook aan die verklaring kan het hof geen geloof hechten. Het hof deelt de conclusie van de rechtbank en wijst in dat verband op de volgende veelzeggende verklaring die de verdachte tegenover de politie heeft afgelegd.
“Ik ben getrouwd met [VY]. Ze is van Russische afkomst. In de tijd dat ik de sanitaire zaak had, deed ik veel zaken in Italië. Ik zat twee keer in de maand in Italië. Ik zat veel in Milaan. [VY] werkte in Italië als tolk/vertaalster Italiaans/Russisch. We kwamen elkaar tegen in een bar/restaurant. […] [VY] is naar Nederland gekomen en we zijn samen gaan wonen. […] Ik spreek wel wat woorden Italiaans omdat ik daar gewerkt heb.” [12]
Opvallend is ook het aantreffen in de woning van de verdachte van een afschrift van Western Union d.d. 29 december 2010 dat vermeldt dat ene [Italiaanse naam] een bedrag van € 1.500,-- heeft overgemaakt aan (het hof: verdachtes echtgenote) [VY]. [13] Dat geld was, zo heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, voor hem bestemd en afkomstig van [PT]. [14]
H.2.1.3 - De telefoonnummers in relatie tot incident 2
Het hof stelt vast dat het enige telefoonnummer dat in het kader van het in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 2 ten laste gelegde transport (incident 2) aan de verdachte is verbonden, het telefoonnummer [nummer eindigend op 1824] is.
(i)
Het hof stelt voorts vast dat de gebruiker van dit telefoonnummer zich op 22 september 2010 als “Jack” heeft aangekondigd bij de - zich op dat moment als chauffeur van het transport voordoende - medeverdachte [AF]. Dat blijkt uit de hieronder weergegeven wisseling van sms-berichten tussen de verdachte, medeverdachte [AF] en de medeverdachte chauffeur [S].
Beller
Datum
Tijdstip
Gebelde
Inhoud
[GM]
([nummer eindigend op 1824])
22-09-10
08:49 uur
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
Goedemorgen hoe gaat het ik ben jack
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
22-09-10
09:44 uur
[GM]
([nummer eindigend op 1824])
Hoi alles gaat goed alleen veel file
[GM]
([nummer eindigend op 1824])
22-09-10
09:45 uur
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
Wanneer denk je aan te komen
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
22-09-10
09:46 uur
[S]
([nummer eindigend op 5372])
Wanneer denk je aan te komen
[S]
([nummer eindigend op 5372])
22-09-10
09:51 uur
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
Weet ik niet loop al 3 uur achter
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
22-09-10
09:51 uur
[GM]
([nummer eindigend op 1824])
Weet ik niet loop al 3 uur achter
[GM]
([nummer eindigend op 1824])
22-09-10
20:25 uur
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
Ok je moet zijn morgen om 10.30 bij via puglia 18. Zoek even op je tom of je die hebt
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
22-09-10
20:26 uur
[S]
([nummer eindigend op 5372])
Ok je moet zijn morgen om 10.30 bij via puglia 18. Zoek even op je tom of je die hebt
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
23-09-10
10:45 uur
[S]
([nummer eindigend op 5372])
Gelukt
[S]
([nummer eindigend op 5372])
23-09-10
10:46 uur
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
Ja
[GM]
([nummer eindigend op 1824])
23-09-10
10:52 uur
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
Alles in orde ?
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
23-09-10
10:52 uur
[GM]
([nummer eindigend op 1824])
Ja
[GM]
([nummer eindigend op 1824])
23-09-10
10:53 uur
[AF]
([nummer eindigend op 2424])
Ok goede reis terug [15]
Het hof brengt in herinnering dat de verdachte zich ook “Jack” noemde in de sms-berichten die hij met de telefoonnummers [nummer eindigend op 3641], [nummer eindigend op 2501] en [nummer eindigend op 4661] heeft verzonden.
(ii)
Op zichzelf is dat voor het hof reeds voldoende voor de vaststelling dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [nummer eindigend op 1824]. Dat vindt echter verdere ondersteuning in de resultaten van een daags eerder gehouden observatie en de daarover afgevangen sms-berichten. Leden van het observatieteam hebben op 21 september 2010 namelijk waargenomen dat een man die later als de verdachte werd herkend, van omstreeks 14:05 tot 14:15 uur op het parkeerterrein van het Novotel te Eindhoven met medeverdachte [SL] contact heeft gehad en dat hij daarna, nadat medeverdachte [SL] was vertrokken, bij twee mannen op het terras heeft plaatsgenomen. [16] Die ontmoeting past bij de volgende sms-berichten die via het telefoonnummer [nummer eindigend op 1824] zijn verzonden en ontvangen.
Beller
Datum
Tijdstip
Gebelde
Inhoud
[nummer eindigend op 1824]
21-09-10
13:43 uur
[nummer eindigend op 4326]
10 min
[nummer eindigend op 4326]
21-09-10
13:49 uur
[nummer eindigend op 1824]
Ok
[nummer eindigend op 4326]
21-09-10
13:52 uur
[nummer eindigend op 1824]
Zit buiten
[nummer eindigend op 1824]
21-09-10
13:43 uur
[nummer eindigend op 4326]
H.2.1.4 - De telefoonnummers in relatie tot incidenten 4.1, 4.2 en 4.3
Het hof stelt vast dat in relatie tot de in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde drugstransporten (respectievelijk de incidenten 4.1, 4.2 en 4.3) door de verdachte geen andere telefoonnummers dan vier van de vijf reeds onder overweging H.2.1.2 besproken telefoonnummers zijn gebruikt. Die telefoonnummers zijn [nummer eindigend op 3641], [nummer eindigend op 4661], [nummer eindigend op 1796] en [nummer eindigend op 7705].
H.2.1.5 - De telefoonnummers in relatie tot incident 5
Het hof stelt vast dat met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 01/889115-11 ten laste gelegde drugstransport (incident 5) aan de verdachte onder meer de volgende telefoonnummers zijn toegeschreven: [nummer eindigend op 8030], [nummer eindigend op 5497], [nummer eindigend op 2710], [nummer eindigend op 9915], [nummer eindigend op 5547], [nummer eindigend op 0226], [nummer eindigend op 7040], [nummer eindigend op 7287] en [nummer eindigend op 3168].
(i)
Het telefoonnummer [nummer eindigend op 8030] is getapt onder RC-nummer 10/1121.51. Ten aanzien van dit telefoonnummer is van belang dat daarmee hoofdzakelijk werd gecommuniceerd met de gebruiker van het Italiaanse telefoonnummer [Italiaans nummer], d.i. naar later is gebleken [PT]. Dat gebeurde in de Italiaanse taal; dat is een aanwijzing dat de verdachte degene was met wie [PT] communiceerde (vgl. overweging (v) onder H.2.1.2). Dat wordt bevestigd door de inhoud van het sms-bericht dat op 29 december 2010 naar [PT] werd verzonden (
“Test mario”). “Mario” is immers een bijnaam van de verdachte (vgl. overweging (iv) onder H.2.1.2). De conclusie dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [nummer eindigend op 8030] wordt ondersteund door de resultaten van zendmastgegevens: de telefoon met dat telefoonnummer straalde in de tijd dat daarmee werd ge-sms’t, veelvuldig een zendmast aan [adres] te Waalwijk aan, een zendmast die zich in de directe nabijheid van de woning van de verdachte bevindt. [18]
De conclusie dat verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [nummer eindigend op 8030] en de aan hem toegeschreven contacten onderhield, wordt bovendien ondersteund door de hierna te bespreken combinatie van observaties en daarover afgevangen sms-berichten.
(ii)
Op 21 februari 2011 werd middels de telefoonnummers [nummer eindigend op 8030] en [nummer eindigend op 5497] (zie ook hierna) en [Italiaans nummer] een afspraak gemaakt voor 24:00 uur in het Hotel Van der Valk aan de Bosscheweg in Vught. Het hof leidt uit de hierna weergegeven sms-berichten af dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer eindigend op 8030] - zoals hiervoor al aan de orde kwam, is dat van de verdachte - dezelfde persoon is als de gebruiker van telefoonnummer [nummer eindigend op 5497]. Immers, de antwoorden op de berichten die vanaf het telefoonnummer [nummer eindigend op 5497] naar het Italiaanse telefoonnummer worden verzonden, worden door datzelfde Italiaanse telefoonnummer verzonden naar het telefoonnummer [nummer eindigend op 8030].
Beller
Datum
Tijdstip
Gebelde
Inhoud
[Italiaans nummer]
21-02-11
09:23 uur
[nummer eindigend op 8030]
Fra quale city e adress
(Tolk: Broer welke stad en adres)
[nummer eindigend op 5497]
21-02-11
09:25 uur
[Italiaans nummer]
Citta vught e adres doppo buon route
(Tolk: Stad Vught en adres en later goede route)
[nummer eindigend op 5497]
21-02-11
13:42 uur
[Italiaans nummer]
Fra quanta persona per camere?
(Tolk: Kamers voor hoeveel mensen?)
[Italiaans nummer]
21-02-11
13:51 uur
[nummer eindigend op 5497]
2 person 1 camera
(Tolk: 1 kamer voor 2 personen)
[nummer eindigend op 5497]
21-02-11
13:52 uur
[Italiaans nummer]
Ok
[nummer eindigend op 5497]
21-02-11
15:34 uur
[Italiaans nummer]
Adres Bosscheweg 2
[Italiaans nummer]
21-02-11
15:59 uur
[nummer eindigend op 5497]
Ok. Arrived a ore 22.30 . Tu viene a adres?
(Tolk: Oké. Aangekomen om 22.30. Kom jij naar adres?)
[nummer eindigend op 5497]
21-02-11
17:51 uur
[Italiaans nummer]
Ok
[nummer eindigend op 5497]
21-02-11
22:42 uur
[Italiaans nummer]
Che ore
(Tolk: Hoe laat)
[Italiaans nummer]
21-02-11
22:45 uur
[nummer eindigend op 8030]
24
[nummer eindigend op 8030]
21-02-11
22:46 uur
[Italiaans nummer]
Avanti
(Tolk: Vooruit) [19]
Deze ontmoeting wordt door leden van het observatieteam waargenomen. Kort na middernacht, omstreeks 00:15 uur zagen observanten de verdachte aldaar namelijk in een blauwe Volkswagen Polo arriveren, waarna later een ontmoeting met [PT] werd waargenomen. [20]
Op 22 februari 2011 werd middels de nummers [nummer eindigend op 8030] en [Italiaans nummer] opnieuw een afspraak gemaakt; ditmaal voor 12:30 uur in het Hotel Van der Valk aan de Bosscheweg in Vught.
Beller
Datum
Tijdstip
Gebelde
Inhoud
[Italiaans nummer]
22-02-11
11:11 uur
[nummer eindigend op 8030]
Dove mangiare ? In hotel? 0 con te?
(Tolk: Waar eten in hotel ? of bij jou ?)
[nummer eindigend op 8030]
22-02-11
11:25 uur
[Italiaans nummer]
Vieni a 12.30
(Tolk: Kom je om 12.30 uur) [21]
Ook deze ontmoeting is door leden van het observatieteam waargenomen. Omstreeks 12:12 uur zagen observanten de verdachte met medeverdachte [RJ] aldaar arriveren en rond 12:20 uur met [PT] en diens reisgenoot in het restaurant van het hotel aan tafel gaan. [22]
Ook op 4 april 2011 heeft een ontmoeting plaatsgevonden. Die dag werd middels het telefoonnummer [Italiaans nummer] bij de gebruiker van het telefoonnummer [nummer eindigend op 8030] vanuit de receptie van Hotel van der Valk in Vught geïnformeerd naar de komst van de verdachte.
Beller
Datum
Tijdstip
Gebelde
Inhoud
[Italiaans nummer]
04-04-11
14:07 uur
[nummer eindigend op 8030]
Fra arrivati. Attendere in reception
(Tolk: Broer we zijn er we wachten bij de Receptie)
[nummer eindigend op 8030]
04-04-11
14:07 uur
[Italiaans nummer]
Observanten zagen vervolgens omstreeks 14:08 uur dat de verdachte samen met medeverdachte [MN] in een Mitsubishi Spacestar arriveert bij het hotel. [24]
De laatst waargenomen ontmoeting vond de daaropvolgende dag plaats. Op 5 april 2011 werd middels het telefoonnummer [nummer eindigend op 8030] aan de gebruiker van het telefoonnummer [Italiaans nummer] doorgegeven dat men een kwartier later zal arriveren.
Beller
Datum
Tijdstip
Gebelde
Inhoud
[nummer eindigend op 8030]
05-04-11
07:01 uur
[Italiaans nummer]
11 ore
(Tolk: 11 uur)
[nummer eindigend op 8030]
05-04-11
11:07 uur
[Italiaans nummer]
15 min a voi
(Tolk: 15 minuten bij jullie_ [25]
Omstreeks 11:15 uur zagen observanten dat de verdachte samen met medeverdachten [MN] en [RJ] met de eerder genoemde Mitsubishi Spacestar arriveerde en dat de verdachte vervolgens de hotelkamer van [PT] inging. [26]
(iii)
Het telefoonnummer [nummer eindigend op 5497] is getapt onder RC-nummer 09/1608.96. [27] Zoals hiervoor al is overwogen, is de gebruiker van dit telefoonnummer dezelfde persoon als de gebruiker van telefoonnummer [nummer eindigend op 8030]: de verdachte. Daarbij neemt het hof nog in aanmerking dat ook met het telefoonnummer [nummer eindigend op 5497] sms-contact werd onderhouden met het telefoonnummer [Italiaans nummer] van [PT] en dat dit contact opnieuw in de Italiaanse taal plaatsvond. De communicatie over het verblijf van [PT] in het hotel Van der Valk te Vught vanaf 21 februari 2011 en een te plannen ontmoeting aldaar vond (zoals al eerder overwogen) gedeeltelijk plaats via het telefoonnummer [nummer eindigend op 5497].
Daarmee is duidelijk geworden dat de verdachte ook de gebruiker was van het telefoonnummer [nummer eindigend op 5497], en de aan hem toegeschreven contacten onderhield.
(iv)
Het telefoonnummer [nummer eindigend op 2710] is getapt onder RC-nummer 10/1946.19. [28] De verdachte kan via een combinatie van een observatie, daarover afgevangen sms-berichten en raadpleging van RDW-gegevens ook worden gekoppeld aan het telefoonnummer [nummer eindigend op 2710].
Dit telefoonnummer was verbonden aan de simkaart met IMSI-nummer [nr.], die op zijn beurt weer was verbonden met een telefoon die voorzien was van het IMEI-nummer [nr.]. De gebruiker van deze telefoon - en dus naar mag worden aangenomen ook van het telefoonnummer [nummer eindigend op 2710] - heeft sms-contact gehad met het telefoonnummer [nummer eindigend op 2544] van medeverdachte [RJ]; over en weer werden er sms-berichten verzonden.
Op 23 en 24 februari 2011 vond de volgende sms-wisseling plaats.
Beller
Datum
Tijdstip
Gebelde
Inhoud
[RJ]
([nummer eindigend op 2544])
23-02-11
17:18 uur
IMEI [nr.]
Waar morgen 10.15 vest doe maar 10 uur vlieg
IMEI [nr.]
23-02-11
17:20 uur
[RJ]
([nummer eindigend op 2544])
Was 10.15 boven wil je veranderen naar vlieg
[RJ]
([nummer eindigend op 2544])
23-02-11
17:28 uur
IMEI [nr.]
Met magi ook afgesproken 10 uur vlieg
IMEI [nr.]
23-02-11
17:28 uur
[RJ]
([nummer eindigend op 2544])
Ok
[RJ]
([nummer eindigend op 2544])
23-02-11
18:35 uur
IMEI [nr.]
Heb jij morgen vroeg auto
IMEI [nr.]
23-02-11
18:36 uur
[RJ]
([nummer eindigend op 2544])
Ja ik haal je op 9.15 ok
[RJ]
([nummer eindigend op 2544])
23-02-11
18:36 uur
IMEI [nr.]
Ja ok prima
IMEI [nr.]
23-02-11
09:13 uur
[Italiaans nummer]
Ben er
Bij de berichten van 23 februari 2011 werd de zendmast [adres] te Waalwijk aangestraald, nabij de woning van verdachte; bij het bericht van 24 februari 2011 werd de zendmast [adres] aangestraald, nabij de woning van [RJ].
Het hof overweegt dat een van de bijnamen van [AJ] “Magi” dan wel “Maggi” is, dat met “Vest” medeverdachte [AB] wordt bedoeld en dat “vlieg” staat voor het nabij het vliegveld gelegen hotel Novotel, gelegen aan de Anthony Fokkerweg 101 te Eindhoven.
Leden van het observatieteam hebben deze ontmoeting bij het Novotel waargenomen. Zij zagen immers dat op 24 februari 2011, omstreeks 09:59 uur een Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken], met daarin twee personen het parkeerterrein van het Novotel, gevestigd aan de Anthony Fokkerweg 101 te Eindhoven, kwam opgereden, dat de verdachte de bestuurder van die Volkwagen was en dat de verdachte kort daarna samen met medeverdachte [RJ] aan een tafel in het restaurant van het Novotel ging zitten. Zij zagen vervolgens ook dat medeverdachten [AJ] en [AB] afzonderlijk van elkaar bij het Novotel aankwamen en zij zich aansloten bij de verdachte en medeverdachte [RJ].
Bij raadpleging van RDW-gegevens bleek dat de Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken], op naam stond van [vader van GM], geboren op [geboortedatum]. Uit onderzoek bleek dat hij de vader van de verdachte is.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [nummer eindigend op 2710] en de aan hem toegeschreven contacten onderhield. [29]
(v)
Het telefoonnummer [nummer eindigend op 9915] is getapt onder RC-nummer 10/1946.15. [30] Dit telefoonnummer kan eveneens aan de verdachte worden gekoppeld. In de woning van de verdachte werd namelijk een gsm (merk Nokia, type 1280, voorzien van het IMEI-nummer [nr.]) aangetroffen, waarin de simkaart van dit telefoonnummer zat. Bij het uitlezen van de gsm bleek dat onder contacten ene “Piz” met telefoonnummer [Italiaans nummer] was opgeslagen. [31] De telefonische contacten met telefoonnummer [nummer eindigend op 9915] - geregistreerd onder Rc-nummer 10/1946.15 - zijn getapt. De uitkomst ervan is dat vanaf 6 april 2011 onder meer de volgende in- en uitgaande sms-contacten hebben plaatsgevonden met de zogenoemde “Piz”. [32]
Datum
Tijdstip
In- of uitgaand
Inhoud
6 april 2011
17:43 uur
Uitgaand
Ciao fra (Tolk: Hallo broer)
6 april 2011
18:38 uur
Inkomend
FRA IERI DOGANA CONTROL ME E TEL. MA TUTTO OK (Tolk: Broer gisteren douanecontrole van mij en de telefoon. Maar alles ok)
12 april 2011
15:54 uur
Inkomend
FRA TU HA NOVITA (Tolk: Broer Jij hebt nieuws)
12 april 2011
15:56 uur
Uitgaand
No denta ritorno domani (Tolk: Nee Tand komt morgen terug)
13 april 2011
20:12 uur
Inkomend
Arrivato dente? (Tolk: Tand gearriveerd?)
13 april 2011
20:26 uur
Uitgaand
No merda (Tolk: Nee shit)
14 april 2011
20:14 uur
Inkomend
Fra io venuto 2 volte per parlare per work. Sempre dire 2 settimane e start. Tu chiedi quando pensa sicuro work? (Tolk: Broer ik gekomen 2 maal om te praten over werk. Steeds zeggen 2 weken en start. Vraag jij wanneer hij denkt dat het werk zeker is?
15 april 2011
20:26 uur
Inkomend
FRA GENTE PARLA DI WORK MA NON CORRECTO. 5 MESI 10 ATTENDERE. 10 SEMPRE CORRETTO QUANDO PARLA. MIA GENTE SEMPRE CHIEDERE (Tolk: Broer de mensen praten over werk maar niet juist. 5 maanden ik wachten. Ik altijd correct wanneer hij praat. Mijn mensen altijd vragen.)
18 april 2011
13:02 uur
Inkomend
FRA GENTE PARLA DI WORK MA NON CORRECTO. 5 MESI 10 ATTENDERE. 10 SEMPRE CORRETTO QUANDO PARLA. MIA GENTE SEMPRE CHIEDERE (Tolk: Broer de mensen praten over werk maar niet juist. 5 maanden ik wachten. Ik altijd correct wanneer hij praat. Mijn mensen altijd vragen.)
18 april 2011
13:10 uur
Inkomend
Fra cosa dire gente? (Tolk: Broer wat zeggen de mensen)
18 april 2011
14:52 uur
Uitgaand
Appr 10 giorni (Tolk: Ongeveer 10 dagen)
19 april 2011
14:49 uur
Uitgaand
Ma appunta tu vieni e prova due qualita beks (Tolk: Maar… appunta jij komt en probeert/test 2 kwaliteiten beks)
25 april 2011
21:04 uur
Inkomend
Fra quando deve venire per prova (Tolk: Broer wanneer moet hij komen voor de test?)
26 april 2011
20:12 uur
Inkomend
Si sempre 10? (Tolk: Ja nog altijd/steeds 10?)
26 april 2011
20:20 uur
Uitgaand
Si sempre (Tolk: Ja altijd)
Deze sms-contacten volgen daags na de laatste ontmoeting die de verdachte met [PT] heeft gehad. Immers, niet alleen bij de observatie van 22 februari 2011, maar ook bij die van 4 op 5 april 2011 is waargenomen dat [GM] en [PT] elkaar bij het Van der Valk hotel in Vught hebben ontmoet. [33]
Aan deze ontmoetingen zijn onder meer de hierna weergegeven sms-berichten voorafgegaan. In deze en andere sms-berichten wordt gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik dat gelet op de inhoud betrekking lijkt te hebben op de handel in verdovende middelen. [34]
Datum
Tijdstip
Vanaf telefoonnummer
Naar telefoonnummer
Inhoud
19 februari 2011
11:47 uur
[Italiaans nummer]
[nummer eindigend op 8030] (Rc-nummer 10/1946.07 verdachte [GM])
Lune sera arrived. Poi dire city ok martedi vole parla con gente (Tolk: Maandagavond kom ik aan. Hierna zeg ik stad. Oke dinsdag wil ik spreken met mensen)
25 maart 2011
11:08 uur
[Italiaans nummer]
[nummer eindigend op 1690] (Rc-nummer 10/1946/12 verdachte [GM])
No. 20 day prima jon manda 50 jaket. Ma merce no good. (Tolk: Nee. 20 dagen van tevoren John stuurt 50 jaket. Maar spul niet goed).
25 maart 2011
11:39 uur
[nummer eindigend op 1690] (Rc-nummer 10/1946/12 verdachte [GM])
[nummer eindigend op 7287]
Piz heeft plaat gehad maar alles niet goed
30 maart 2011
22:05 uur
[Italiaans nummer]
[nummer eindigend op 8030], (Rc-nummer 10/1946.07 verdachte [GM])
FRA VENERDI A TU PAESE A ORE 11.0 MATTINA (Tolk: Broer vrijdag in jouw land om 11 uur ’s morgens)
30 maart 2011
23:04 uur
[nummer eindigend op 8030], (Rc-nummer 10/1946.07 verdachte [GM])
[Italiaans nummer]
Vieni lune o marte (Ja kom maar maandag of dinsdag)
30 maart 2011
23:05 uur
[Italiaans nummer]
[nummer eindigend op 8030], (Rc-nummer 10/1946.07 verdachte [GM])
Ok. Lune a ora 12 mattina viene. Ok (Oké. Maandag om 12 uur ’s morgens kom. Oké.)
Nu de gebruiker van telefoonnummer [nummer eindigend op 9915] in een sms-bericht naar een ander “Piz” noemde en de in de bij verdachte aangetroffen telefoon genoemde “Piz” op 14 april 2011 aan hem per sms heeft laten weten dat hij twee keer is gekomen om te praten over werk, concludeert het hof - op grond van de inhoud van de SMS-berichten en de observaties van 22 februari en 4/5 april 2011 - dat [PT] de persoon is die “Piz” wordt genoemd, en dat verdachte de gebruiker is van nummer [nummer eindigend op 9915], alsmede de aan hem toegeschreven contacten onderhield.
(vi)
Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer eindigend op 5547] is door middel van een IMSI-catcher vastgesteld dat de gebruiker ervan zich onder meer heeft opgehouden bij [adres] te Waalwijk en [adres] te ’s-Hertogenbosch. De verdachte woonde indertijd aan [adres] te Waalwijk en verrichtte geregeld werkzaamheden op [adres] te ’s-Hertogenbosch. Behoudens contra-indicaties, die uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk zijn geworden, is dat voldoende naar het oordeel van het hof om vast te stellen dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer, waartoe het hof in het bijzonder het volgende overweegt.
Het telefoonnummer [nummer eindigend op 5547] was verbonden aan de simkaart van het IMSI-nummer [nr.]. Dit IMSI-nummer is op 2 mei 2011 gesignaleerd op de Zuid-Wilemsvaart te ’s-Hertogenbosch (in de tijdspanne van 16:38 uur tot en met 17:01 uur) en op [adres] te Waalwijk (in de tijdspanne van 18:12 uur tot en met 19:22 uur).
Leden van het observatieteam hebben op 2 mei 2011 waargenomen dat de verdachte omstreeks 16:42 uur aanwezig was op [adres] te ’s-Hertogenbosch (ter hoogte van [adres]), dat hij omstreeks 16:46 uur een telefoon tegen zijn oor hield en dat hij vervolgens wegliep. Zij zagen voorts dat de verdachte omstreeks 17:53 uur bij zijn woning aan [adres] 1 te Waalwijk werd afgezet door medeverdachte [SL] en dat de verdachte daar omstreeks 18:22 uur werd opgehaald door medeverdachte [MN]. [35]
(vii)
Een soortgelijke bewijsredenering geldt ten aanzien van het telefoonnummer [nummer eindigend op 0226].
De resultaten van een IMSI-catcher waren ook hier - op grond van dezelfde scan en observaties als ten aanzien van nummer [nummer eindigend op 5547] - dat de gebruiker zich had opgehouden bij [adres] te Waalwijk en [adres] te ’s-Hertogenbosch, respectievelijk dus de plaats waar de verdachte woonde en de plaats waar hij werkzaamheden verrichte.
Blijkbaar liep verdachte met meerdere telefoons tegelijk op zak, die hij gebruikte, en waarmee hij de aan hem toegeschreven contacten onderhield [36]
(viii)
Ook de identiteitsvaststelling van de telefoonnummers [nummer eindigend op 7040], [nummer eindigend op 7287] en [nummer eindigend op 3168] heeft mede aan de hand van de resultaten van een IMSI-catcher plaatsgevonden. De verdachte bleek de enige persoon te zijn die op de geregistreerde plaatsen aanwezig was ten tijde van de inzet van de IMSI-catcher. [37]
Met betrekking tot de telefoonnummers [nummer eindigend op 7040] en [nummer eindigend op 7287] betrof het een scan en observatie d.d. 16 maart 2011, waarbij verdachte is waargenomen in Vlijmen, Heusden en Waalwijk.
Met betrekking tot telefoonnummer [nummer eindigend op 3168] betrof het een scan en observatie d.d. 21 april 2011, waarbij de verdachte is waargenomen in Waalwijk en ’s-Hertogenbosch.
Daar komt bij dat met het telefoonnummer [nummer eindigend op 3168] ook meerdere gesprekken door de verdachte zijn gevoerd onder de naam “Hans Arbouw” en dat verbalisanten de stem van de gebruiker hebben herkend als die van de verdachte. [38] Anders dan de raadsman ziet het hof geen reden om aan deze stemherkenning te twijfelen. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] - degenen die de stem van de verdachte hadden herkend - ten overstaan van het hof onder ede als getuige bij die stemherkenning zijn gebleven. [verbalisant 1] bleek de sterkste herinnering aan de stemherkenning te hebben. Zij verklaarde zich te herinneren dat de stem van de gebruiker in de gesprekken waarin de verdachte zich wel als zichzelf kenbaar maakte, exact dezelfde was als de stem van degene die zich als Hans Arbo/Arbouw bekend maakte. Dat de verbalisanten geen speciale opleiding hebben gevolgd voor het herkennen van stemmen, maakt niet dat geen bewijswaarde kan worden toegedicht aan hun stemherkenningen - zeker niet wanneer die stemherkenning steun vindt in ander bewijsmateriaal, zoals in dit geval de resultaten van de IMSI-catcher. Het hof wijst voorts op het feit dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte een aantal malen hebben gehoord.
(ix)
Opmerking verdient nog dat de verdachte en medeverdachten gedurende dit onderzoek gebruik maakten van zogenaamde “werktelefoons”. Zij wisselden met enige regelmaat van telefoon, in die zin dat zij tegelijk en/of achtereenvolgens meerdere telefoons gebruikten. Wat niet aannemelijk is geworden echter, is dat de verdachte en medeverdachten ook onderling van telefoonnummers hebben gewisseld. Dat maakt dat het ervoor mag worden gehouden dat, indien eenmaal is vastgesteld dat een verdachte een bepaald telefoonnummer heeft gebruikt, hij dat telefoonnummer gedurende de gehele periode heeft gebruikt.
H.2.1.6 - De telefoonnummers in relatie tot incident 6
Het hof stelt vast dat het in relatie tot de in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 6 ten laste gelegde criminele organisatie naast taps van de reeds besproken telefoonnummers, ook taps van het telefoonnummer [nummer eindigend op 1690] voor het bewijs heeft gebruikt. Ook dit telefoonnummer kan aan de verdachte worden gekoppeld. In de woning van de verdachte is namelijk een telefoon van het merk Nokia, type 6233, aangetroffen met daarin een simkaart van dit telefoonnummer. [39]
Met dit telefoonnummer is op 11 februari 2011 een telefoongesprek gevoerd met een [P]. In dit gesprek vraagt [P] aan de gebruiker van het telefoonnummer [nummer eindigend op 1690] hoe het met die kleine zoon is en met [VY]. Vervolgens wordt er een gepraat over [VY] en [naam zoon verdachte GM] en over drie dochters van de gebruiker van [nummer eindigend op 1690]. [40] In de door verdachte op 24 mei 2011 bij de politie afgelegde verklaring heeft hij onder meer - zakelijk weergegeven - als volgt verklaard:
“Ik heb drie dochters bij mijn ex vrouw. Ze zijn 16,17 en 20 jaar en ik heb een zoontje van 7 maanden bij mijn huidige vrouw. Ik ben getrouwd met [VY] . Ze is van Russische afkomst. We voeden ons zoontje [naam zoon verdachte GM] tweetalig op”. [41]
Deze omstandigheden tezamen genomen zijn naar het oordeel van het hof voldoende om vast te stellen dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer.
H.2.1.7 - SlotsomResumerend houdt het oordeel van het hof in dat de verdachte de gebruiker is geweest van de aan hem toegeschreven telefoonnummers [nummer eindigend op 2501], [nummer eindigend op 3641], [nummer eindigend op 4661], [nummer eindigend op 1796], [nummer eindigend op 7705], [nummer eindigend op 1824], [nummer eindigend op 8030], [nummer eindigend op 5497], [nummer eindigend op 2710], [nummer eindigend op 9915], [nummer eindigend op 5547], [nummer eindigend op 0226], [nummer eindigend op 7040], [nummer eindigend op 7287], [nummer eindigend op 3168] en [nummer eindigend op 1690].
Voor zover het verweer van de raadsman zich keert tegen het vaststellen van de overige aan de verdachte toegeschreven telefoonnummers, overweegt het hof dat het daarin geen onregelmatigheden heeft aangetroffen, maar dat het verweer geen verdere bespreking behoeft, nu de communicatie met die telefoonnummers niet voor het bewijs jegens verdachte is gebezigd.
H.2.2 - Alternatief scenario van de verdediging
Met betrekking tot de sms-berichten heeft de raadsman aangevoerd dat bij de duiding daarvan behoedzaamheid moet worden betracht. Volgens de raadsman ontbreekt een voldoende basis voor de vaststelling dat de sms-berichten over verdovende middelen gaan.
Het hof kan de raadsman hierin niet volgen. De sms-berichten die hiervoor in het kader van de toeschrijving van de telefoonnummers aan de orde kwamen en die in de bewijsmiddelen naar voren komen, hebben onmiskenbaar betrekking op de handel in verdovende middelen. In de sms-berichten werd versluierde taal gebruikt, zoals “nat”, “pap”, “jacks”, “beks”, “caramel”, “pla” en “werk”. Niet alleen de context van die sms-berichten, maar ook diverse observaties en inbeslagnames stellen buiten twijfel dat het gaat om verdovende middelen.
Opmerking verdient in dit verband nog dat de verklaring die de verdachte heeft gegeven - zijn contact met [PT] zou gaan over het verhandelen van rubberproducten (een verklaring die het hof reeds in overweging (v) onder H.2.1.2 als ongeloofwaardig terzijde heeft gesteld) - naar het oordeel van het hof niet met de inhoud van de sms-berichten valt te rijmen.
H.2.3 - Alternatief scenario van de verdediging specifiek ten aanzien van incident 5
De raadsman heeft aangevoerd dat de verzegeling van de container niet is veiliggesteld, zodat niet meer kan worden geverifieerd of de container open is geweest of dicht is gebleven. Volgens de raadsman kan niet worden uitgesloten dat de verdovende middelen door derden in de container zijn geplaatst dan wel dat de dozen zoals die uit de vrachtwagen zijn gehaald geen verdovende middelen bevatten.
Ook dit onderdeel van het verweer kan niet slagen. Het hof overweegt daartoe dat de verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op ambtseed c.q. ambtsbelofte het volgende bij proces-verbaal hebben gerelateerd.
“Op dinsdag 03 mei 2011 waren wij, verbalisanten, aanwezig op het terrein van het Korps Landelijke Politiediensten te Breda. […] Wij zagen op het terrein een vrachtwagen staan voorzien van het kenteken [kenteken], met daaraan een oplegger voorzien van het kenteken [kenteken]. […] Wij zagen dat de deuren van de container gesloten waren. Wij zagen dat de deuren van de container verzegeld waren. Wij zagen dat de deuren van de container door de verzegeling niet geopend konden zijn. […]
Omstreeks 16:55 uur heb ik, [verbalisant 5], tegen de bestuurder van de vrachtwagen, zijnde Sander Elstrodt, gezegd dat hij de verzegeling moest verbreken en de deuren van de container moest openen. […]
Omstreeks 17:00 uur zagen wij, verbalisanten, dat de bestuurder […] de verzegeling middels
kniptang verbrak. Wij zagen dat hij de verzegeling weghaalde en de deuren van de container opende.
Wij zagen dat de container vol stond met kartonnen dozen. Ik, [verbalisant 3], heb de deuren van de container weer gesloten in afwachting op een hondengeleider met een hond, getraind voor het opsporen van verdovende middelen. Ik, [verbalisant 3], ben constant bij de container gebleven en zag dat er niemand in de
container is geweest. […]
Omstreeks 17:30 uur zagen wij, verbalisanten, dat een hondengeleider van het korps Rotterdam - Rijnmond zijn hond liet zoeken naar de mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen. Wij, verbalisanten, zagen dat de hond tegen de zijkant van de container sprong en hoorden dat de hond aan het blaffen was. Ik, [verbalisant 3], hoorde dat de hondengeleider bevestigend reageerde dat er
verdovende middelen aanwezig waren in de container.
Ik, [verbalisant 3], heb beide deuren van de container weer geopend. Wij, verbalisanten, zagen dat de hondengeleider van het korps Rotterdam - Rijnmond zijn hond naar de geopende deuren begeleidde en zijn hond liet zoeken naar de mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen. Wij, verbalisanten, hoorden dat de hond wederom begon te blaffen. Ik, [verbalisant 3], hoorde dat de hondengeleider wederom bevestigend reageerde dat er verdovende middelen aanwezig waren in de container. […]
Omstreeks 17:40 uur heb ik, [verbalisant 3], de deuren van de container weer afgesloten. Wij, verbalisanten, zijn constant bij de container gebleven en zagen dat er niemand in de container is geweest. […]
Omstreeks 18:20 uur zijn wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 3], met de vrachtwagen, oplegger en container naar bergingsbedrijf[naam bedrijf] te Gilze gereden, alwaar wij, verbalisanten, op […] omstreeks 18:45 uur aankwamen. Wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 3], zijn constant bij de container gebleven en zagen dat er niemand in de container is geweest.
In de loods van bergingsbedrijf heb ik, [verbalisant 3], samen met verschillende collega's van de politie Midden en West Brabant, de kartonnen dozen uit de container gehaald en troffen wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 3], in totaal 3.040 kilo Hasj aan.
Wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 3], merken op dat er, tussen het verbreken van de verzegeling en het aantreffen van de Hasj, geen enkele mogelijkheid is geweest om onopgemerkt in de omgeving van de container te komen dan wel onopgemerkt goederen in of uit de container te halen. Wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 3], merken op dat er niemand in de container is geweest.” [42]
Het hof ziet geen enkele aanleiding om aan de inhoud van dit proces-verbaal te twijfelen. Nu de verbalisanten erop hebben toegezien dat niemand na het verbreken van de verzegeling en het openen van de deuren van de container, onopgemerkt goederen in dan wel uit de container heeft kunnen halen, moeten de door de raadsman geopperde mogelijkheden naar het oordeel van het hof als niet aannemelijk terzijde worden geschoven.
Ook anderszins is niet van onregelmatigheden met betrekking tot de verzegeling gebleken.
H.2.4 - Voorwaardelijk verzoek specifiek ten aanzien van incident 5
Met betrekking tot het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om de persoon als getuige te horen die in deze zaak zogenaamde kluisverklaringen heeft afgelegd, overweegt het hof dat het de noodzaak daarvan niet inziet. De kluisverklaringen heeft het hof niet voor het bewijs gebruikt (de rechtbank had dat overigens ook niet gedaan); ook overigens acht het hof het horen van de persoon die deze verklaringen heeft afgelegd, niet noodzakelijk voor enige door het hof in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Bijgevolg wordt het verweer van de raadsman in al zijn onderdelen verworpen.
H.2.5 - Ambtshalve overweging ten aanzien van incidenten 4.2 en 4.3
Ten aanzien van incident 4.3, te weten feit 5 op de tenlastelegging met parketnummer 01/889150-10 overweegt het hof nog als volgt. Uit de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelen volgt dat er naast een zogenoemd dummy transport daadwerkelijk een transport van een grote hoeveelheid softdrugs heeft plaatsgevonden. Zo heeft [AJ] op
2 november 2010 een sms-bericht ontvangen, inhoudende dat “dum” morgen wel weggaat. Later die dag hebben verdachte en [SL] elkaar sms-berichten toegezonden, inhoudende dat “we” vrijdag gaan en niet op donderdag omdat dan “dum” aankomt. In de sms-berichten ten aanzien van incident 4.3 wordt - naast 1 of 2 plaatjes - veelvuldig gesproken over 140.
Het hof acht om de navolgende reden bewezen dat met dit getal gedoeld wordt op 140 kilogram hennep. In een sms-bericht d.d. 3 november 2010 van [AJ] aan een onbekende persoon “Ray” wordt gesproken over ‘nat’. In een sms-bericht d.d. 20 november 2010 (incident 4.2) sms’t [AJ] aan medeverdachte [SL]: “Gewoon afspreken om nat aan te pakken kan naar onze eigen droog locatie.” Gelet op de context waarin deze sms-berichten zijn verzonden, kan worden geconcludeerd dat “nat” voor natte hennep staat. Voorts heeft het transport, dat volgens de documenten van lading in Luton (Engeland) aankwam op 8 november 2010, op dezelfde wijze plaatsgevonden als de latere transporten van incident 4.2 en 4.1. Zo zijn de goederen in alle drie de incidenten namens de afzender Signia B.V. te Rotterdam door het vervoersbedrijf [naam bedrijf] vervoerd naar Engeland met als bestemming [naam bedrijf Engeland] en zijn de CMR’s zijn steeds op identieke wijze opgemaakt. Ten aanzien van de transporten van incidenten 4.1 en 4.2 is door de politie na (gedeeltelijke) inbeslagname vastgesteld dat het om hennep ging.
Ten overvloede overweegt het hof dat het om dezelfde redenen bewezen acht dat het getal 190 in de sms-berichten van incident 4.2, te weten het gedeelte dat niet in beslag werd genomen, staat voor een hoeveelheid van circa 190 kilogram hennep die alsnog naar Engeland is vervoerd.
H.2.6 - Overwegingen ten aanzien van incident 6
Met betrekking tot de tenlastegelegde organisatie overweegt het hof, dat onvoldoende is komen vast te staan dat die organisatie het oogmerk had tot het plegen van valsheid in geschrifte en tot het plegen van gewoontewitwassen. Dit is anders voor wat betreft het oogmerk tot het plegen van de ten laste gelegde Opiumwetdelicten en het witwassen. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien met de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de ten aanzien van hen bewezen verklaarde feiten, blijkt naar het oordeel van het hof, dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen de verdachte, [SL], [AF], [AJ], [RJ], [JK] en [ME] gericht op het plegen van Opiumwet-misdrijven, zoals grootschalige export en/of import van hennep en hasjiesj, alsmede het witwassen.
Uit het geheel van bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Er is sprake geweest van intensief en veelvuldig sms-verkeer tussen onder anderen [AJ] enerzijds en de verdachte, [AF], [SL], [RJ], [JK] en [ME] anderzijds. Zij communiceerden met [AJ] over benodigde voorbeelden, over aanstaande en onderschepte drugstransporten, de te ontvangen gelden en de overdracht daarvan. Ook de verdachte en [SL], de verdachte en [RJ], de verdachte en [AF] en [SL] en [AF] onderhielden onderling contact via sms-berichten. [ME] onderhield met [AJ] en de verdachte sms-contact over het ophalen van de gelden voor betaling van transporten. Ditzelfde geldt voor [JK], die in een transport naar Italië ook de rol van voorrijder van het transport op zich heeft genomen en daarbij sms-contacten had met [SL] en de verdachte.
[ME] onderhield met [AJ] eveneens sms-contact over het verzamelen van hennep ten behoeve van de export naar Italië.
Een bijzonder aspect van genoemd samenwerkingsverband is, dat de telefoonnummers waarmee deze sms-berichten werden verstuurd niet of nauwelijks voor andere doeleinden zijn gebruikt dan het onderling versturen van sms-berichten. In vrijwel alle gevallen ging het daarbij om prepaid telefoonnummers, waardoor de identiteit van de gebruiker niet eenvoudig is vast te stellen.
Daarnaast maakten de genoemde personen slechts over een beperkte periode van enkele weken gebruik van een telefoon en telefoonnummer en wisselden zij regelmatig van nummer en telefoon. Met deze telefoons werden sms-berichten in versluierd taalgebruik ontvangen/verzonden over hoeveelheden hasjiesj en hennep, over prijzen en betalingen alsmede over het afspreken van ontmoetingen. Het versluierd taalgebruik blijkt onder meer uit het hanteren van bijnamen van medeverdachten en afnemers van drugs, bijnamen van de locaties waar men zou samenkomen en aparte benamingen voor de betreffende drugs zoals tak en pl. Het hof concludeert gelet op deze werkwijze, dat de leden van het samenwerkingsverband beseften dat zij zich bezig hielden met strafbare activiteiten en dat de politie deze activiteiten onderzocht dan wel zou kunnen onderzoeken.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat men in wisselende samenstellingen bij elkaar kwam in openbare gelegenheden zoals bijvoorbeeld een hotel in Vught. Bij laatstgenoemd hotel vonden ook ontmoetingen plaats met de Italiaanse afnemer van drugs.
Dat de organisatie naast het oogmerk tot het plegen van Opiumwetdelicten ook het oogmerk had op witwassen volgt onder meer uit de bewijsmiddelenoverzichten betreffende de incidenten 1 en 2 en het bewijsmiddelenoverzicht feit 4 in de zaak van [ME]. Hieruit volgt dat de gelden die verdiend werden met de verkoop van de hennep en hasjiesj afzonderlijk werden opgehaald door [JK] en [ME] en vervolgens werden afgedragen aan [AJ].
Het patroon was telkens hetzelfde: men reed, bij voorkeur met een passagier, naar Turijn, overnachtte in een hotel, via sms-berichten werd men gedirigeerd naar de plek waar het geld zou worden overgedragen om vervolgens terug te rijden naar Nederland en het geld af te geven aan [AJ].
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de bewijsmiddelenoverzichten het volgende over de betrokkenheid van de verschillende verdachten/veroordeelden:
  • De verdachte onderhoudt contacten met Italiaanse en Engelse afnemers, waarbij hij in sms-berichten de Italiaanse respectievelijk de Engelse taal gebruikt. Hij onderhandelt met de afnemers over de hoeveelheden en prijzen, overlegt over de datum van transport, fungeert als tussenpersoon tussen [JK] en [ME] en de Italiaanse afnemer met betrekking tot het ophalen van de gelden en informeert medeverdachten over de aankomst van ladingen. Hij organiseert met medeverdachten een transport van hasjiesj uit Pakistan en is ook medefinancier van dit transport. Hij onderhoudt contacten met zijn medeverdachten over het verloop van transport alsmede met een medewerker in de haven van Antwerpen.
  • [SL] werkt nauw samen met [AJ], de verdachte, [AF] en [JK]. Hij verzamelt de hoeveelheden hasjiesj en hennep, verplaatst die naar opslaglocaties, overlegt over het regelen van een chauffeur en voorrijder en de datum waarop het transport kan plaatsvinden en is betrokken bij het laden en daadwerkelijk vertrekken van een deel van de transporten. Ook heeft [SL] tijdens de transporten met betrekking tot de incidenten 1 en 2 contact met [JK] over het ophalen van geld en voor wat betreft incident 1 over het niet kunnen bereiken van de chauffeur. [SL] verzamelt hoeveelheden hennep ten behoeve van transport naar Engeland, houdt de medeverdachten op de hoogte van de vorderingen hierin en deelt verkregen informatie over hoeveelheden per afnemer met medeverdachten. [SL] is actief betrokken bij het reageren op onderscheppingen van delen van een transport.
  • [AF] is betrokken bij de transporten naar Italië. Hij regelt een chauffeur voor de transporten en stuurt deze in overleg met [SL] aan. Tijdens het transport onderhoudt hij contacten met de medeverdachten en hij wordt betrokken bij het niet kunnen bereiken van de chauffeur. De loods aan de Dinkelstraat die door de organisatie als opslagplaats voor de hennep werd gebruikt is door tussenkomst van [AF] verkregen. Hij heeft als tussenpersoon bemiddeld bij de verhuur van deze loods. Ook stond de vrachtwagen waarmee de transporten hebben plaatsgevonden op naam van zijn Beheer B.V.
  • [RJ] heeft sms-contacten met [AJ] en de verdachte over het transport uit Pakistan. Hij wordt meerdere malen door het observatieteam waargenomen tijdens ontmoetingen met medeverdachten. Hij is ook aanwezig tijdens ontmoetingen met de Italiaanse afnemer.
  • [JK] is betrokken bij de Italië-transporten. Ter gelegenheid van incident 1 rijdt hij voor het transport uit om controle door autoriteiten op de weg te signaleren, Tijdens het transport onderhoudt hij contact met [SL] en [AJ]. Hij haalt vervolgens het geld ter (rest)betaling van dit transport op en geeft het af bij [AJ]. Voor wat betreft incident 2 haalt hij wederom geld op ter betaling van een transport en geeft dit af aan [AJ]. Ook hierbij onderhoudt hij sms-contacten met medeverdachte [SL].
  • [ME] haalt twee keer gelden op in Italië ter betaling van transporten hennep en/of hasjiesj. Hij onderhoudt hierbij sms-contact met [AJ] en de verdachte. Ook verzamelt [VE]hennep ten behoeve van de uitvoer naar Italië, waarbij hij sms-contact heeft met [AJ].
  • Wijlen [AJ] vervulde een sturende rol en was vrijwel steeds degene die belangrijke beslissingen nam. Andere verdachten raadpleegden hem vooraf en achteraf.
Het totaal aan strafbare gedragingen van de individuele verdachten geeft een behoorlijke mate van onderlinge verwevenheid en bestendigheid te zien tussen de genoemde personen bij het plegen van de Opiumwetdelicten en het witwassen. Hiermee wordt in voldoende mate voldaan aan de voorwaarden van een zekere duurzaamheid en structuur om het totaal van handelen te kunnen kwalificeren als handelen binnen een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van de bewezenverklaarde misdrijven. Ook zijn verdachten zich van het bestaan van deze samenhang bewust geweest, gelet op hun feitelijk handelen en de onderlinge afstemming ervan.
Ten aanzien van de periode waarin verdachten hebben deelgenomen aan de criminele organisatie overweegt het hof het volgende. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte reeds vanaf 26 maart 2009 enige rol heeft gespeeld in de organisatie. Gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen dient de bewezen te verklaren periode te worden beperkt tot de periode van september 2010 tot en met 24 mei 2011.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
 de zaak met parketnummer 01/889150-10
Het onder 1, 3 en 5 bewezen verklaarde bestaat telkens enerzijds uit een misdrijf dat is voorzien bij artikel 3, aanhef en onder A, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar is gesteld in artikel 11, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet; en anderzijds uit een misdrijf dat is voorzien bij artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar is gesteld in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet. Het wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel,enmedeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezen verklaarde bestaat telkens enerzijds uit een misdrijf dat is voorzien bij artikel 3, aanhef en onder A, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar is gesteld in artikel 11, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet; en anderzijds uit een misdrijf dat is voorzien bij artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar is gesteld in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd,enmedeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde bestaat enerzijds uit een misdrijf dat is voorzien bij artikel 3, aanhef en onder A, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar is gesteld in artikel 11, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet; en anderzijds uit twee misdrijven die zijn voorzien bij artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar zijn gesteld in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel,
en
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde is voor wat betreft onderdeel (A) als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 11a, eerste lid, van de Opiumwet; en voor wat betreft onderdeel (B) voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet
en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
 de zaak met parketnummer 01/889115-11
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 3, aanhef en onder A, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, en is strafbaar gesteld in artikel 11, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde drugstransporten, het in de zaak met parketnummer 01/889115-11 ten laste gelegde drugstransport en de in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 6 ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie.
De rechtbank heeft dezelfde feiten bewezen verklaard en de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
De advocaten-generaal hebben zich achter deze beslissing van de rechtbank geschaard.
De raadsman heeft, in uiterst subsidiaire zin, een strafmaatverweer gevoerd. Daarbij heeft hij erop gewezen dat de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor hennepzaken onlangs naar beneden zijn bijgesteld. Hij heeft voorts gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Het hof overweegt omtrent de op te leggen straf als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de daarop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het bewezen verklaarde handelen van de verdachte staat in verband met de internationale handel in softdrugs, welke handel de internationale rechtsorde verstoort en bovendien allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten veroorzaakt, zoals het ontduiken van belastingen, terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft.
De in- dan wel uitvoer van een grote hoeveelheid softdrugs wordt bedreigd met een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en datzelfde geldt voor het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van zo’n grote hoeveelheid softdrugs. De verwijzing van de raadsman naar de bijstelling van de landelijke oriëntatiepunten, die op het telen van hennep zien, gaat voorbij aan het feit dat die oriëntatiepunten niet zijn geschreven voor het op grote schaal, in een crimineel samenwerkingsverband, verhandelen van softdrugs, waarvan in dit geval sprake is. Dat is een categorie van een geheel andere orde. Dat blijkt ook uit het feit dat het op een dergelijk samenwerkingsverband toegesneden artikel 11a, eerste lid, van de Opiumwet een strafbedreiging kent van acht jaar gevangenisstraf. Dat betekent in dit verband dat volgens de samenloopregeling, de hier aan de orde zijnde feiten worden bedreigd met een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren en 8 maanden.
Dat is ook niet opmerkelijk. De handel in en uitvoer van softdrugs is in de regel lucratief; niet valt in te zien dat dit anders is geweest bij de bewezen verklaarde drugstransporten. Zeer grote hoeveelheden werden verhandeld (naar Italië werden respectievelijk 191,8 kg hasjiesj, 120 kg hennep en 25 platen hasjiesj uitgevoerd; naar Engeland werd respectievelijk 254,1 kg hennep, 75 kg hennep, 190 kg hennep en 140 kg hennep uitgevoerd; en vanuit Pakistan werd 3.040 kg hasjiesj ingevoerd). Kennelijk stond bij de verdachte en zijn mededaders financieel gewin voorop. Zij hebben zich niet bekommerd over de maatschappelijke gevolgen van de handel. De drugsgelden werden witgewassen; een vervlechting van uit misdrijf verkregen geld met legaal geld die de integriteit van het financiële en economische verkeer raakt. Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een gevangenisstraf die een vrijheidsbeneming van een behoorlijke duur met zich brengt.
Dat klemt te meer in het geval van de verdachte. Het hof beschouwt de verdachte als een belangrijke en onmisbare schakel in de destijds door [AJ] geleide organisatie: de verdachte onderhield persoonlijk de contacten met de buitenlandse afnemers van hennep/hasjiesj en investeerde ook zelf in de invoer van hasjiesj uit Pakistan. Zijn rol beperkte zich derhalve niet, zoals dat bij sommige medeverdachten wel het geval was, tot louter uitvoerende werkzaamheden. De verdachte heeft bovendien niet laten blijken het laakbare van zijn handelen in te zien. Integendeel: hij is elke betrokkenheid blijven ontkennen en heeft zo iedere verantwoordelijkheid van zich afgeschoven.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaten-generaal gevorderde gevangenisstraf passend is. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte maken dat niet anders. Dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, is geen omstandigheid waarvan een strafmitigerende werking uitgaat: recidive zou veeleer als een strafverhogende omstandigheid hebben gegolden. De persoonlijke belangen die de verdachte bij een lagere gevangenisstraf heeft, wegen naar het oordeel van het hof niet op tegen de ernst van de gepleegde misdrijven. Het hof zal de verdachte dan ook veroordelen tot de door de rechtbank opgelegde en door de advocaten-generaal gevorderde straf: een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, wordt daarop in mindering gebracht.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte was door het hof geschorst tot heden. Het hof overweegt ambtshalve dat het geen aanleiding ziet om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen dan wel nader te schorsen.
Beslissing ten aanzien van het beslag
Het hof kan zich verenigen met de beslissingen ten aanzien van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, zoals die door de rechtbank zijn genomen. Noch door de advocaten-generaal, noch door de verdediging zijn tegen deze beslissing bezwaren aangevoerd. Het hof neemt die beslissingen over op de wijze zoals in het dictum van dit arrest is vermeld.
De desbetreffende voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het voorwerpen zijn met behulp waarvan de bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 27, 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01/889150-10 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair en in de zaak met parketnummer 01/889115-11 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dat als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals genoemd op de beslaglijst onder nummers 1, 2, 5, 6, 7, 13, 14 en 18, te weten:
1.
een schrijfmap, H07-T1/Office A4;
2.
een schrijfmap, H07-T2/Office A4;
5. 3
3 handgeschreven briefjes, H07-T5;
6.
een gsm, Nokia 1280, kleur zwart, H07-T16/met sticker “26331666 Floor” achterop;
7.
een gsm, Nokia 1280, kleur grijs/zwart, H07-T16/met sticker “LFP017917298 BV Sloten” achterop;
13.
een gsm, Nokia 1280, kleur zwart, H21-T23 / sticker “[nummer eindigend op 9915]” achterop;
14.
een gsm, Nokia 1280, kleur zwart, H21-T24 / sticker “[nummer eindigend op 8631]” achterop;
18.
een bankbescheid, H21-T50 / Western Union stortingsbewijs.
Aldus gewezen door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh en mr. H.M. Vos, griffiers,
en op 3 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 28 oktober 2010, pagina 10969 t/m 10971.
2.Proces-verbaal van verhoor d.d. 26 mei 2011, pagina 1889.
3.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 13 december 2010, pagina 10682.
4.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 28 april 2011, pagina 10642.
5.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 6 januari 2011, pagina 10695, in combinatie met een als bijlage gevoegd tapgesprek, pagina 10719.
6.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 26 januari 2011, pagina 10178 en 10181.
7.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 6 januari 2011, pagina 10696, in combinatie met de als bijlage gevoegde tapgesprekken, pagina 10699 tot en met 10707.
8.Een vertaling d.d. 30 november 2011 van een proces-verbaal van verhoor bij het Parket van de Republiek Italië
9.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 17 mei 2011, pagina 10616 en 10617, in combinatie met de als bijlage gevoegde tapgesprekken, pagina 10622, 10626 en 10638.
10.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 januari 2014, zoals weergegeven in het proces-verbaal van die terechtzitting, pagina 11 en 12.
11.De als bijlage bij proces-verbaal d.d. 3 januari 2012 gevoegde tapgesprekken, pagina 2176, 2179, 2194 en 2203.
12.Proces-verbaal van verhoor d.d. 24 mei 2011, pagina 1865 en 1866.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2011, pagina 3991.
14.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 januari 2014, zoals weergegeven in het proces-verbaal van die terechtzitting, pagina 11 en 12.
15.De als bijlage bij proces-verbaal d.d. 3 januari 2012 gevoegde tapgesprekken, pagina 2729 en 2730.
16.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 21 januari 2011, pagina 10982, in combinatie met het proces-verbaal observeren d.d. 2 mei 2011, pagina 10986 en 10988.
17.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 21 januari 2011, pagina 10982, in combinatie met de daarbij als bijlage gevoegde tapgesprekken, pagina 10993 en 10944.
18.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 11 januari 2011, pagina 10892 t/m 10895, in combinatie met het daarbij als bijlage gevoegde tapgesprek, pagina 10896.
19.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 16 augustus 2011, pagina 10817, in combinatie met de tapgesprekken, pagina 10829 t/m 10835; en de tapgesprekken, pagina 16123, 16125, 16146 en 16147.
20.Proces-verbaal van observeren d.d. 23 februari 2011, pagina 4083 t/m 4085; proces-verbaal d.d. 3 januari 2012, pagina 3387.
21.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 16 augustus 2011, pagina 10817, in combinatie met de tapgesprekken, pagina 16159 en 16163.
22.Proces-verbaal van observeren d.d. 23 februari 2011, pagina 4083-4085; proces-verbaal d.d. 3 januari 2012, pagina 3387 en 3388.
23.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 16 augustus 2011, pagina 10817, in combinatie met de tapgesprekken, pagina 17217 en 17218.
24.Proces-verbaal van observeren d.d. 6 april 2011, pagina 4094-4095; proces-verbaal d.d. 3 januari 2012, pagina 3391.
25.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 16 augustus 2011, pagina 10817, in combinatie met de tapgesprekken, pagina 17289 en 17319.
26.Proces-verbaal van observeren d.d. 11 april 2011, pagina 4100 t/m 4105; proces-verbaal d.d. 3 januari 2012, pagina 3392.
27.Overzichtlijst van de getapte telefoonlijnen en de gebruikers hiervan, pagina 15657 en 15658.
28.Overzichtlijst van de getapte telefoonlijnen en de gebruikers hiervan, pagina 15657 en 15658.
29.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 18 maart 2011, pagina 10734 t/m 10738 met bijlagen.
30.Overzichtlijst van de getapte telefoonlijnen en de gebruikers hiervan, pagina 15657 en 15658.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2011, pagina 10847 en 10848.
32.Tapgesprekken, pagina 17422, 17433, 17656, 17637, 17674, 17699, 17731, 17756, 17757, 17761, 17680, 18118, 18216 en 18217.
33.Proces-verbaal van observeren d.d. 1 maart 2011, pagina 4089 en 4090; proces-verbaal van observeren d.d. 6 april 2011, pagina 4094 t/m 4097; proces-verbaal van observeren d.d. 11 april 2011, pagina 4100 t/m 4105; proces-verbaal d.d. 3 januari 2012, pagina 3386 t/m 3388, 3391 t/m 3393.
34.Tapgesprekken, pagina 16115, 16732, 16734, 16984, 16987 en 16988.
35.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 16 augustus 2011, pagina 10.648 t/m 10.651, en aangehechte processenverbaal.
36.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 16 augustus 2011, pagina 10915 t/m 10917, en aangehechte processen-verbaal.
37.Proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 16 augustus 2011, pagina 10763 t/m 10765; proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 9 augustus 2011, pagina 10782 t/m 10784; proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 16 augustus 2011, pagina 10944 t/m 10946.
38.Proces-verbaal stemherkenning d.d. 28 juni 2010, pagina 4318 en 4319.
39.Proces-verbaal van bevindingen inbeslagname d.d. 13 juli 2011, pagina 10941 en 10942.
40.Tapgesprek met gespreksnummer 278270238, pagina 16040.
41.Proces-verbaal van verhoor d.d. 24 mei 2011, pagina 1864-1865.
42.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2011, pagina 4565 en 4566.