Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
hierna: de Inspecteur,
1.Ontstaan en loop van het geding
€ 199.627. Daarbij is een beschikking gegeven, waarbij het verlies uit werk en woning is vastgesteld op € 200.000 (aanslag en beschikkingsnummer: [nummer]).
2.Feiten
In 2005 genoot belanghebbende bij [B] een bruto salaris van € 165.279, in 2006 en 2007 was dat € 391.409 respectievelijk € 2.715.
Artikel 2 – Bestemming1. Deze lening is bestemd om binnen 3 maanden na ondertekening van deze overeenkomst in zijn geheel te worden gebruikt voor het verschaffen van een achtergestelde lening aan [F] B.V. ook wel genoemd [H] ([H]) B.V. Hierna verder steeds te noemen “
[F]”.
3. In geval hij besluit zich uit deze functie terug te trekken is dit geen reden tot opeisbaarheid van de geldlening.
28 oktober 2008 (zaaknummer: HD 103.005.334) onder meer overwogen dat belanghebbende betrokken is (geweest) bij de oprichting en verdere ontwikkeling van [F]. Het Hof achtte aanwijzingen aanwezig die wijzen op een actieve, zoal niet stimulerende, inzet van belanghebbende bij de plannen om een met [B] concurrerend bedrijf op te zetten. Het Hof heeft in dat verband onder meer verwezen naar belanghebbendes aanwezigheid op een stand van [F] bij een beurs in [J]. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende bij een bezoek aan het Japanse bedrijf [K] namens [F] een koopovereenkomst heeft gesloten voor de aanschaf van machines en mallen ten bedrage van € 700.000.
Bij vonnis van 29 april 2009 heeft de civiele kamer van de Rechtbank Breda (zaaknummer 184169/HA ZA 08-82) belanghebbende, ter zake van het belopen door deze van een boete van € 200.000 in verband met de onder 2.2 vermelde, door de rechter nog aanwezig geoordeelde sanctiemogelijkheid, in reconventie veroordeeld tot een aan [B] te betalen bedrag van € 200.000.
3.Geschil, standpunten en conclusies van partijen
€ 100.000 als schuld worden opgenomen in box 3.
1 januari 2009 groot nominaal respectievelijk € 1.000.000 en € 250.000, kunnen worden afgewaardeerd tot in totaal € 1.039.380; en per 31 december 2009 groot nominaal respectievelijk € 1.000.000 + € 250.000 + € 100.000, tot in totaal € 1.100.388, aldus de Inspecteur.
4.Gronden
Ten aanzien van het geschil
(€ 1.000.000 + € 250.000), derhalve op € 1.000.000: een afwaardering van € 250.000; en per 31 december 2009 op 20% van (€ 1.000.000 + € 250.000 + € 100.000), dat is op € 270.000: een afwaardering van € 1.080.000.
€ 1.080.000
€ 26.600
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep gegrond,
gelastdat de Inspecteur het in hoger beroep door belanghebbende betaalde griffierecht ad € 118 aan deze vergoedt, en
veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 974.