In deze zaak gaat het om een herroepingsprocedure die door appellanten is ingeleid tegen Schomo B.V. De appellanten, een man en een vrouw, hebben eerder een rechtszaak aangespannen wegens schade die zij claimen te hebben geleden door bouwactiviteiten van Schomo, die naast hun woning een appartementencomplex en parkeergarage heeft gebouwd. De schade zou zijn ontstaan door onzorgvuldig handelen van Schomo tijdens de sloop- en bouwwerkzaamheden, wat resulteerde in waterschade en constructieve schade aan hun pand. In een eerdere arbitrageprocedure werd Schomo aansprakelijk gesteld voor deze schade, maar de appellanten hebben later in een andere procedure bij de rechtbank Maastricht hun vordering uitgebreid met nieuwe schadeclaims.
De herroepingsprocedure is gestart omdat de appellanten stellen dat het TNO-rapport uit 2003, dat door Schomo is ingediend, vals is. Ze beweren dat dit rapport onjuiste conclusies bevat over de schade aan hun pand. De appellanten hebben een deskundige ingeschakeld die op 1 februari 2013 een rapport heeft uitgebracht, waaruit zou blijken dat er wel degelijk sprake is van toegenomen schade. De vraag is of deze nieuwe informatie kan leiden tot herroeping van het eerdere arrest van het hof van 25 november 2008, waarin Schomo werd veroordeeld tot schadevergoeding.
Het hof heeft geoordeeld dat de herroepingsvordering niet ontvankelijk is, omdat de gronden voor herroeping niet voldoen aan de eisen van artikel 382 Rv. De appellanten hebben geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die niet eerder bekend waren. Het hof heeft geconcludeerd dat de vordering tot herroeping moet worden afgewezen en dat de appellanten in de proceskosten moeten worden veroordeeld.