Uitspraak
Afdeling strafrecht
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte],
hij op of omstreeks 18 januari 2014 te Eindhoven, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [C], hoofdagent, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen een been heeft geschopt/getrapt en/of in de/een arm heeft gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 18 januari 2014 te Eindhoven, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar of hun bediening, heeft verzet door zich los te rukken en/of te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
hij op 18 januari 2014 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten
hij op 18 januari 2014 te Eindhoven, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, althans vast hadden, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door zich los te rukken.
1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2014, voor zover inhoudende als – zakelijk weergegeven – relaas van verbalisanten [A] en [B] (p. 4-5):
(het hof leest: [verdachte])
(het hof leest: [C])was gebeten door de verdachte [verdachte].
2. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 januari 2014, voor zover inhoudende als – zakelijk weergegeven – relaas van verbalisanten [A] en [B] (p. 11-12):
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2014, voor zover inhoudende als – zakelijk weergegeven – verklaring van [C] (p. 4-5):
4. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 5 november 2014, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
2. Degene, die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
(…)
wederspannigheid.
BESLISSING
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
€ 330,39 (driehonderddertig euro en negenendertig cent), bestaande uit € 30,39 (dertig euro en negenendertig cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 330,39 (driehonderddertig euro en negenendertig cent),bestaande uit € 30,39 (dertig euro en negenendertig cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.