In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van Enexis B.V. tot hoofdelijke veroordeling van [appellant] en [medegedaagde] tot betaling van € 6.175,94 toegewezen, waarbij [medegedaagde] verweer voerde en [appellant] verstek werd verleend. Het hof behandelt de ontvankelijkheid van het hoger beroep, dat is ingesteld na de betekening van het vonnis op 6 maart 2014, en de vraag of de appeltermijn is overschreden. Het hof overweegt dat de termijn voor het instellen van hoger beroep strikt moet worden nageleefd, maar dat in dit geval de overschrijding niet fataal is, omdat [appellant] pas op 6 maart 2014 bekend was met het vonnis. Het hof verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 3 oktober 2014, waarin werd geoordeeld dat niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege moet blijven indien het hoger beroep binnen een redelijke termijn is ingesteld. Het hof concludeert dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en wijst de vordering van Enexis tot niet-ontvankelijkheid af. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van de memorie van grieven.