4.1.In de overwegingen 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter vastgesteld van welke feiten in dit geding wordt uitgegaan. De door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten zijn niet betwist. Daarnaast gaat het hof voorshands uit van enkele andere feiten die niet zijn betwist. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
a. Coöperatieve Rabobank [vestiging] U.A. te [vestigingsplaats] (hierna: Rabobank), heeft op 7 september 2005 een schriftelijk financieringsvoorstel (inl. dagv, prod. 2) gedaan aan Ecool Anti Slipschool V.O.F. (hierna: Ecool), welk voorstel op
8 september 2005 voor akkoord is ondertekend door respectievelijk namens de vennoten van Ecool: [geintimeerde 3.], [Beheer] Beheer en Verkeerschool [Verkeerschool] B.V. (hierna: Verkeerschool [Verkeerschool]). In dit voorstel staat vermeld dat Rabobank een geldlening van € 750.000,00 en een krediet in rekening-courant van € 75.000,00 (hoofdelijk) verstrekt aan [geintimeerde 3.], [Beheer] Beheer en Verkeerschool [Verkeerschool] die daarbij handelen als (beherende) vennoten van Ecool en voor zich in privé. Verder staat in het financieringsvoorstel vermeld dat dit voorstel mede is gebaseerd op het stellen van zekerheden voor Rabobank bestaande uit een hypotheek op de grond met slipbaan en overige opstallen gelegen aan de [perceel] in [vestigingsplaats] (hierna: de slipbaan) en het mede hoofdelijk aansprakelijk worden voor de geldlening van [geintimeerde 3.], [mede debiteur] en [geintimeerde 1.].
Het voor akkoord ondertekende financieringsvoorstel zal hierna worden aangeduid als ‘de kredietovereenkomst’.
Op 14 oktober 2005 heeft Ecool ten behoeve van Rabobank (en Rabohypotheekbank N.V.) een hypotheekrecht gevestigd op de slipbaan (prod. 13 bij de brief van
mr. Hermanides, de toenmalige advocaat van Allroad, aan de voorzieningenrechter
d.d. 31 mei 2013).
Daarnaast hebben [geintimeerde 3.], [mede debiteur] en [geintimeerde 1.] in een onderhandse akte van 14 oktober 2005 – waarin zij worden aangeduid als mededebiteur – tegenover Rabobank verklaard zich met de debiteur hoofdelijk te verbinden jegens Rabobank ter zake van de geldlening van € 750.000,00 (prod. 11 bij genoemde brief van mr. Hermanides). In deze akte zijn als debiteur aangeduid: [geintimeerde 3.], [Beheer] Beheer en Verkeerschool [Verkeerschool] handelende als vennoten van Ecool en voor zich in privé. De echtgenote van [geintimeerde 1.] heeft de akte getekend onder het kopje ‘Toestemming artikel 88 Boek 1 B.W.’.
Bij een aan Ecool en haar vennoten gerichte brief van 10 februari 2012 heeft Rabobank de aan Ecool verstrekte financiering opgezegd vanwege een achterstand in de betalingsverplichtingen ter zake de geldlening en het krediet. Daarbij heeft Rabobank hen gesommeerd om uiterlijk op 10 april 2012 te voldoen al hetgeen Rabobank op dat moment van Ecool en haar vennoten te vorderen zal hebben (inl. dagv, prod. 3). In deze brief schrijft Rabobank dat zij een vordering heeft van in totaal € 762.091,55, nog te vermeerderen met een aantal p.m. posten ter zake (boete)renten en (buitengerechtelijke) kosten, gespecificeerd als volgt:
Uit hoofde van de geldlening:
- Restant hoofdsom € 610.000,00
- Achterstallige rente t/m 31-1-2012 € 15.860,76
Uit hoofde van het in rekening-courant verstrekte krediet:
- Debetsaldo: € 136.230,79
Ecool en haar vennoten hebben niet aan deze sommatie voldaan. Vervolgens heeft Rabobank als hypotheekhouder gebruik gemaakt van haar recht van parate executie en de slipbaan op 27 september 2012 in het openbaar geveild. Blijkens de akte van gunning van 4 oktober 2012 heeft Rabobank de slipbaan, na beraad, gegund en dus verkocht aan de hoogste bieder, te weten Bodemgoed B.V. (hierna: Bodemgoed), zijnde een aan Rabobank gelieerde vennootschap, tegen een koopprijs van € 470.000,00 (prod. 8 bij de brief van mr. Spoormans aan de voorzieningenrechter d.d. 31 mei 2013). Op
8 januari 2013 heeft Rabobank de slipbaan aan Bodemgoed geleverd (prod. 9 bij genoemde brief van mr. Spoormans).
Bij een koopovereenkomst die op 7 respectievelijk 8 januari 2013 door Bodemgoed, Allroad en Rabobank is ondertekend, heeft Bodemgoed de slipbaan doorverkocht aan Allroad tegen een koopprijs van € 650.000,00 (inl. dagv, prod. 6). In deze koopovereenkomst is Bodemgoed aangeduid als ‘Verkoper’ en Allroad als ‘Koper’. Verder staat in de koopovereenkomst onder meer het volgende vermeld:
‘CESSIE VAN EEN VORDERING OP NAAM
Integraal onderdeel van de tussen Verkoper en Koper bereikte overeenstemming terzake de koop en levering van het registergoed, is de overdracht van een vordering op naam, welke de coöperatie: Coöperatieve Rabobank [vestiging] U.A. (…) heeft op de vennootschap onder firma: ECOOL (ook bekend als Ecool Anti Slipschool V.O.F.) (…), haar beherende vennoten en de heren [geintimeerde 3.], [mede debiteur] en [geintimeerde 1.] uit de financieringsverhouding die de grondslag vindt in het financieringsvoorstel de dato 7 september 2005 (…).
De voormelde bank wordt hierna aangeduid als: “de schuldeiser”. De voormelde schuldenaren worden hierna tezamen in enkelvoud aangeduid als: “de schuldenaar”.
INLEIDING
De schuldeiser heeft (…) verklaard bereid te zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van de vordering van de schuldeiser op de schuldenaar aan Koper. Daartoe wordt voorafgaand te kennen gegeven als volgt:
(…)
De schuldeiser heeft een vordering op de schuldenaar uit hoofde van:
-
rekening-courant, oorspronkelijk groot (…) (€ 75.000,00) en thans groot (…)
(€ 210.753,01);
-
overeenkomst van geldlening, oorspronkelijk groot (…) (€ 750.000,00) en thans groot (…) (€ 582.500,00),
ofwel tezamen (exclusief achterstallige rente, kosten, provisies) groot (…) € 793.253,01).
De schuldeiser en Koper hebben overeenstemming bereikt over de voorwaarden en bedingen van de overdracht van de vordering op naam van de schuldeiser op de schuldenaar en wensen bij dezen schriftelijk vast te leggen het navolgende.
KOOPOVEREENKOMST VAN DE VORDERING
1.
De schuldeiser en Koper hebben een koopovereenkomst gesloten die betrekking heeft op:
de vordering van schuldeiser op schuldenaar, zoals hier aangeduid onder a tot en met c.
(…)
LEVERING VAN DE VORDERING
2.
Ter uitvoering van de koopovereenkomst levert verkoper aan koper die in eigendom aanvaardt (…)
de vordering van schuldeiser op schuldenaar, zoals hier aangeduid onder a tot en met c;
(…)
KOOPSOM VAN DE VORDERING. KWIJTING.
3.
a. De koopsom voor de vordering bedraagt (…) (€ 165.000,00).’
Bij brief van 10 januari 2013 respectievelijk bij brief van 1 maart 2013 heeft Allroad aan [geintimeerde 1.] c.s. respectievelijk aan [geintimeerde 3.] medegedeeld dat Rabobank haar vordering op hen heeft overgedragen aan Allroad. Daarbij heeft Allroad hen tevens gesommeerd tot betaling van € 793.253,01 + p.m. (inl. dagv, prod. 7 en 8).
Op 12 maart 2013 heeft Allroad ten laste van [geintimeerde 1.] conservatoir beslag laten leggen op zijn onverdeelde aandeel in de woning gelegen aan de [woonadres] te [woonplaats]
(inl. dagv, prod. 10).
4.2.1.Allroad heeft [geintimeerde 1.] c.s. en [geintimeerde 3.] in kort geding gedagvaard en gevorderd
– samengevat – om hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 320.000,00 vermeerderd met wettelijke rente, en om hen hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
4.2.2.Allroad heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd – samengevat – dat Rabobank bij voormelde koopovereenkomst van begin januari 2013 haar vordering op onder meer [Beheer] Beheer en [geintimeerde 3.] heeft verkocht en geleverd aan Allroad, waarna Allroad aan hen mededeling heeft gedaan van de cessie waarmee de levering is voltooid. Nu [geintimeerde 1.] zich bij de akte van 14 oktober 2005 hoofdelijk heeft verbonden voor de geldlening, is ingevolge artikel 6:142 BW door de overdracht van de vordering ook deze hoofdelijke verbondenheid overgegaan naar Allroad, aldus Allroad. Volgens Allroad blijkt uit de in de koopovereenkomst opgenomen cessieakte dat de vordering van Rabobank begin januari 2013 € 793.253,01 bedroeg. Allroad heeft geen reden om te twijfelen aan de hoogte van de door Rabobank in de cessieakte opgegeven vordering en Allroad gaat ervan uit dat Rabobank destijds bij de berekening van haar vordering al met de verkoopopbrengst van de slipbaan ad € 470.000,00 rekening heeft gehouden. Ook als dat niet het geval mocht zijn, dan resteert nog steeds een vordering van € 323.253,01 (exclusief rente en kosten). Slechts om proceseconomische redenen beperkt Allroad haar vordering in dit kort geding tot een bedrag van € 320.000,00, zodat een discussie kan worden voorkomen over de vraag of de verkoopopbrengst van € 470.000,00 nog op genoemd bedrag van € 793.253,01 in mindering moet worden gebracht.
4.2.3.[geintimeerde 3.] is in eerste aanleg (net als in hoger beroep) niet in het geding verschenen.
4.2.4.[geintimeerde 1.] c.s. hebben de vordering van Allroad gemotiveerd bestreden, onder meer stellende dat geen sprake is van een rechtsgeldige cessie omdat uit de tekst van voormelde koopovereenkomst blijkt dat de vordering van Rabobank niet door haar maar door Bodemgoed wordt geleverd aan Allroad, terwijl Bodemgoed nooit rechthebbende is geweest op deze vordering.
Onder andere op deze grond heeft [geintimeerde 1.] in reconventie gevorderd – samengevat – dat de voorzieningenrechter het door Allroad op de woning van [geintimeerde 1.] gelegde beslag zal opheffen en Allroad zal veroordelen het beslag door te halen in de kadastrale registers, en voorts Allroad zal verbieden om ter zake de vordering waarvoor zij beslag heeft gelegd opnieuw enig beslag te leggen.
4.2.5.De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis
in conventiede vordering van Allroad afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. Daartoe oordeelde de voorzieningenrechter – zeer kort samengevat – dat voorshands voldoende aannemelijk is dat de vordering van Rabobank niet rechtsgeldig aan Allroad is geleverd en dat sprake is van een groot restitutierisico zodat de geldvordering van Allroad zich niet leent voor toewijzing in kort geding.
In reconventieheeft de voorzieningenrechter, oordelende dat uit het in conventie overwogene volgt dat de vordering van Allroad summierlijk ondeugdelijk is gebleken, het beslag op de woning van [geintimeerde 1.] opgeheven en Allroad veroordeeld om het beslag in de kadastrale registers te doen doorhalen. Voorts heeft de voorzieningenrechter het door [geintimeerde 1.] gevorderde beslagverbod afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.