In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzuimboete die was opgelegd aan belanghebbende, een belastingadvieskantoor, wegens het niet tijdig indienen van de vennootschapsbelastingaangifte voor het jaar 2010. De Inspecteur van de rijksbelastingdienst had een boete van € 2.460 opgelegd, maar na bezwaar van belanghebbende had de Rechtbank Zeeland-West-Brabant deze boete verminderd tot € 500. De Inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag in de vennootschapsbelasting had ontvangen, maar de aangifte niet tijdig had ingediend. Belanghebbende had weliswaar een belastingadvieskantoor, maar had in eerdere jaren haar aangiften tijdig ingediend. Het Hof hield rekening met de verzachtende omstandigheden, zoals het feit dat dit de eerste keer was dat belanghebbende niet tijdig aangifte deed en de beperkte financiële draagkracht van belanghebbende.
Tijdens de zitting heeft belanghebbende zijn financiële situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij in de afgelopen jaren verlies had geleden en dat zijn onderneming onder druk stond. De Inspecteur daarentegen stelde dat belanghebbende bekend was met de regels en dat de boete passend was. Het Hof oordeelde dat, hoewel de boete in principe terecht was opgelegd, de omstandigheden van het geval aanleiding gaven om de boete te matigen tot € 500.
Uiteindelijk oordeelde het Hof dat het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij de boete van € 500 werd gehandhaafd. Tevens werd bepaald dat er griffierecht van € 478 verschuldigd was voor het hoger beroep.