Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het V2-formulier met bijlage ingediend door de advocaat van de moeder op 15 september 2014;
- het V6-formulier met bijlage ingediend door de advocaat van de vader op 29 oktober 2014.
3.De beoordeling
–naast de instellingen en organen die ingevolge artikel 1:261 lid 1 BW de uithuisplaatsing van een minderjarige kunnen verzoeken
–, ingevolge artikel 1:263 lid 2 BW slechts kunnen worden aangemerkt de met gezag belaste ouder(s) en een ander die het minderjarige kind als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt en het kind zelf, mits dit kind twaalf jaar of ouder. Vast staat dat de vader na de echtscheiding [de zoon] niet langer meer heeft verzorgd en opgevoed als een kind behorende tot zijn gezin en inmiddels ook niet meer met het ouderlijk gezag is belast. Het hof is derhalve van oordeel dat de vader, voor wat betreft de verlenging van de uithuisplaatsing van [de zoon], evenmin als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv kan worden aangemerkt.