ECLI:NL:GHSHE:2014:25

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
14 januari 2014
Zaaknummer
HD 200.073.005-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in letselschadezaak na overlijden baby door fout ziekenhuis met PTSS als gevolg

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een letselschadeclaim, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 januari 2014 een tussenarrest gewezen. De zaak betreft een appellante die schadevergoeding vordert na het overlijden van haar baby, veroorzaakt door een fout van het Academisch Ziekenhuis Maastricht. De appellante lijdt aan posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van deze gebeurtenis. Dit arrest volgt op eerdere tussenarresten van het hof, waarin onder andere is bepaald dat er een deskundigenonderzoek zal plaatsvinden door dr. E. Vermetten. In het huidige arrest wordt een incident behandeld waarin een provisionele voorziening is afgewezen. Het hof heeft de waardering van het deskundigenbericht besproken en gelast een meervoudige comparitie voor het horen van de deskundige. Het hof heeft ook een aanvullend voorschot van € 1.094,23 vastgesteld, dat door het AZM moet worden overgemaakt. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van de appellante, met een termijn die is vastgesteld op 25 maart 2014. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.073.005
arrest van 14 januari 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. L.H. Poortman-de Boer te Groningen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon Academisch Ziekenhuis Maastricht,
gevestigd te Maastricht,
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 19 oktober 2010, 19 juni 2012 en 9 april 2013 in het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht onder zaaknummer 96373/HA ZA 04-1031 gewezen vonnissen van 22 maart 2006, 18 oktober 2006, 17 juni 2009 en 7 april 2010.

14.Het tussenarrest van 9 april 2013

41.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht door dr. E. Vermetten. Verder is bepaald dat het voorschot van € 2.735,56 voorlopig ten laste van het AZM komt. Indien de kosten van de deskundige dit voorschot te boven mochten gaan, is de deskundige verzocht het hof daarover tijdig in te lichten.
Bij e-mailbericht van 1 december 2013 heeft de deskundige het hof bericht dat zijn werkzaamheden omvangrijker zijn dan verwacht en heeft hij om een aanvullend voorschot van € 1.094,23 verzocht.
14.2.
Bij brief van 4 december 2013 heeft de griffier van dit hof partijen in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Bij brief van 13 december 2013 heeft mr. Van der Ven het hof laten weten dat het AZM geen bezwaar heeft tegen het gevraagde aanvullend voorschot en bij brief van 17 december 2013 heeft mr. Poortman bericht dat [appellante] vanzelfsprekend geen bezwaar heeft tegen verhoging van het voorschot. Het hof zal derhalve beslissen zoals hierna in het dictum is bepaald.

15.De uitspraak

Het hof:
bepaalt het aanvullend voorschot op € 1.094,23 inclusief btw;
bepaalt dat het AZM het aanvullend voorschot van € 1.094,23 binnen twee weken na heden zal overmaken op IBAN-rekeningnummer [IBAN-rekeningnummer] ten name van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, onder vermelding van HD 200.073.005;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd nader op 25 februari 2014;
verwijst de zaak naar de rol van 25 maart 2014 voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante];
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden en H.A.W. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
14 januari 2014.