Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
f2. Op 19 augustus 1992 is Stichting [F] opgericht en zijn alle aandelen, op één genummerd aandeel na, gecertificeerd. Op 4 november 1992 is de naam van de BV gewijzigd in [G] BV. Op 26 februari 1993 is de naam gewijzigd in [H] BV (hierna: [H]). [H] heeft vervolgens tegen uitreiking van aandelen haar gehele onderneming ingebracht in haar dochtervennootschap [G] BV.
f1.000 per aandeel, dus voor in totaal
f9.000.000. De ingekochte aandelen zijn op 21 mei 1996 ingetrokken. Het verschuldigde bedrag is op 30 juli 1995 omgezet in een achtergestelde renteloze lening. In 1995 heeft [H]
f500.000 afgelost op deze lening en op 3 juni 1996
f200.000.
f8.300.000 een deel ter grootte van
f6.370.000 aangewend als storting op uit te geven aandelen [H] II i.o. en [H] III i.o. Daarnaast is een bedrag van
f1.930.000 afgelost, welk bedrag door belanghebbende consumptief is aangewend.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.