In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende die in Thailand woont en als buitenlands belastingplichtige wordt aangemerkt voor de inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft een aanslag opgelegd voor het jaar 2010, waarbij uitkeringen uit twee lijfrentepolissen als inkomen uit werk en woning zijn aangemerkt. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Zeeland-West Brabant, die het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2013 is vastgesteld dat de lijfrentepolissen onder het pre Brede Herwaarderingsregime vallen en volgens nationaal recht geen bron van inkomen vormen voor de buitenlands belastingplichtige. De vraag of de heffing op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Thailand aan Nederland of Thailand is toegewezen, is niet meer relevant. Het Hof heeft de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende veroordeeld.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de aanslag verminderd tot een inkomen uit werk en woning van € 13.337. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht dat de belanghebbende heeft betaald voor zowel de Rechtbank als het Hof, in totaal € 159. De proceskosten zijn vastgesteld op € 974, waarbij het Hof heeft overwogen dat de kosten zijn veroorzaakt door de verzuimen van de Inspecteur in de bezwaarfase.