Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
genotenen die vraag heeft het Hof hierboven (slot van overweging 4.3.) reeds, zij het op andere gronden, bevestigend beantwoord. Dat doet echter niet af aan de toepassing van de ‘vrijstelling’ van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, van de Wet LB 1964.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
- verklaarthet tegen de uitspraken van de Inspecteur bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraken van de Inspecteur;
- vernietigtde naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente;
- gelastdat de Staat aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 776 vergoedt;
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 708, en
- wijstde Staat aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden.