In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een verzoek om uitstel van betaling door de heer [belanghebbende] met betrekking tot een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005. De heer [belanghebbende] had op 20 februari 2009 een brief gestuurd naar de Inspecteur van de Belastingdienst waarin hij verzocht om uitstel van betaling van de aanslag, zonder dat hij de aanslag zelf ter discussie stelde. De Inspecteur heeft deze brief niet als bezwaarschrift aangemerkt, wat leidde tot een niet-ontvankelijk verklaring door de Rechtbank Breda op 31 oktober 2012. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 mei 2013 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat zijn verzoek om uitstel van betaling wel degelijk als bezwaarschrift moest worden beschouwd, terwijl de Inspecteur van mening was dat dit niet het geval was. Het Hof oordeelde dat de inhoud van de brief van 20 februari 2009 niet voldoende was om deze als bezwaarschrift aan te merken, aangezien er geen duidelijke bezwaren tegen de aanslag in stonden. Het Hof concludeerde dat belanghebbende pas bij het beroepschrift op 10 oktober 2011 zijn bezwaren schriftelijk had ingediend, wat te laat was.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien om het griffierecht te vergoeden of om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.