Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 833783/ 12-2255)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven met producties;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, Kinderopvang Jij. De werkneemster, appellante, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigde op 26 juni 2012. In december 2011 werd er een beëindigingsovereenkomst gesloten, maar de werkneemster heeft deze overeenkomst later op grond van dwaling vernietigd. Het hof moest beoordelen of de werkneemster recht had op loondoorbetaling over de periode van 1 januari 2012 tot 14 maart 2012, ondanks dat zij zich niet bereid had verklaard om haar werkzaamheden te hervatten. Het hof oordeelde dat de werkneemster recht had op loon, omdat de werkgever haar in dwaling had gebracht en de arbeid niet was verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever kwam. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter, dat de loonvordering had afgewezen, en oordeelde dat de werkneemster recht had op een totaalbedrag van € 6.020,60, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van een wettelijke verhoging van € 1.701,48. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij de werkgever als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.