ECLI:NL:HR:2003:AL7037
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake HEMA B.V. en [Verweerder] over loonbetaling en arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2003 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van HEMA B.V. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam. HEMA B.V. was in hoger beroep veroordeeld tot betaling van loon aan [verweerder] voor de periode van 17 augustus 1995 tot de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De zaak had zijn oorsprong in een ontslag op staande voet dat door de kantonrechter te Den Helder was vernietigd. Het gerechtshof had in zijn eindarrest van 27 december 2001 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd voor zover het ontslag nietig was verklaard en had HEMA veroordeeld tot betaling van loon aan [verweerder]. HEMA stelde cassatie in, terwijl [verweerder] incidenteel cassatieberoep instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld over de bereidheid van [verweerder] om de bedongen arbeid te verrichten. Het hof had vastgesteld dat zowel [verweerder] als HEMA niet bereid waren om de arbeid te verrichten, en dat de oorzaak van het niet verrichten van arbeid aan HEMA moest worden toegerekend. Dit leidde tot de conclusie dat [verweerder] recht had op loon, ondanks het ontbreken van bereidheid om te werken. De Hoge Raad verwierp zowel het principale als het incidentele beroep en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de rechtsopvatting dat de bereidheid van de werknemer om arbeid te verrichten niet altijd een voorwaarde is voor het recht op loon, vooral niet als de werkgever ook niet bereid is om de werknemer te belasten met de bedongen arbeid. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van arbeidsovereenkomsten en de rechten van werknemers in vergelijkbare situaties.