Parketnummer: 20-004484-10
Uitspraak: 7 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 november 2010 in de strafzaak met parketnummer 01-889002-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
in deze zaak domicilie kiezende op het adres van zijn raadsman, [adres], [woonplaats],
waarbij de verdachte ter zake van:
- feit 1: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij leider is van die organisatie;
- feit 2: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, en oplichting;
- feit 3: in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen;
- feit 4: medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
- feit 5: medeplegen van bedrieglijke bankbreuk en bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd;
- feit 6: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- feit 7: medeplegen van een poging tot oplichting;
- feit 8: medeplegen van oplichting en medeplegen van poging tot oplichting;
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk werden verklaard in hun vorderingen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 is ten laste gelegd, en hem daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen te beslissen conform de rechter in eerste aanleg.
De verdediging heeft:
- primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van verdachte;
- subsidiair bepleit dat verdachte niet zal worden veroordeeld terzake van het ten laste gelegde, met uitzondering van het onder 6 ten laste gelegde feit;
- meer subsidiair met betrekking tot de eventueel op te leggen straf bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een werkstraf zal worden opgelegd;
- bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden afgewezen, subsidiair dat de benadeelde partijen daarin niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De rechtbank heeft in haar vonnis aandacht besteed aan de geldigheid van de dagvaarding en ten aanzien van enkele onderdelen overwogen dat zij die nietig zou verklaren. Tot een expliciete nietigverklaring is de rechtbank echter niet gekomen. Alleen ten aanzien van de in de tenlastelegging onder 1 opgenomen verwijzing naar de Wet toezicht effectenverkeer 1995 heeft de rechtbank de nietigheid uitgesproken bij eindvonnis.
Het hof heeft al deze onderdelen mede ten grondslag gelegd aan zijn onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 7 januari 2008, te Venlo en/of in het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland en/of in China en/of Hong Kong en/of België en/of Luxemburg en/of Zwitserland en/of Groot-Brittannië, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke perso(o)n(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)n(en), te weten [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 19] [bedrijf 3] en/of [project 8] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] [bedrijf 4] en/of een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en hem, verdachte,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk onder andere het overtreden van artikel 326 Wetboek van Strafrecht (oplichting) en/of artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrift) en/of artikel 420ter/bis Wetboek van Strafrecht ((gewoonte)witwassen) en/of de artikelen 3, eerste lid, 7, zevende lid, 11, eerste lid en artikel 24 en 24a, eerste lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995,
hebbende die organisatie (onder meer) (telkens) (potentiële) beleggers en/of investeerders (onder anderen [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 12] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] en/of [betrokkene 20] en/of [betrokkene 21] en/of [betrokkene 22] en/of [betrokkene 23] en/of [betrokkene 24] en/of [betrokkene 25] en/of [betrokkene 26] en/of [betrokkene 27] en/of [betrokkene 28] en/of [betrokkene 29] en/of [betrokkene 30] en/of [betrokkene 31] en/of [betrokkene 32] en/of [betrokkene 33] en/of [betrokkene 34] en/of [betrokkene 35]) (telkens) mondeling en/of schriftelijk (middels brochures en/of prospectussen en/of (nieuws)brieven en/of jaarrekeningen)
- (telkens) valselijk voorzien van onjuiste en/of onvolledige (financiële) informatie over aangeboden beleggingsprojecten/investeringsprojecten en/of
- (telkens) essentiële informatie over aangeboden beleggingsprojecten/investeringsprojecten achtergehouden en/of
- (telkens) in strijd met de waarheid de (financiële) situatie van aangeboden beleggingsprojecten/investeringsprojecten rooskleuriger voorgesteld dan deze in werkelijkheid was en/of
- (telkens) nagelaten te vermelden dat één of meer leden van die criminele organisatie (al dan niet middels (een) Nederlandse en/of buitenlandse vennootschap(pen)) (een) (financië(e)l(e)) belang(en) en/of (feitelijke) zeggenschap had(den) in één of meer aangeboden beleggingsproject(en)/ investeringsproject(en) en/of
- (telkens) de risico's die verbonden waren aan één of meer aangeboden beleggingsproject(en)/ investeringsproject(en) gebagatelliseerd, althans een onjuiste voorstelling van zaken gegeven met betrekking tot de risico’s die verbonden waren aan één of meer aangeboden beleggingsproject(en)/ investeringsproject(en) en/of
- (telkens) misbruik gemaakt van het bij die (potentiële) beleggers, althans investeerders, opgewekte vertrouwen in verschillende tot die criminele organisatie behorende natuurlijke personen en/of in het ambt dat door verschillende tot die criminele organisatie behorende natuurlijke personen (al dan niet beweerdelijk) werd bekleed en/of
- (telkens) niet gewezen op de juridische en/of financiële consequenties en/of risico's van het omzetten van eerder ten behoeve van investeringsproject(en) en/of beleggingsproject(en) aangegane geldleningen in aandelen en/of certificaten en/of andersoortig risicodragende deelnemingen in die beleggingsproject(en)/investeringsproject(en)
en aldus (telkens) door listige kunstgrepen en/of samenweefsel(s) van verdichtsels en/of valsheid in geschrift die beleggers en/of investeerders, bewogen tot:
afgifte van geld ten behoeve van onder meer de navolgende beleggingsprojecten/ investeringsprojecten:
- [project 1]/[project 2]/[project 3] ([project 2]) en/of
- [project 4A]/[project 4B] en/of
- [project 5A] (en dochter ondernemingen [project 5A][project 5C][project 5B] en [project 5B][project 5C]) en/of
- [project 6] en/of
- [project 7] en/of
- [project 8]
en/of
omzetting van door die beleggers en/of investeerders, ten behoeve van een of meer genoemde beleggingsprojecten/investeringsprojecten aangegane geldleenovereenkomsten in aandelen en/of certificaten en/of andersoortige risicodragende deelnemingen in die beleggingsprojecten/ investeringsprojecten,
zulks terwijl hij, verdachte, oprichter en/of leider en/of bestuurder van voormelde organisatie was;
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 7 januari 2008, te Venlo en/of in het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland en/of in China en/of Hong Kong en/of België en/of Luxemburg en/of Zwitserland en/of Groot-Brittannië, tezamen in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
A.
(op tijdstippen in de periode tussen 1 januari 1998 tot en met 1 april 2005) [betrokkene 7] en/of [betrokkene 37] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of ander(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- nagelaten te vermelden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (financiële) belangen hadden in [project 1] en/of [project 2] en/of
- een onjuiste voorstelling van zaken gegeven met betrekking tot de risico's die verbonden waren aan het verstrekken van een lening aan en/of het kopen van een aandelenbelang en/of het omzetten van een eerder verstrekte geldlening in een aandelenbelang in (een van) genoemde ondernemingen en/of
- misbruik heeft gemaakt van het bij die (potentiële) beleggers en/of investeerders, opgewekte vertrouwen en/of
- medegedeeld, althans de indruk gewekt dat [project 1] en/of de (rechts)opvolger [project 2] de vrije beschikking zou(den) hebben over een licentieovereenkomst voor onbepaalde tijd voor de productie, distributie en verkoop van kleding voorzien van het [project 9] logo en/of
- medegedeeld, althans de indruk gewekt dat [project 1], mede dankzij het [project 9], winst had gemaakt en/of dat (dientengevolge) de investeerders in [project 1] (waaronder al dan niet genoemde personen) hun oorspronkelijke inleg (de door hen verstrekte lening) vermeerderd met een rendement van 25% (bestaande uit 12% rente en 13% winstrecht) hadden ontvangen, althans zouden ontvangen,
B.
(op tijdstippen in de periode tussen 1 september 2003 tot en met 1 april 2005) [betrokkene 16] en/of [betrokkene 38] en/of [betrokkene 17] en/of [betrokkene 32] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid medegedeeld, althans de indruk gewekt dat
- het investeringsvoorstel voor het [project 3] afkomstig zou zijn van [getuige 1], werkzaam bij [bedrijf 17], certified public accountants in Hong Kong en/of
- de indruk gewekt dat de risico's van de investering in het [project 3] gering waren en/of
- met het door genoemde personen in te leggen geld twee merken (en/of het recht op royalty inkomsten van die twee merken), te weten [merk 1] en [merk 2] aangekocht zouden worden en/of
- (na de inleg van gelden) de door genoemde personen ter beschikking gestelde (ingelegde) gelden (in strijd met de eerder gemaakte afspraak dat die gelden als lening zouden worden verstrekt) waren omgezet in aandelen van de vennootschap [bedrijf 9] (gevestigd te [vestigingsplaats] en/of
- (na de inleg van gelden) er royalty inkomsten (van de merken [merk 1] en [merk 2]) waren ten belope van EUR 188.500,- althans enig geldbedrag,
C.
(op tijdstippen in de periode tussen 1 maart 2004 tot en met 19 mei 2004) [betrokkene 31] en/of [betrokkene 15] en/of (een) ander(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- nagelaten te vermelden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (financiële) belangen hadden in [bedrijf 15] en/of
- misbruik gemaakt van het bij die (potentiële) beleggers en/of investeerders, opgewekte vertrouwen en/of
- medegedeeld, althans de indruk gewekt dat de door genoemde personen ter beschikking gestelde gelden (geldleningen) zouden worden geïnvesteerd in [project 7] ([bedrijf 12]),
D.
(op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 maart 2002 tot en met 6 augustus 2004) [betrokkene 30] en/of [betrokkene 39] en/of [betrokkene 32] en/of (een) ander(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- nagelaten te vermelden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (financiële) belangen hadden in [project 6] en/of [bedrijf 16] en/of
- een onjuiste voorstelling van zaken gegeven met betrekking tot de risico's die verbonden waren aan het verstrekken van een lening aan en/of het kopen van een aandelenbelang en/of het omzetten van een eerder verstrekte geldlening in een aandelenbelang in (een van) genoemde onderneming(en) en/of
- misbruik gemaakt van het bij deze/die (potentiële) belegger(s) en/of investeerder(s), opgewekte vertrouwen en/of
- deze/die (potentiële) belegger(s) en/of investeerder(s) medegedeeld, althans bij deze/die (potentiële) beleggers en/of investeerders de indruk gewekt dat:
* er geen of nauwelijks risico's verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in en/of verstrekken van een lening aan [project 6] en/of
* een accountant ([medeverdachte 4]) als directeur van [project 6] was aangesteld en/of
* (mede door de aanstelling van die/een accountant en/of de installatie van een multidisciplinair begeleidingsteam) het financiële management van en/of de financiële controle op [project 6] gegarandeerd was en/of
* [project 6] in bezit is van 11 volledig uitgewerkte screenplays en/of
* twee screenplays [screenplay 1] en/of [screenplay 2] en/of (een) ander(e) screenplay(s) in bezit/eigendom van [project 6]) in 2004 in productie zouden gaan en/of
* [project 6] in bezit was van 70 opties op screenplays en/of opties op titels waarvan [getuige 2] de copyrights zou bezitten en/of
* de bestaande en nieuwe auteursrechten van [getuige 2] in bezit/eigendom waren van [project 6]
E.
(op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 1 augustus 2003) [betrokkene 18] en/of [betrokkene 19] en/of [betrokkene 32] en/of (een) ander(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- nagelaten te vermelden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (financiële) belangen hadden in [project 5A] en/of [project 5B] en/of [project 5A][project 5C] en/of
- een onjuiste voorstelling van zaken gegeven met betrekking tot de risico's die verbonden waren aan het verstrekken van een lening aan en/of het kopen van een aandelenbelang en/of het omzetten van een eerder verstrekte geldlening in een aandelenbelang in (een van) genoemde ondernemingen en/of
- misbruik gemaakt van het bij deze/die (potentiële) belegger(s) en/of investeerder(s), opgewekte vertrouwen en/of
- deze/die (potentiële) belegger(s) en/of investeerder(s) medegedeeld, althans bij deze/die (potentiële) belegger(s) en/of investeerder(s) de indruk gewekt dat:
* er geen of nauwelijks risico's verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in en/of verstrekken van een lening aan het [project 5A] project en/of
* alle patenten op de samenstelling van bacteriën en/of bacteriemengsels ten behoeve van de productie van de producten van [project 5A] in bezit/eigendom zouden zijn van [project 5A], althans zouden zijn overgedragen aan [project 5A] (onder meer nieuwsbrief, bijlage 15) en/of
* de conceptproducten van [project 5A] uitgebreid waren getest bij wetenschappelijke instituten ([instituut 1] en/of het [instituut 2]) en daar zeer positief zouden zijn beoordeeld (brochure, bijlage 11) en/of
* [project 5A] van project was uitgegroeid naar een operationeel bedrijf en/of de marktintroductie van [project 5B] (de biologische geurloze afvalbakken) op 1 juni 2003 zou plaatsvinden (nieuwsbrief, bijlage 15) en/of
* de [project 5B] producten met een gehele lijn van producten (geurloze luieremmer en/of inbouwmodules voor GFT- en huisvuilcontainers) in april 2003 in productie zouden gaan (nieuwsbrief, bijlage 15) en/of
* de opbouw van de productiefaciliteiten en/of de laboratoriumfaciliteiten op schema zouden liggen (onder meer nieuwsbrief, bijlage 15) en/of
* de voorintroducties van de producten zou hebben geresulteerd in grote belangstelling en toezeggingen van organisaties als Blokker, V&D, HEMA, Makro, Albert Heijn, Delhaize, Colruyt (nieuwsbrief, bijlage 15)
F.
(op tijdstippen in de periode tussen 3 september 2003 en 1 juli 2005) [betrokkene 32] en/of [betrokkene 18] en/of [betrokkene 20] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen van (steeds) EUR 250.000,--, in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- medegedeeld dat er geen of nauwelijks risico's verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in [project 8] (en mooie rendementen in het vooruitzicht gesteld) en/of
- misbruik gemaakt van het bij die (potentiële) beleggers en/of investeerders opgewekte vertrouwen en/of
- toegezegd, althans medegedeeld dat hij (zij) (in ruil voor 88% van de aandelen in [project 8]) zijn (hun) (aandelen)belangen in de ondernemingen "[project 10]", [project 7], [project 2A], [project 2B], zeggenschap [project 2], [project 6], [project 5A], [project 4]) hadden ingebracht, althans zouden inbrengen en/of
- de door hem, verdachte, en zijn medeverdachte(n) in [project 8] in te brengen (aandelen)belangen in de ondernemingen "[project 10]", [project 7], [project 2A], [project 2B], zeggenschap [project 2], [project 6], [project 5A], [project 4]) (veel) te hoog gewaardeerd,
(op tijdstippen in de periode tussen 1 mei 2005 en 19 september 2005) [betrokkene 35] en/of [betrokkene 21] en/of [betrokkene 22] en/of [betrokkene 33] en/of [betrokkene 24] en/of [betrokkene 25] en/of [betrokkene 23] en/of [betrokkene 26] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (van (steeds) (een veelvoud van) EUR 62.500,-), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- medegedeeld dat er geen of nauwelijks risico's verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in [project 8] (en/of medegedeeld dat de aandelen al 1,5 keer de waarde bezaten van het aankoopbedrag (mooie rendementen in het vooruitzicht gesteld)) en/of
- misbruik gemaakt van het bij die (potentiële) beleggers en/of investeerders opgewekte vertrouwen en/of
- toegezegd, althans medegedeeld dat hij (zij) (in ruil voor 88% van de aandelen in [project 8]) zijn (hun) (aandelen)belangen in de ondernemingen "[project 10]", [project 7], [project 2A], [project 2B], zeggenschap [project 2], [project 6], [project 5A], [project 4]) had(den) ingebracht, althans zou(den) inbrengen en/of
- de door hem, verdachte, en zijn medeverdachte(n) in [project 8] in te brengen (aandelen)belangen in de ondernemingen "[project 10]", [project 7], [project 2A], [project 2B], zeggenschap [project 2], [project 6], [project 5A], [project 4]) (veel) te hoog gewaardeerd en/of
- essentiële informatie over de door hem (hen) ingebrachte projecten achtergehouden en/of
- medegedeeld dat de heer [verdachte] zijn spaargeld in het project [project 8] had gestoken en dat het [project 8] zijn pensioenverzekering was en/of
- medegedeeld dat eerdere aandeelhouders in [project 8] hun aandelen hadden vervreemd, omdat zij acuut geld nodig hadden in verband met bij hen aangetroffen asbest en/of vervuilde grond,
G.
(op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2000 tot en met 7 januari 2008) [betrokkene 56] en/of [betrokkene 37] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] en/of (een) ander(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of (een van) zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- nagelaten te vermelden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (financiële) belangen had(den) in [bedrijf 13] en/of [naam] en/of [project 1] en/of
- nagelaten te vermelden dat een bedrag van 250.000 pond sterling van het totale aankoopbedrag van de rechten van het intellectuele eigendom van de Brand Card Infrastructuur beschreven als "[naam]" als commissie zou worden betaald/vergoed/overgedragen (aan: [project 1] te Hong Kong) en/of
- een onjuiste voorstelling van zaken gegeven met betrekking tot de risico's die verbonden waren aan het verstrekken van een lening aan en/of het kopen van een aandelenbelang en/of het omzetten van een eerder verstrekte geldlening in een aandelenbelang in (een van) genoemde onderneming(en) en/of
- misbruik gemaakt van het bij die (potentiële) beleggers en/of investeerders opgewekte vertrouwen en/of
- deze/die (potentiële) belegger(s) en/of investeerder(s) medegedeeld, althans bij deze/die (potentiële) belegger(s) en/of investeerder(s) de indruk gewekt dat:
* er geen of nauwelijks risico's verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in en/of verstrekken van een lening aan [bedrijf 13] ([project 4]) en/of [naam] en/of
* [bedrijf 19] [bedrijf 1] namens [bedrijf 13] en/of [naam] een optie op de wereldrechten van het intellectuele eigendom van de Brand Card infrastructuur (beschreven als "[naam]") had aangekocht/verworven en/of
* [bedrijf 13] en/of [naam] de begunstigde was van de rechten op/het eigendom van de optie op de wereldrechten van het intellectuele eigendom van de Brand Card infrastructuur (beschreven als "[naam]") en/of
* de vraagprijs/het aankoopbedrag van de optievergoeding voor de wereldrechten van het intellectuele eigendom van de Brand Card infrastructuur beschreven als "[naam]" 750.000 pond sterling bedroeg en/of
* naar verwachting rond maart 2002 de producten van [naam] gereed zouden zijn en/of dat de producten van [naam] rond maart 2002 op de wereldmarkt zouden worden gebracht en/of
* [bedrijf 13] en/of [naam] een minimale waarde zou hebben van ongeveer 100 miljoen pond sterling,
3.
hij op of omstreeks 15 juni 2005 te Roermond ter terechtzitting van de civiele rechter als getuige in de zaak tegen de verweerder [bedrijf 18], nadat hij, verdachte, in handen van de civiele rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard
- dat hij, verdachte, niet betrokken was bij de Hong Kong vennootschap [project 1] en/of
- dat het hem, verdachte, niet bekend was dat er een bedrag van 250.000 Engelse ponden als commission fee was bestemd en/of
- dat hij, verdachte, helemaal geen fee heeft ontvangen;
4.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 juni 2004, te Venlo en/of in het arrondissement 's-Hertogenbosch, en/of elders in Nederland en/of op een of meer plaatsen in China en/of Hong Kong en/of Zwitserland en/of België en/of Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) geldbedrag(en), te weten
- van [betrokkene 18] een geldbedrag van ongeveer EUR 213.000,--, althans van ongeveer EUR 128.000, althans dat gedeelte van ongeveer EUR 213.000,--, althans ongeveer EUR 128.000,--, dat als belasting had moeten worden afgedragen, in elk geval een aanmerkelijk geldbedrag en/of
- van [betrokkene 40] een geldbedrag van ongeveer EUR 119.650,--, althans van ongeveer EUR 84.650,--, althans dat gedeelte van ongeveer EUR 119.650,--, althans ongeveer EUR 84.650,--, dat als belasting had moeten worden afgedragen, in elk geval een aanmerkelijk geldbedrag en/of
- van [betrokkene 41] een geldbedrag van ongeveer EUR 311.745,--, althans van ongeveer EUR 281.745,--, althans dat gedeelte van ongeveer EUR 311.745,--, althans ongeveer EUR 281.745,--, dat als belasting had moeten worden afgedragen, in elk geval een aanmerkelijk geldbedrag en/of
- van [betrokkene 42] een geldbedrag van ongeveer EUR 130.605,--, althans van ongeveer EUR 115.605,--, althans dat gedeelte van ongeveer EUR 130.605,--, althans ongeveer EUR 115.605,--, dat als belasting had moeten worden afgedragen, in elk geval een aanmerkelijk geldbedrag en/of
- van [betrokkene 43] een geldbedrag van ongeveer EUR 275.000,--, althans van ongeveer EUR 195.000,--, althans dat gedeelte van ongeveer EUR 275.000,--, althans ongeveer EUR 195.000,--, dat als belasting had moeten worden afgedragen, in elk geval een aanmerkelijk geldbedrag en/of
- van [betrokkene 44] een geldbedrag van ongeveer EUR 540.000,--, althans dat gedeelte van ongeveer EUR 540.000,-- dat als belasting had moeten worden afgedragen, in elk geval een aanmerkelijk geldbedrag en/of
- van [betrokkene 11] een geldbedrag van ongeveer EUR 30.000,--, althans van ongeveer EUR 17.500,--, althans dat gedeelte van ongeveer EUR 30.000,--, althans ongeveer EUR 17.500,--, dat als belasting had moeten worden afgedragen, in elk geval een aanmerkelijk geldbedrag,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die geldbedrag(en), (telkens) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat/die strafbare feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
5.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 te Ede en/of elders in Nederland en/of in België en/of Duitsland en/of Hong Kong en/of China, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl
- hij, verdachte, bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 5 april 2006, in staat van faillissement was verklaard, en/of
- de onderneming(en) [bedrijf 19] en/of [bedrijf 1], van welke onderneming(en) hij, verdachte, bestuurder en/of aandeelhouder was, bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 25 januari 2006, in staat van faillissement was/waren verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn, verdachtes, schuldeiser(s) en/of de schuldeiser(s) van genoemde onderneming(en), (een) bate(n) niet heeft verantwoord en/of enig(e) goed(eren) aan de boedel heeft onttrokken,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
* (telkens) inkomsten en/of geldbedragen en/of overige vermogensbestanddelen ontvangen en/of in bezit gehad en/of overgedragen zonder de curator daarvan in kennis te stellen, te weten (onder meer)
- in of omstreeks de maand maart 2007 een geldbedrag van ongeveer EUR 30.000,-- en/of
- op of omstreeks 25 januari 2006 een geldbedrag van ongeveer EUR 100.931,96, althans enig geldbedrag, (saldo op de rekening van [bedrijf 20], van welke onderneming [bedrijf 1] (enig) aandeelhouder was) en/of
- in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot 1 mei 2007 inkomsten uit arbeid verricht voor het bedrijf [getuige 13] [bedrijf 21] te Antwerpen en/of
- in of omstreeks de maand juli 2007 een geldbedrag van ongeveer EUR 13.000 en/of een aantal sieraden (aanwezig in een kluis van [bank 1] te Ede en/of
- in of omstreeks de maand maart 2007 een bedrag van ongeveer EUR 161.000 (saldo op een rekening bij de [bank 2] in Duitsland en/of
* (een) goed(eren) ontvangen en/of in bezit gehad en/of overgedragen zonder de curator daarvan in kennis te stellen, te weten (onder meer)
- in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 30 juni 2007 een aantal schilderijen en/of tekeningen en/of
- in of omstreeks de maand augustus 2007 een aanzienlijk aantal boeken (voorheen toebehorende aan [betrokkene 45] en/of
- in of omstreeks de maand december 2007 een kostbare fotocamera (ontvangen van [betrokkene 46]) en/of
* (een) goed(eren) aan de boedel van voormelde onderneming(en) onttrokken, te weten een of meer computer(s) en/of laptop(s) en/of meubilair;
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 6 april 2005, in elk geval in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 6 april 2005 te Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
a. een aantal brieven van [bedrijf 19] [bedrijf 3] gericht aan (potentiële) beleggers/investeerders in het project [project 2] ([project 2]) en/of
b. een aantal brieven van [bedrijf 19] [bedrijf 3] gericht aan (potentiële) beleggers/investeerders in het project [project 7] ([project 7]) en/of
c. een aantal brieven van [bedrijf 19] [bedrijf 3] gericht aan (potentiële) beleggers/investeerders in het project [naam] ([project 4]) en/of
d. een aantal brieven van [bedrijf 5] gericht aan (potentiële) beleggers/investeerders in het project [project 5A] en/of
e. een aantal brieven van [bedrijf 5] [bedrijf 3] gericht aan (potentiële) beleggers/investeerders in het project [project 6],
- zijnde voormelde brieven (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid
ad a. in voormelde brieven inzake het project [project 2] vermeld: "Bij deze delen wij u mede dat [verdachte], [medeverdachte 1] en [betrokkene 47] elk 5% van de aandelen houden middels hun persoonlijke vennootschappen en tevens de directie vormen." en/of voormelde brieven geantidateerd, in elk geval voorzien van een onjuiste datering en/of
ad b. in voormelde brieven inzake het project [project 7] ([project 7]) vermeld: "[bedrijf 19] is zeer nauw bij dit bedrijf betrokken en heeft de diverse geledingen naar beste vermogen geanalyseerd. Teneinde de betrokkenheid gestalte te geven en een belangenparallel met de investeerders te creëren, houdt [verdachte] via zijn persoonlijke Holding een aandelenbelang van 5% in [project 7]." en/of voormelde brieven geantidateerd, in elk geval voorzien van een onjuiste datering en/of
ad c. in voormelde brieven inzake het project [naam] ([project 4]) vermeld: "We hereby inform you that [bedrijf 1] will end up in a 80% stake in [project 4] and that [verdachte] will act as a director of the company." en/of voormelde brieven geantidateerd, in elk geval voorzien van een onjuiste datering en/of
ad d. in voormelde brieven inzake het project [project 5A] vermeld: "[bedrijf 5] is een initiatief van de [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 6], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2]. Deze vormen tevens de aandeelhouders en directie van [bedrijf 5]. Via dochteronderneming [bedrijf 5] [bedrijf 14] houdt [bedrijf 5] 5% van de aandelen van [project 5A] Daarnaast is [verdachte] lid van de directie van [project 5A]" en/of voormelde brieven geantidateerd, in elk geval voorzien van een onjuiste datering en/of
ad e. in voormelde brieven inzake het project [project 6] vermeld: "[bedrijf 5] is een initiatief van [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 6], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2]. Deze vormen tevens de aandeelhouders en directie van [bedrijf 5]. Tevens heeft de [verdachte] via zijn persoonlijke B.V. een belang van 5% in de moedermaatschappij van [project 6]" en/of voormelde brieven geantidateerd, in elk geval voorzien van een onjuiste datering,
en/of (telkens) de indruk gewekt dat voormelde brieven waren verzonden aan de daarop vermelde geadresseerde(n) terwijl zulks niet was geschied, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
7.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juni 2004 tot en met 1 februari 2005 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij [bedrijf 27] of [bedrijf 24] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van EUR 1.050.000,-- (éénmiljoenvijftigduizend euro), in elk geval van enig geldbedrag, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (ter onderbouwing van een (verzekerings)claim) onder meer (telkens)
- bij genoemde verzekeringsmaatschappij melding gemaakt dat twee verzekerde directeuren van [bedrijf 19] waren beroofd en/of daarbij een beroep gedaan op de aansprakelijkheidsverzekering van [bedrijf 19] voornoemd bij genoemde verzekeringsmaatschappij en/of
- aan genoemde verzekeringsmaatschappij medegedeeld dat voormelde directeuren, te weten [verdachte] en/of [medeverdachte 5], betrokken waren geweest bij een wisseltransactie in Brussel en dat zij ná die wisseltransactie waren beroofd van 1.500.000 USD en/of dat die wisseltransactie was bedoeld om valutawinst te behalen voor cliënten van [bedrijf 19] en/of dat [verdachte] voornoemd al jaren dergelijke transacties deed en/of
- aan genoemde verzekeringsmaatschappij (valse) correspondentie en/of (valse) documenten verstrekt betreffende investeringen in China, die vijf, in elk geval een aantal, cliënten van [bedrijf 19] via een accountant in China zouden hebben gedaan en/of
- aan genoemde verzekeringsmaatschappij vijf, in elk geval een aantal, aansprakelijkheidsverklaringen van voormelde cliënten van [bedrijf 19] voornoemd die investeringen in China hadden gedaan, verstrekt en/of
- een (vals) bankafschrift van de [bank 3] en/of een bankafschrift van [bank 4], althans (een) kopie van die/dat bankafschrift(en), ter bevestiging van de contante opname in China van voormeld geclaimd geldbedrag, verstrekt aan genoemde verzekeringsmaatschappij en/of
- aan genoemde verzekeringsmaatschappij medegedeeld dat voormeld geroofd geld volkomen (zogeheten) 'wit' geld betrof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8A.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 7 januari 2008 te Braamt, althans in Nederland en/of Hoboken en/of elders in België en/of te Hong Kong en/of in China tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer (potentiële) beleggers en/of investeerders (te weten [betrokkene 48] en/of [betrokkene 49]) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die (potentiële) beleggers, althans investeerders, (telkens) mondeling en/of schriftelijk (middels brochures en/of prospectussen en/of (nieuws)brieven) valselijk voorzien van onjuiste en/of onvolledige (financiële) informatie en/of in strijd met de waarheid de (financiële) situatie van het aangeboden beleggingsproject [project 11] rooskleurig(er) voorgesteld dan deze in werkelijkheid was en/of een onjuiste voorstelling van zaken gegeven met betrekking tot het ontwikkelingsstadium van dat aangeboden beleggingsproject en/of misbruik gemaakt van het bij die (potentiële) beleggers en/of investeerders, opgewekte vertrouwen en/of (mondeling en/of schriftelijk)
medegedeeld dat
- er door [project 11] (ten behoeve van het genereren van biogas) met 7 zogenaamde landfills (vuilnisbelten) optie-overeenkomsten waren afgesloten en/of dat men met 4 landfills in een vergevorderd stadium van onderhandeling was en/of
- [project 11] de beschikking zou hebben, dan wel zeer binnenkort zou krijgen over zogenaamde CER's (Certified Emission Reductions) en/of dat deze CER's vrij verhandelbaar zouden zijn en/of dat (de door [project 11] te verwerven) CER's een waarde zouden vertegenwoordigen die een veelvoud was van de aanschafprijs en/of
- er (in de vorm van CER's) door [project 11] binnen een jaar inkomsten gegenereerd zouden worden en/of
- [bedrijf 22] in Duitsland zich bereid zou hebben verklaard om alle gematureerde projecten te financieren tot een maximum van EUR 40 (hetgeen zou duiden op een totale investering van ongeveer EUR 80) miljoen en/of
- een belegger en/of investeerder in ruil voor ingelegd vermogen aandelen in de onderneming [project 11] zou verwerven,
B.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 7 januari 2008 te Braamt, althans in Nederland en/of Hoboken en/of elders in België en/of te Hong Kong en/of in China ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 50] te bewegen tot afgifte van een geldbedrag van EUR 2.500.000,-, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [betrokkene 50] mondeling en/of schriftelijk (middels brochures en/of prospectussen en/of (nieuws)brieven) valselijk heeft voorzien van onjuiste en/of onvolledige (financiële) informatie en/of in strijd met de waarheid de (financiële) situatie van het aangeboden beleggingsproject [project 11] rooskleurig(er) heeft voorgesteld dan deze in werkelijkheid was en/of een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven met betrekking tot het ontwikkelingsstadium van dat aangeboden beleggingsproject en/of misbruik gemaakt van het bij die (potentiële) beleggers en/of investeerders, opgewekte vertrouwen en/of mondeling en/of schriftelijk medegedeeld dat
- er door [project 11] (ten behoeve van het genereren van biogas) met 7 zogenaamde landfills (vuilnisbelten) optie-overeenkomsten waren afgesloten en/of dat men met 4 landfills in een vergevorderd stadium van onderhandeling was en/of
- [project 11] de beschikking zou hebben, dan wel zeer binnenkort zou krijgen over zogenaamde CER's (Certified Emission Reductions) en/of dat deze CER's vrij verhandelbaar zouden zijn en/of dat (de door [project 11] te verwerven) CER's een waarde zouden vertegenwoordigen die een veelvoud was van de aanschafprijs en/of
- er (in de vorm van CER's) door [project 11] binnen een jaar inkomsten gegenereerd zouden worden en/of
- [bedrijf 22] in Duitsland zich bereid zou hebben verklaard om alle gematureerde projecten te financieren tot een maximum van EUR 40 (hetgeen zou duiden op een totale investering van ongeveer EUR 80) miljoen en/of
- die [betrokkene 50] in ruil voor ingelegd vermogen aandelen in de onderneming [project 11] zou verwerven,
terwijl de uitvoering van dat door hem voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Voorts heeft het hof ter terechtzitting van 13 december 2011 overwogen dat daar waar in de tenlastelegging onder 2 staat ‘een onjuiste voorstelling van zaken [is] gegeven met betrekking tot de risico’s’, gelet op de context van de tenlastelegging, die passages aldus zullen worden gelezen dat is bedoeld ‘een te rooskleurige voorstelling van zaken [is] gegeven met betrekking tot de risico’s’. Het hof zal de tenlastelegging dienovereenkomstig lezen.
Partiële nietigheid van de tenlastelegging
Het hof heeft ter terechtzitting van 13 december 2011 de tenlastelegging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde artikel 24a, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de passage ‘(telkens) misbruik (is) gemaakt van het bij (de) (potentiële) beleggers, althans investeerders, opgewekte vertrouwen in verschillende tot die criminele organisatie behorende natuurlijke personen en/of in het ambt dat door verschillende tot die criminele organisatie behorende natuurlijke personen (al dan niet beweerdelijk) werd bekleed’, nietig verklaard.
Tevens heeft het hof ter terechtzitting van 13 december 2011 en van 12 april 2012 het onder 2 en 8 ten laste gelegde nietig verklaard voor zover inhoudende dat de verdachte en zijn medeverdachte(n) misbruik hebben gemaakt van het bij (potentiële) beleggers en/of investeerders opgewekte vertrouwen.
Voorts verklaart het hof de tenlastelegging ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde nietig voor zover zij betrekking heeft op het verzwijgen van de aanwezigheid van schilderijen en tekeningen, een en ander zoals hierna onder “overwegingen omtrent het bewijs” bij het onder 5 ten laste gelegde nader is gemotiveerd.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het hof heeft ter terechtzitting van 13 december 2011 al geoordeeld dat het openbaar ministerie wegens verjaring niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte ter zake de ten laste gelegde oplichtingen voor zover gepleegd voor 1 februari 2000.
De raadsman heeft als preliminair verweer, en opnieuw in zijn pleidooi, aangevoerd dat in de loop van het voorbereidend onderzoek vormverzuimen zijn begaan, die elk afzonderlijk, maar in elk geval tezamen, verdachte in ernstige mate in zijn verdediging en/of zijn verdere rechten hebben geschaad en hieraan de conclusie verbonden dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Het hof blijft bij zijn oordeel hieromtrent, zoals verwoord in zijn beslissing op het preliminair verweer van 13 december 2011 en verwerpt dit verweer onder verwijzing naar de inhoud en motivering van die beslissing, die als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd.
Voorts is door de raadsman aangevoerd, dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging van verdachte met betrekking tot [project 5A] (feit 2E), wegens schending van het gelijkheidsbeginsel, nu zonder deugdelijke motivering door het openbaar ministerie is afgezien van vervolging van degenen die het project [project 5A] geïnitieerd hebben en verantwoordelijk waren voor de dagelijkse leiding van het bedrijf en de inhoud van de aan investeerders verschafte brochures, [medeverdachte 6] en [getuige 3]
Het hof verwerpt dit verweer.
Voorop stelt het hof, dat de beslissing omtrent vervolging aan het openbaar ministerie is voorbehouden, behoudens toetsing aan wettelijke vervolgingsuitsluitingsgronden en toetsing aan de beginselen van een behoorlijk strafproces.
Naast de door de raadsman genoemde omstandigheden, die de positie van [medeverdachte 6] en [getuige 3] vergelijkbaar zouden doen zijn met de positie van [verdachte], kunnen andere factoren die bij een beslissing over al dan niet vervolgen een rol spelen, zoals bijvoorbeeld het aantal feiten waarvan de persoon verdacht wordt, verschild hebben. Nu het standpunt van de raadsman, dat sprake is geweest van willekeur bij de vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie in de [project 5A]-zaak, niet nader is onderbouwd, ziet het hof geen aanknopingspunt om aan te nemen dat van willekeur bij de vervolgingsbeslissing sprake is geweest.
Ten aanzien van een onderdeel van de tenlastelegging met betrekking tot de poging tot oplichting van [bedrijf 27] (feit 7), te weten het onderdeel waarin sprake is van het verstrekken van (een kopie van) een - op verzoek van [getuige 4] opgemaakt - vals bankafschrift van de [bank 3] heeft de raadsman niet-ontvankelijkheid bepleit in verband met de schending van het gelijkheidsbeginsel: [getuige 4] is niet vervolgd. Dit verweer treft evenmin doel. In de tenlastelegging van dit feit wordt een reeks oplichtingsmiddelen genoemd, waarvan verdachte zich in het bijzonder bediend zou hebben. Alleen al daarom is er geen sprake van gelijke gevallen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van het feit of de feiten waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (criminele organisatie)
Kort weergegeven is ten laste gelegd dat verdachte en zijn mededader(s) in de periode van 1 januari 1998 tot en met 7 januari 2008 hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, zulks terwijl hij, verdachte, oprichter en/of leider en/of bestuurder van die organisatie was.
Het hof stelt vast dat de in de tenlastelegging genoemde natuurlijke en rechtspersonen zich deels bezig hielden met legaal vermogensbeheer. Voor zover al sprake was van een organisatie als bedoeld in art. 140 van het Wetboek van Strafrecht, kan niet worden gezegd dat haar oogmerk (in de zin van naaste doel) gericht was op het plegen van misdrijven. Deze (rechts)personen hielden zich tevens bezig met het initiëren en beheren van ‘informele projecten’ en het aantrekken van gelden daarvoor. Hierbij zijn, zoals nader zal worden vastgesteld, misdrijven begaan, maar het is niet gebleken dat dit in die mate en zo structureel gebeurde dat gezegd kan worden dat het oogmerk van het samenwerkingsverband van deze (rechts)personen daarop gericht was.
Ten aanzien van de ten laste gelegde oplichtingen onder 2 en 8
Gelet op het in hoger beroep gevoerde debat tussen het openbaar ministerie en de verdediging stelt het hof het volgende voorop. In het Wetboek van Strafrecht (boek 2 titel 25) is een aantal vormen van bedrog strafbaar gesteld. Zij worden daardoor gekenmerkt dat, met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, daartoe opgewekt of reeds bestaand, vertrouwen wordt geschonden. De meest in het oog springende vorm is de, hier ten laste gelegde, oplichting. Zij bestaat hierin dat iemand (het slachtoffer) met voornoemd oogmerk
a. door een nader in de tenlastelegging te omschrijven middel
b. wordt bewogen
c. tot het leveren van een bepaalde prestatie.
Het misbruik maken van bestaand of daartoe opgewekt vertrouwen is op zichzelf dus geen oplichtingsmiddel, maar een generieke aanduiding van de door de dader gebezigde werkwijze die nader in de oplichtingsmiddelen dient te worden gespecificeerd.
Van die oplichtingsmiddelen kent het wetboek er drie:
1. het aannemen van een valse naam of hoedanigheid,
2. listige kunstgrepen, en
3. een samenweefsel van verdichtselen.
De oplichtingsmiddelen moeten zijn aangewend voordat de prestatie is geleverd; tussen middelen en prestatie is immers een causaal verband vereist.
Listige kunstgrepen zijn, naar huidige opvatting, bedrieglijke handelingen die geschikt zijn om onjuiste voorstellingen ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten. Een enkele listige kunstgreep is voldoende.
Een verdichtsel is een opzettelijke onwaarheid, een mededeling waarvan de dader de onjuistheid kende; daaronder valt de opzettelijke verzwijging van iets, waarvan men begreep dat het vermeld moest worden. Omdat het Wetboek van Strafrecht een samenweefsel van verdichtselen vergt, is een enkele leugen of verzwijging, anders dan een enkele kunstgreep, ontoereikend om tot bewezenverklaring van oplichting te komen.
Dit kan niet – zoals het openbaar ministerie heeft bepleit - worden opgelost door (het debiteren van) de leugen als een kunstgreep te kwalificeren; daarvoor komen, zoals gezegd, alleen handelingen in aanmerking. Ook het enkele ‘de indruk wekken’ dat iets het geval is, zonder dit met zoveel woorden te zeggen, kan naar het oordeel van het hof niet als een listige kunstgreep worden aangemerkt; het is slechts een verbloemde leugen.
Het is niet nodig dat gedebiteerde onwaarheden elkaar rechtstreeks versterken; een enkele opeenstapeling van onwaarheden is voldoende.
De vraag of uit door de verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat het slachtoffer door een samenweefsel van verdichtsels werd bewogen tot het leveren van een prestatie, kan alleen worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daartoe behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding hadden moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Verdachte was een vermogensbeheerder die zijn cliënten tevens adviseerde bij het beleggen in informele projecten. Hij placht met hen een beheersovereenkomst te sluiten, maar stelt zich op het standpunt dat de belegging in informele projecten daar buiten viel; daaromtrent zouden kennelijk geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt. Het is de vraag of zijn cliënten zich van deze positie - zo zij al staande kan worden gehouden - bewust zijn geweest.
De vermogensbeheersovereenkomsten worden overigens gekenmerkt door vaagheden en zijn voorzien van een disclaimer. Wanneer de stelling van de verdachte zou worden gevolgd, geldt deze disclaimer niet voor de informele projecten. Het hof zal daarom, wat er van dit alles ook zij, aan die disclaimer voorbij gaan.
Aan cliënten, die geïnteresseerd waren in informele projecten, werd doorgaans per project een prospectus, brochure en/of ander informatiemateriaal verstrekt, waarop in een aantal gevallen eveneens een disclaimer was geplaatst. Langs deze weg kan de verstrekker zich wellicht civielrechtelijk indekken tegen onbewust gemaakte fouten en een te zonnige voorstelling van zaken, maar in elk geval niet tegen de hem ten laste gelegde bewuste leugens. Het hof zal daarom ook aan deze disclaimers voorbij gaan.
Waar het op aan komt is, dat de verdachte in algemene zin optrad als beleggingsadviseur. Veel van zijn cliënten hadden een – soms bijna blind – vertrouwen in hem en hij wist dit. Onder deze omstandigheden mocht van hem worden verwacht dat hij zelf – in ieder geval globaal - onderzoek deed naar de juistheid van de gegevens, die hem over de door hem aanbevolen informele projecten door de initiatiefnemers en/of uitvoerders waren verstrekt, naar de haalbaarheid van die projecten en naar de betrouwbaarheid en bekwaamheid van de initiatiefnemers en/of uitvoerders. Wie zich dan uitsluitend laat gebruiken als een doorgeefluik van door derden bijeengebrachte gegevens schiet ernstig tekort.
Dat belegging in informele projecten werd gerealiseerd door overeenkomsten tot lening van geld, die rechtstreeks werden gesloten tussen de investeerder en (een) vertegenwoordiger(s) van de projecten, doet hier niet aan af. Een en ander zou wellicht anders komen te liggen wanneer de cliënten tevoren uitdrukkelijk van de aldus beperkte rol van hun adviseur op de hoogte worden gesteld, maar die situatie deed zich in de gevallen, waarop de tenlastelegging ziet, zoals gezegd niet voor.
Een en ander betekent echter geenszins dat wie hieraan niet voldoet, alleen reeds daarom als oplichter strafbaar is. Daartoe moet in ieder geval worden vastgesteld dat hij wist dat de verstrekte gegevens onjuist waren, de onder de aandacht gebrachte projecten onhaalbaar en/of de initiatiefnemers/uitvoerders onbetrouwbaar cq onbekwaam, of in elk geval dat hij zich er van bewust was dat daartoe een aanmerkelijke kans aanwezig was. Het enkele feit dat hij beter had moeten weten is onvoldoende.
Het hof acht bovendien van algemene bekendheid dat het beleggen in aandelen onvermijdelijk met risico’s gepaard gaat. Het kan niet anders dan dat de cliënten, die hun vermogen aan verdachte hadden toevertrouwd, zich hiervan bewust waren. In de vermogensbeheersovereenkomsten werd daar bovendien - naar het hof heeft vastgesteld - uitdrukkelijk op gewezen. Het moet de cliënten duidelijk zijn geweest dat aan informele beleggingen meer risico verbonden zou zijn dan aan belegging in aandelen, obligaties of onroerend goed. Zonder nader bewijs - en dat heeft het hof niet aangetroffen - kan derhalve, anders dan het openbaar ministerie op grond van door voormalige cliënten afgelegde verklaringen heeft gesteld, niet worden gezegd dat verdachte bij zijn cliënten valselijk, listiglijk, bedrieglijk of in strijd met de waarheid de indruk heeft gewekt dat aan het beleggen in projecten als [project 3], [project 6] en [project 5A] en in een vennootschap als [project 8], waarin dergelijke projecten waren ondergebracht, geen of weinig risico was verbonden. Bij andere projecten is zelfs vastgesteld dat wel degelijk op risico’s is gewezen. In de prospectus omtrent het [project 2]-project, die een aantal cliënten in 2001 is voorgehouden, viel bijvoorbeeld te lezen: ‘De geconsolideerde bruto omzet van de gehele Groep zal conform het gemaakte plan moeten groeien van 10 miljoen gulden dit jaar tot 23,5 miljoen gulden in 2005.’ Achteraf gezien was deze prognose veel te optimistisch. De prospectus vermeldde echter ook: ‘Uiteraard is het meer dan waarschijnlijk dat de groep op het pad van groei zal worden geconfronteerd met onverwachte uitdagingen.’ Die boodschap moest een oplettende lezer toch aan het denken zetten – ook al zou het zo geweest zijn dat verdachte de risico’s in mondelinge contacten met zijn cliënten bagatelliseerde.
Het hof is verder van oordeel dat een beleggingsadviseur zich er van bewust moet zijn, en ook zal zijn, dat de omstandigheid, dat hij zelf financiële belangen heeft in een door hem aan een potentiële belegger of geldlener aangeboden informeel project, wezenlijke invloed kan uitoefenen op de beslissing om al dan niet tot belegging of lening over te gaan. Enerzijds zou die omstandigheid het vertrouwen kunnen wekken dat de met het project gemoeide risico’s aanvaardbaar zijn; dan kan verzwijging geen kwaad. Anderzijds zal eigen deelneming door de adviseur de potentiële belegger of geldlener echter tot het inzicht kunnen brengen dat de door deze, als belanghebbende, verstrekte informatie gekleurd of wellicht zelfs volstrekt onjuist zal zijn en vragen oproepen omtrent diens rol; dan levert verzwijging een verdichtsel op in de zin van art. 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De vraag is opgeworpen in hoeverre sprake kan zijn van wederrechtelijke bevoordeling (en daarmee ook van een oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen), wanneer personen worden bewogen om geld te beleggen in bepaalde projecten. In verband hiermee heeft het hof vastgesteld dat verdachte, in elk geval een van de vennootschappen waarin hij een niet onaanzienlijk financieel belang had, telkens één procent ontving van de ingelegde gelden. Dat dit werd aangeduid als een vergoeding van administratiekosten, doet er niet aan af dat dit voor die vennootschappen en voor hem een voordeel betekende. Hoe meer werd belegd, des te meer werd ontvangen. Bovendien had hij in een aantal van de genoemde projecten zelf financiële belangen; omdat het welgeslagen van de projecten mede afhankelijk was van het verkrijgen van voldoende financiële middelen van beleggers, moet ook in zoverre van een oogmerk om voordeel te behalen worden gesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (oplichtingen)
Ten aanzien van het onder 2A ten laste gelegde ([project 1] en [project 2])
Kort weergegeven is ten laste gelegd dat de verdachte en/of zijn mededaders in de periode van 1 februari 2000 tot en met 1 april 2005 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
a. aan potentiële beleggers niet hebben gemeld dat zij financiële belangen in de ondernemingen [project 1] en [project 2] hadden;
b. aan hen een te rooskleurige voorstelling van zaken hebben gegeven met betrekking tot de risico’s die waren verbonden aan het verstrekken van geldleningen aan of het nemen van belangen in deze ondernemingen;
c. aan hen hebben meegedeeld, althans de indruk gewekt, dat [project 1] en/of haar rechtsopvolger [project 2] de vrije beschikking zou hebben over een licentieovereenkomst voor de productie en verkoop van kleding, voorzien van het [project 9] logo;
d. aan hen hebben meegedeeld, althans de indruk gewekt dat [project 1], mede dankzij het [project 9], winst had gemaakt en/of dat de investeerders daarin hun oorspronkelijke inleg, vermeerderd met 25%, terug hadden ontvangen cq zouden ontvangen.
Tezamen zou dit een samenweefsel van verdichtsels opleveren.
Ten aanzien van hetgeen onder a is omschreven is komen vast te staan dat in een aantal gevallen wel degelijk op enigerlei wijze aan cliënten kenbaar is gemaakt dat verdachte en/of zijn mededader(s) financiële belangen hadden bij [project 1] en/of haar rechtsopvolger, zonder dat de cliënt zich dit nadien nog herinnerde. Onder deze omstandigheden is het naar het oordeel van het hof niet verantwoord om louter uit de verklaring van cliënten af te leiden dat in andere gevallen deze mededeling achterwege is gelaten. De verdachte dient daarom op dit punt te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hetgeen onder b is omschreven stelt het hof vast dat de verdachte in de loop van de in de tenlastelegging genoemde (lange) periode inderdaad, in het licht van hetgeen thans bekend is, een te rooskleurige voorstelling van zaken heeft gegeven met betrekking tot de risico’s die waren verbonden aan het verstrekken van geldleningen aan of het nemen van belangen in [project 1] en haar rechtsopvolger en ook feitelijke mededelingen aan (potentiële) beleggers of herbeleggers heeft gedaan die onjuist en op zijn minst gekleurd waren.
Zo werd ten onrechte vermeld dat [project 2] al in het eerste jaar, ook onder het Chinese kasstelsel, winst had gemaakt. Te laat (namelijk pas rond 12 april 2003) is aan cliënten bekend gemaakt dat de ontwikkelingen bij [project 2] catastrofale vormen aannamen.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is, of dit alles willens en wetens gebeurde, dan wel dat de verdachte ook zelf leed aan een ongerechtvaardigd optimisme en een, misschien verwonderlijke en hoogst laakbare, maar dan toch wel degelijk bestaande mate van zorgeloosheid. Anders dan de verdediging heeft bepleit kan optimisme niet worden afgeleid uit de enkele omstandigheid dat verdachte ook zelf, met eigen kapitaal, deelnam in de ondernemingen; daarvoor zijn immers andere gronden denkbaar, zoals het verwerven van provisies en fees, of de mogelijkheid om zich onrechtmatig van bezittingen van die ondernemingen meester te maken. Opzet is hier naar het oordeel van het hof echter - wanneer zij wordt ontkend - alleen bewijsbaar bij een zo groot verschil tussen de werkelijkheid en de door verdachte gegeven voorstelling van zaken, dat in redelijkheid niet kan worden aangenomen dat deze in de juistheid daarvan heeft geloofd en ook kon blijven geloven. Die werkelijkheid - de reële waarde van het bedrijf - is uit de ter beschikking staande gegevens, mede gelet op het destijds bestaande verschil in boekhoudkundige praktijk tussen China en Nederland, niet met voldoende zekerheid af te leiden, en evenmin is voldoende duidelijk geworden wat verdachtes eigen informatiepositie was. In het midden kan blijven of opzet aanwezig is geweest bij voormelde mededeling over de door [project 2] gemaakte winst; het gaat het hof in elk geval te ver om uit deze enkele onwaarheid af te leiden dat, in het algemeen, een te rooskleurige voorstelling werd gegeven van de aan deelneming in [project 2] verbonden risico’s – daarvoor was de winstgevendheid in het eerste jaar naar verhouding van onvoldoende belang.
Daarom dient de verdachte op dit punt het voordeel van de twijfel te genieten en te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hetgeen onder c is omschreven is het hof van oordeel dat [project 1] en haar rechtsopvolger, zo zij al niet de vrije beschikking hadden over de bedoelde licentie-overeenkomst, toch in elk geval goede gronden hadden om aan te nemen dat dit het geval was, zodat hier van een opzettelijke onwaarheid geen sprake kan zijn. Ook van hetgeen onder c is omschreven dient verdachte derhalve te worden vrijgesproken.
Hetgeen onder d is omschreven is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend komen vast te staan, waarbij het hof de tenlastelegging aldus leest, dat opzettelijk de indruk werd gewekt dat de genoemde betalingen uit de beweerdelijk gemaakte winst zouden zijn gedaan. Dit alles brengt mee dat van het ten laste gelegde slechts een enkele opzettelijke leugen met voldoende zekerheid is komen vast te staan. Nu de eerder besproken onjuiste mededeling over de door [project 2] in het eerste jaar behaalde winst niet afzonderlijk als oplichtingsmiddel in de tenlastelegging is genoemd, kan niet bewezen worden verklaard dat sprake was van een samenweefsel van verdichtsels, zodat de verdachte van het gehele onder 2A ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2B ten laste gelegde ([project 3])
Kort weergegeven is ten laste gelegd dat de verdachte en/of zijn mededaders in de periode van 1 september 2003 tot en met 1 april 2005 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
a. aan potentiële beleggers hebben medegedeeld cq bij hen de indruk hebben gewekt dat het investeringsvoorstel voor het [project 3] project afkomstig was van [getuige 1], werkzaam bij [bedrijf 17] certified public accountants te Hong Kong;
b. aan hen hebben medegedeeld althans de indruk hebben gewekt dat de risico’s van de investering in het [project 3] project gering waren;
c. aan hen hebben medegedeeld althans de indruk hebben gewekt dat met het in te leggen geld twee merken gekocht zouden worden;
d. aan hen hebben medegedeeld althans de indruk hebben gewekt dat de ingelegde gelden, die als lening zouden worden verstrekt, na de inleg waren omgezet in aandelen [bedrijf 9];
e. aan hen hebben medegedeeld althans de indruk hebben gewekt dat na de inleg er royaltyinkomsten waren geweest ten belope van EUR 188.500,-.
Tezamen zou dit een samenweefsel van verdichtsels opleveren.
Ten aanzien van hetgeen onder a is omschreven meent het hof dat onvoldoende is komen vast te staan dat tussen het daar bedoelde gegeven en de beleggingen in het [project 3] project een noemenswaardig causaal verband heeft bestaan. Daarom kan in het midden blijven of het investeringsvoorstel voor [project 3] inderdaad afkomstig was van [getuige 1] en dient verdachte in zoverre te worden vrijgesproken.
Hetgeen onder b werd omschreven is ook in dit geval niet komen vast te staan. In zoverre moet de verdachte worden vrijgesproken. Evenmin is komen vast te staan dat de onder c omschreven aankoop van twee merken destijds niet in de bedoeling van de betrokkenen lag; er zijn sterke aanwijzingen dat deze aanvankelijke bedoeling slechts door later ingetreden omstandigheden niet geheel is gerealiseerd. Dat de verkregen investeringen deels voor heel andere doeleinden zijn gebruikt dan waarvoor zij waren verkregen, doet hieraan niet af; voor zover daarin strafbare feiten kunnen worden gezien, zijn zij niet ten laste gelegd. Ook van hetgeen is omschreven onder c dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Onder d en e zijn mededelingen omschreven die zouden zijn gedaan na de inleg van gelden in het project [project 3]; tussen die mededelingen en de inleg kan alleen al daarom geen causaal verband bestaan.
De verdachte dient daarom van al het hem onder 2B ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2C ten laste gelegde ([project 7])
Kort weergegeven is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij en/of zijn mededaders in de periode van 1 maart 2004 tot en met 19 mei 2004 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
a. aan potentiële beleggers niet hebben gemeld dat zij financiële belangen in [bedrijf 15] hadden;
b. aan hen hebben meegedeeld/bij hen de indruk hebben gewekt dat de door [betrokkene 31] en [betrokkene 15] en anderen ter beschikking gestelde gelden (geldleningen) zouden worden geïnvesteerd in [project 7] [bedrijf 12]
Tezamen zou dit een samenweefsel van verdichtsels opleveren.
Ten aanzien van hetgeen onder a is omschreven spreekt het hof de verdachte vrij en verwijst het hof wat betreft de motivering naar hetgeen het hiervoor bij de bespreking van [project 1]/[project 2] heeft overwogen met betrekking tot het niet vermelden van financiële belangen.
Ten aanzien van hetgeen onder b is omschreven overweegt het hof als volgt. Daargelaten of het onder b omschrevene valselijk, bedrieglijk, listiglijk of in strijd met de waarheid geschiedde, levert dit - indien bewezen - niet meer op dan een enkele leugen. Dat nu is ontoereikend om een oplichting in de zin van art. 326 Sr te constitueren.
Het hof zal derhalve de verdachte vrijspreken van het onder 2C tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2D ten laste gelegde ([project 6])
Kort weergegeven is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij en/of zijn mededaders in de periode van 1 maart 2002 tot en met 6 augustus 2004 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
a. aan potentiële beleggers niet hebben gemeld dat zij financiële belangen in [project 6] en/of [bedrijf 16] hadden;
b. aan hen een te rooskleurige voorstelling van zaken hebben gegeven met betrekking tot de risico’s die waren verbonden aan het verstrekken van geldleningen aan of het nemen van belangen in deze ondernemingen;
c. aan hen hebben meegedeeld, althans bij hen de indruk gewekt, dat:
* er geen/nauwelijks risico’s verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in of het verstrekken van leningen aan [project 6];
* een accountant ([medeverdachte 4]) was aangesteld als directeur van [project 6];
* mede daardoor en/of door de installatie van een multidisciplinair begeleidingsteam het financiële management van en/of de financiële controle op [project 6] gegarandeerd was;
* [project 6] in het bezit was van 11 volledig uitgewerkte screenplays;
* twee screenplays, [screenplay 1] en/of [screenplay 2] en/of andere screenplays) in het bezit/eigendom van [project 6], in 2004 in productie zouden gaan;
* [project 6] in het bezit was van 70 opties op screenplays/opties op titels waarvan [getuige 2] de copyrights zou bezitten;
* de bestaande en nieuwe auteursrechten van [getuige 2] in bezit/eigendom waren van [project 6]
Tezamen zou dit een samenweefsel van verdichtsels opleveren.
Kort samengevat gaat het hier om het volgende.
[getuige 2], schrijvend onder de naam [getuige 2], had zich tot [bedrijf 19] gewend met het verzoek geldschieters te zoeken voor haar plannen voor een filmmaatschappij. [project 6] werd opgericht om die plannen te verwezenlijken.
Alle aandelen van [project 6] waren eigendom van de Hong Kong vennootschap [bedrijf 16], waarvan middellijk [getuige 2] 70% van de aandelen bezat. [verdachte] en [medeverdachte 2] bezaten middellijk ieder 5%.
Er werd een brochure gemaakt voor een eerste geldophaalronde in september 2002. Een bedrijfsprofiel verscheen in maart 2004.
De in de tenlastelegging bij naam genoemde personen hebben geïnvesteerd in [project 6]: [betrokkene 30] EUR 50.000,- in augustus 2004, [betrokkene 39] EUR 50.000,- in maart 2004 en [betrokkene 32] EUR 50.000,- in maart 2004.
Ten aanzien van [betrokkene 32] is niet komen vast te staan dat hij kennis heeft genomen van de in de tenlastelegging genoemde mededelingen - omtrent [medeverdachte 4] en de auteursrechten - voordat hij tot investeren overging, zodat in zoverre vrijspraak zal volgen.
Ten aanzien van hetgeen hiervoor onder a is omschreven spreekt het hof vrij en verwijst het naar hetgeen het hiervoor bij de bespreking van [project 1]/[project 2] heeft overwogen met betrekking tot het niet vermelden van financiële belangen.
Ten aanzien van hetgeen hiervoor onder b en onder c, eerste *, is omschreven spreekt het hof eveneens vrij en verwijst het wat betreft de motivering van deze vrijspraken naar hetgeen het hiervoor bij inleiding op de onder 2 en 8 ten laste gelegde oplichtingen heeft overwogen met betrekking tot het al dan niet een te rooskleurige voorstelling van zaken te geven in woord en/of geschrift met betrekking tot de risico’s verbonden aan het verstrekken van een geldlening of het nemen van een belang in de informele projecten.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn mededader(s) in strijd met de waarheid hebben medegedeeld, dat een accountant ([medeverdachte 4]) was aangesteld als directeur van [project 6], dat mede daardoor het financiële management van en/of de financiële controle op [project 6] gegarandeerd was alsmede dat de bestaande en nieuwe auteursrechten van [getuige 2] in bezit/eigendom waren van [project 6] Het hof merkt dit aan als een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof baseert zich daarbij onder meer op de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep waar hij heeft verklaard dat [medeverdachte 4] inderdaad geen accountant was en dat dit in de schriftelijke informatie - die aan (potentiële) investeerders is verstrekt - ten onrechte is vermeld. [getuige 2] zelf heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij haar rechten slechts zou uitlenen en alleen de royalty's zou inbrengen in [project 6] maar dat zij de fundamentele contracten daartoe nooit heeft ondertekend. [getuige 5] heeft verklaard dat [getuige 2] niet heeft getekend omdat er geen overeenstemming tot stand kwam met betrekking tot de vergoeding die zij zou ontvangen voor haar rechten.
Het door de [verdachte] ter terechtzitting van 17 april 2012 overgelegde document met de daarin neergelegde overeenkomst doet daaraan niet af. Immers, uit de inhoud van die overeenkomst blijkt niet dat de bestaande en de nieuwe auteursrechten van [getuige 2] in bezit/eigendom kwamen van [project 6] terwijl voorts - anders dan de verdachte stelt - die “agreement” niet is ondertekend door voornoemde [getuige 2].
In dit verband overweegt het hof dat op p. 4 van dit document (I) bij “signed” niets is vermeld en (II) weliswaar elders met de hand is geschreven “[getuige 2]” doch dat dit is op de plaats van de voorgedrukte - en doorgehaalde - naam “[getuige 2]”. Gelet hierop en in aanmerking genomen de hiervoor genoemde verklaring van [getuige 2] dat zij de fundamentele contracten nooit heeft ondertekend, acht het hof het niet aannemelijk dat het stuk meer is dan een conceptversie.
Ten aanzien van het onder 2E ten laste gelegde ([project 5A])
Kort weergegeven is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij en/of zijn mededaders in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 1 augustus 2003 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
a. hebben nagelaten aan potentiële beleggers te melden dat verdachte en/of zijn mededader(s) financiële belangen had(den) in [project 5A] en [project 5B] en [project 5C]
b. aan hen een te rooskleurige voorstelling van zaken hebben geven met betrekking tot de risico’s die verbonden waren aan het verstrekken van een lening aan, het kopen van een aandelenbelang in en het omzetten van een eerder verstrekte geldlening in een aandelenbelang in een van genoemde ondernemingen;
c. aan die beleggers/investeerders hebben medegedeeld/bij hen de indruk hebben gewekt dat:
* er geen of nauwelijks risico’s verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in/het verstrekken van een lening aan het [project 5A]-project;
* alle patenten op de samenstelling van bacteriën en bacteriënmengsels ten behoeve van de productie van producten van [project 5A] in het bezit/eigendom zouden zijn van/zouden zijn overgedragen aan [project 5A];
* de conceptproducten van [project 5A] uitgebreid waren getest bij wetenschappelijke instituten en daar zeer positief zouden zijn beoordeeld;
* [project 5A] was uitgegroeid naar een operationeel bedrijf en de marktintroductie van [project 5B] op 1 juni 2003 zou plaatsvinden;
* de [project 5B] producten met een gehele lijn van producten in april 2003 in productie zouden gaan;
* de opbouw van de productiefaciliteiten en de laboratoriumfaciliteiten op schema zouden liggen;
* de voorintroductie van de producten zou hebben geresulteerd in grote belangstelling en toezeggingen van organisaties als Blokker, V&D, Hema, Makro, Albert Heijn, Delhaize en Colruyt.
Tezamen zou dit een samenweefsel van verdichtsels opleveren.
Kort samengevat gaat het hier om het volgende.
[getuige 3] wist dat [getuige 6] goede resultaten had geboekt bij de bestrijding van de stank van drijfmest door toepassing van een bepaald bacteriemengsel, waarvan [getuige 6] de oerstam bezat. [getuige 3] zag mogelijkheden om dat bacteriemengsel op de particuliere markt in te zetten voor andere doeleinden. Via [medeverdachte 6] kwam [getuige 3] in contact met [bedrijf 19], dat investeerders zou zoeken. De [bedrijf 5], een op 31 mei 2002 opgerichte B.V. waarin (bedrijven van) [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] deelnamen, zou het project gaan begeleiden.
In oktober 2002 werd de [project 5A] opgericht, met twee dochters, de [project 5B] [project 5B], dat een ontgeuringsmiddel voor afvalbakken en luieremmers zou gaan produceren, en [project 5A] [project 5C], dat een biologisch wasmiddel zou gaan maken.
[medeverdachte 6] en [getuige 3], welke laatstgenoemde later is vervangen door [getuige 11], werden directeur. [getuige 8] werd aangesteld als commercieel directeur.
De in de tenlastelegging bij naam genoemde personen hebben geïnvesteerd in [project 5A]: [betrokkene 18] EUR 125.000,- in juni 2003, [betrokkene 19] EUR 50.000,- in mei 2003 en [betrokkene 32] EUR 50.000,- in mei 2003.
Ten aanzien van [betrokkene 19] overweegt het hof dat niet met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan op basis van welke informatie hij is overgegaan tot zijn investering in [project 5A]. Hij heeft immers, naar eigen zeggen, pas nadat hij het bedrag van EUR 50.000,- had overgemaakt, de “prospectus” ontvangen.
Ten aanzien van hetgeen hiervoor onder a is omschreven spreekt het hof vrij en verwijst het hof wat betreft de motivering naar hetgeen het hiervoor bij de bespreking van [project 1] / [project 2] heeft overwogen met betrekking tot het niet vermelden van financiële belangen.
Ten aanzien van hetgeen hiervoor onder b en onder c, eerste *, is omschreven spreekt het hof vrij en verwijst het, wat betreft de motivering naar hetgeen het hiervoor bij inleiding op de onder 2 en 8 ten laste gelegde oplichtingen heeft overwogen met betrekking tot het al dan niet een te rooskleurige voorstelling van zaken te geven in woord en/of geschrift met betrekking tot de risico’s verbonden aan het verstrekken van een geldlening of het nemen van een belang in de informele projecten.
Het hof acht ten aanzien van het overigens onder c ten laste gelegde uitsluitend wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in strijd met de waarheid heeft meegedeeld dat:
* [project 5A] was uitgegroeid naar een operationeel bedrijf en de marktintroductie van [project 5B] op 1 juni 2003 zou plaatsvinden;
* de [project 5B] producten met een gehele lijn van producten in april 2003 in productie zouden gaan.
Het hof baseert zich daarbij onder meer op de aan de investeerders verschafte brochure van september 2002 en de Nieuwsbrief van 1 april 2003, waarin het positieve beeld wordt geschetst als hiervoor omschreven. De investeerders [betrokkene 18] en [betrokkene 32] zeggen daardoor en door de toelichting die verdachte heeft gegeven, tot het verschaffen van leningen te zijn overgegaan. Dat de positieve beweringen over het bedrijf onwaar waren blijkt uit de verklaringen van [getuige 8], [getuige 6] en de werkneemster van [project 5A], [getuige 7] [getuige 8] heeft [bedrijf 19] laten weten - kort nadat hij bij [project 5A] in dienst was getreden - dat de beweringen in de Nieuwsbrief niet juist waren: de productie kon nog niet beginnen in april, er moesten nog tests uitgevoerd worden, en er waren helemaal nog geen toezeggingen met betrekking tot de verkoop van de producten. [getuige 7] heeft verklaard dat de producten nog in het geheel niet getest waren, dat er geen productielijn klaar was en dat zij [verdachte] in mei 2003 heeft laten weten dat het niet goed ging.
Dat verdachte reeds op het moment waarop hij [betrokkene 18] en [betrokkene 32] de door hen genoemde informatie verstrekte moet hebben geweten dat die informatie niet strookte met de waarheid leidt het hof af uit het volgende.
In het dossier bevindt zich een verslag van een overleg “meeting [bedrijf 5]” van 10 maart 2003, bij welke meeting vier personen waaronder verdachte aanwezig waren. Dat verslag houdt ten aanzien van [project 5A] in dat [verdachte] opmerkt dat hij graag in april een nieuwsbrief zou willen alsmede dat hij vraagt “of het wasmiddel nu werkt”. Het verslag houdt voorts in dat [medeverdachte 6] “meldt dat hij exact wil weten waar de problemen liggen” (het hof begrijpt: de problemen met het wasmiddel).
Voorts overweegt het hof dat het uit de omstandigheden dat verdachte tijdens die vergadering aangeeft dat hij een nieuwsbrief wil, dat hij vraagt of het wasmiddel nu werkt en dat [getuige 7] aan hem laat weten dat het niet goed gaat met [project 5A], afleidt dat verdachtes rol bij [project 5A] meer inhield dan – zoals hij het ter terechtzitting in hoger beroep wilde doen voorkomen – het louter verzenden van door andere opgemaakte brochures/nieuwsbrieven.
Ten aanzien van het onder 2F ten laste gelegde ([project 8])
[project 8], eerste fase
Kort weergegeven is ten laste gelegd dat de verdachte en/of zijn mededaders in de periode van 3 september 2003 tot en met 1 juli 2005 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan potentiële beleggers
a. hebben meegedeeld dat geen of nauwelijks risico’s verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in [project 8] en mooie rendementen in het vooruitzicht hebben gesteld,
b. hebben medegedeeld dat zij hun belangen in [project 10], [project 7], [project 2], [project 6], [project 5A] en [project 4] in [project 8] hadden ingebracht, althans zouden inbrengen,
c. die belangen veel te hoog hebben gewaardeerd.
Tezamen zou dit volgens het openbaar ministerie een samenweefsel van verdichtsels opleveren; het onder c gestelde zou ook kunnen worden aangemerkt als een listige kunstgreep.
De in de tenlastelegging bij naam genoemde personen hebben geïnvesteerd in [project 8] in de eerste fase: [betrokkene 32] EUR 250.000,- in ieder geval na de presentatie van oktober 2003, [betrokkene 18] EUR 250.000,- in november 2003 en [betrokkene 20] EUR 250.000,- in oktober 2003.
Wanneer al mededelingen zijn gedaan als onder a bedoeld (hetgeen het hof in elk geval ten aanzien van de rendementen aannemelijk acht), kan dit, gelet op hetgeen het hof bij de inleiding op de onder 2 en 8 ten laste gelegde oplichtingen al heeft opgemerkt omtrent de eigen wetenschap van de potentiële beleggers, niet in voldoende causaal verband worden gebracht met hun besluit om tot belegging over te gaan.
Het hof stelt ten aanzien van het onder b genoemde voorop dat bij potentiële investeerders wellicht de indruk is gewekt dat alle belangen, die verdachte en zijn medeverdachten bij de genoemde projecten hadden, in [project 8] zouden worden ingebracht. De investeerders [betrokkene 18] en [betrokkene 51] hebben dat tegenover de politie ook zo verklaard. Uit de aan de potentiële investeerders verstrekte gegevens valt echter af te leiden, dat dit niet het plan was; de projecten zouden slechts gedeeltelijk worden ingebracht. Dat de verdachte en zijn medeverdachten daadwerkelijk belangen hadden in de genoemde projecten is ten aanzien van de [project 10], [project 2], [project 6], [project 5A] en [project 4] door niemand betwist; het hof ziet dan ook geen reden om hieraan te twijfelen. Dat zij ook een aandeel hadden in [project 7] is in twijfel getrokken, maar acht het hof desondanks aannemelijk. Het hof acht evenzeer aannemelijk dat de verdachte en zijn medeverdachten een deel van hun belangen in deze projecten hebben willen inbrengen in [project 8]. Het tegendeel is in elk geval niet komen vast te staan. Daarom kan niet worden gezegd dat de onder b bedoelde mededelingen op zichzelf listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid werden gedaan.
Het onder b gestelde moet echter in zoverre in samenhang met het onder c gestelde worden gelezen, dat die belangen ook een waarde van betekenis zouden hebben vertegenwoordigd. De inbreng van eigen belangen was voor potentiële investeerders in [project 8] ongetwijfeld een essentieel gegeven; naar het oordeel van het hof is voldoende komen vast te staan dat zij vooral door die inbreng en door de waarde, welke [project 8] daardoor - ook voor de verdachte en de andere inbrengers - zou krijgen, tot investering werden bewogen.
In verband hiermee stelt het hof het volgende vast. Op zeker moment ontstonden bij - in elk geval een aantal van - deze projecten moeilijkheden. Daarop werd besloten om de lopende informele projecten, in de termen van de verdachte, te ‘centraliseren’, door die projecten in te brengen in een nieuwe, daartoe op te richten, rechtspersoon, [project 8]. Vervolgens zouden ten name van de nieuwe vennootschap fondsen worden aangetrokken. Anders dan verdachte het later heeft voorgesteld ging het, zo begrijpt het hof uit deze gang van zaken, niet alleen om het bereiken van een hogere graad van efficiëntie, maar ook om het scheppen van een nieuwe juridische en financiële grondslag. Het kan de verdachte immers niet onbekend zijn geweest dat de in te brengen projecten, in elk geval ten dele, niet alleen organisatorisch, maar ook - en vooral - financieel noodlijdend waren. Dit gold in het bijzonder voor [project 6] en [project 5A], die in oktober 2003 - zoals het hof nader zal toelichten - nog slechts een betrekkelijk geringe waarde kunnen hebben vertegenwoordigd. Voor zover de verdachte het heeft voorgesteld alsof hij van de precieze situatie binnen deze projecten niet op de hoogte was, omdat hij zich daarmee niet bemoeide, acht het hof dit, mede in het licht van zijn eigen - aanmerkelijke - financiële belangen daarbij, ongeloofwaardig. Het moet, naar het oordeel van het hof, in mede de behoefte aan een betere financiële grondslag zijn geweest, die de verdachte en zijn medeverdachten tot de nieuwe constructie deed overgaan.
Het aandelenkapitaal van [project 8] bedroeg nominaal EUR 90.000,- Hiervan werd in totaal 12% verworven door drie investeerders, [betrokkene 51], [betrokkene 20], [betrokkene 32] en [betrokkene 18], tegen een inbreng van telkens EUR 250.000,-. De overige 88% van het aandelenkapitaal werd verworven door [bedrijf 6], welke vennootschap toen onder zeggenschap stond van verdachte en [medeverdachte 2]. Verwacht zou mogen worden dat hun inbreng een tegenwaarde zou vertegenwoordigen van EUR 5.500.000,-. De waarde van die inbreng is echter niet (afzonderlijk) vastgesteld, laat staan door een terzake deskundige, zoals bijvoorbeeld een registeraccountant. Verdachte heeft verklaard dat deze waarde door hemzelf is bepaald, aan de hand van uit de projecten afkomstige gegevens. Alleen ten aanzien van [project 7] waren die gegevens (zij het met een heel ander doel) door een accountant opgesteld. Het aldus bepaalde, door verdachte aangeduid als de ‘actuele waarde’, werd vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor, waarin de (groei)potentie van het project tot uitdrukking werd gebracht. Het hoeft geen betoog dat over de potentie van informele
- en in wezen sterk speculatieve - projecten heel verschillend kan worden gedacht. Het hof zal zich daarom beperken tot wat werd aangeduid als de actuele waarde van de projecten.
De op de beschreven wijze bepaalde actuele waarde van de projecten is weergegeven in een schriftelijke presentatie van [project 8] die in oktober 2003 aan de potentiële beleggers werd verstrekt. Die weergave geschiedde per project in een afzonderlijk staatje, en vervolgens nogmaals gecumuleerd in wat werd aangeduid als een begroting. De daarin vermelde actuele waarde betreft (zo volgt uit de omtrent het [project 7]-project gepresenteerde cijfers) alleen die van het in [project 8] in te brengen (cq reeds ingebrachte) deel van ieder project. Het hof heeft onvoldoende aanknopingspunt gevonden om de cijfers, die in deze fase omtrent [project 10] en [project 2] werden verstrekt, te kunnen beoordelen. Van het [project 4] is door de verdachte en zijn medeverdachten geen waarde vastgesteld. De door hen van het [project 7]-project vastgestelde waarde acht het hof op zijn minst verdedigbaar.
Aan het (aandeel in het) [project 6]-project werd een actuele waarde toegekend van EUR 180.000,-. Gelet op de omstandigheid dat het hier 20% betrof van een aandeel van 10%, betekent dit dat het totale project een waarde zou hebben van EUR 9.000.000,-. Het hof acht dit weliswaar onwaarschijnlijk hoog voor een project, dat zich nog in een aanloopfase bevond, maar heeft onvoldoende aanknopingspunt gevonden voor het oordeel dat de waarde van het project listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Aan het (aandeel in het) [project 5A]-project werd een actuele waarde toegekend van in totaal EUR 90.000,-. Gelet op de omstandigheid dat het hier 20% betrof van een aandeel van 5%, betekent dit dat het totale project opvallenderwijs eveneens een waarde zou hebben van EUR 9.000.000,-. Deze waarde is naar het oordeel van het hof eveneens onwaarschijnlijk hoog. Ten aanzien van [project 5A] heeft het hof onder 2E vastgesteld dat het verdachte al in maart 2003 bekend moet zijn geweest dat dit project in een uiterst penibele situatie was geraakt. Met de hem ter beschikking staande gegevens kan hij een waarde van EUR 9.000.000,- niet realistisch hebben geacht. Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat deze waarde opzettelijk listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid op een te hoog bedrag is vastgesteld. Het hof merkt dit aan als een listige kunstgreep in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
[project 8], tweede fase
Kort weergegeven is ten laste gelegd dat de verdachte en/of zijn mededaders in de periode van 1 mei 2005 tot en met 19 september 2005 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
a. aan potentiële beleggers hebben meegedeeld dat geen of nauwelijks risico’s verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in [project 8], dat de aandelen al 1,5 keer de waarde van het aankoopbedrag bezaten en dat mooie rendementen in het vooruitzicht waren,
b. aan hen hebben medegedeeld dat zij hun belangen in [project 10], [project 7], [project 2], [project 6], [project 5A] en [project 4] in [project 8] hadden ingebracht, althans zouden inbrengen,
c. die belangen veel te hoog hebben gewaardeerd,
d. essentiële informatie over die projecten hebben achtergehouden,
e. aan potentiële beleggers hebben medegedeeld dat [verdachte] zijn spaargeld in [project 8] had gestoken en dat het [project 8] zijn pensioenvoorziening was, en
f. hebben meegedeeld dat eerdere aandeelhouders in [project 8] hun aandelen hadden vervreemd omdat zij acuut geld nodig hadden in verband met bij hen aangetroffen asbest en/of vervuilde grond.
Tezamen zou dit volgens het openbaar ministerie een samenweefsel van verdichtsels opleveren; het onder c gestelde zou ook kunnen worden aangemerkt als een listige kunstgreep.
Ten aanzien van hetgeen onder a is gesteld geldt hetzelfde als hierboven onder [project 8], eerste fase, is opgemerkt.
Ten aanzien van hetgeen onder b is gesteld merkt het hof op dat de omstandigheid, dat de bedoelde belangen nog steeds niet (volledig) in [project 8] bv waren ingebracht, op zichzelf ernstige twijfel oproept met betrekking tot de oprechtheid van de door verdachte en zijn mededaders kenbaar gemaakte voornemens daartoe; dit is echter onvoldoende om te kunnen aannemen dat die voornemens niet bestonden. Het hof stelt tevens vast dat verdachte en zijn mededaders inmiddels in het geheel niet meer over een aandelenbelang in [project 7] beschikten, zonder dat dit belang in [project 8] was ondergebracht. In zoverre kan een voornemen tot inbreng van aandelen niet meer aanwezig zijn geweest.
Dit sluit de mogelijkheid dat de verdachte en zijn mededaders over certificaten van [project 7] aandelen beschikten echter niet uit. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende vast komen te staan dat zij hun belang in [project 7] niet in de vorm van certificaten van aandelen zouden inbrengen. Daarom is naar het oordeel van het hof evenmin komen vast te staan dat de door verdachte en zijn mededaders aan potentiële investeerders gedane mededeling dat zij hun belangen in [project 7] in [project 8] hadden ingebracht, althans zouden inbrengen, listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid is gedaan.
Het onder b gestelde moet opnieuw in zoverre in samenhang met het onder c gestelde worden gelezen, dat de genoemde belangen ook een waarde van betekenis zouden hebben vertegenwoordigd. Hetgeen is gesteld onder d moet eveneens worden gelezen in samenhang met het gestelde onder c. Gelet op deze samenhang wordt hier kennelijk gedoeld op essentiële financiële informatie over de genoemde projecten.
In verband hiermee stelt het hof het volgende vast. Twee van de onder [project 8], eerste fase genoemde investeerders in [project 8] ([betrokkene 51] [betrokkene 20] en [betrokkene 18]) kwamen tot de conclusie dat zij, doordat hen onjuiste en/of onvolledige informatie was verstrekt, een kat in de zak hadden gekocht en eisten dat hun investering zou worden terugbetaald. Door beslag te leggen onder de door verdachte gedreven onderneming [bedrijf 19] wisten zij hem inderdaad tot terugbetaling te dwingen. Dit maakte het nodig om ten behoeve van [project 8] nieuwe investeerders aan te trekken. Opnieuw werd, volgens de al beschreven methode, de waarde van de in [project 8] ingebrachte of nog in te brengen projecten bepaald, zij het dat nu niet alleen voor [project 4], maar ook voor [project 6] en [project 5A] een concrete waardebepaling achterwege bleef. Het is onduidelijk gebleven welke informatie de potentiële investeerders is verstrekt en op grond van welke informatie zij tot investering hebben besloten; wel is duidelijk geworden dat op zijn minst een aantal van hen in blind vertrouwen heeft gehandeld en geheel, of in elk geval in aanzienlijke mate, is afgegaan op de verzekering van verdachte dat het ging om een goed en kansrijk project. Had hij dan meer informatie moeten verstrekken? Die vraag kan, zonder te weten welke informatie daadwerkelijk is verstrekt, niet worden beantwoord; voor het hof is bovendien niet duidelijk of de investeerders ook bij een volledige informatiepositie niet tot investering waren overgegaan. Het vereiste causale verband tussen het gestelde achterhouden van essentiële informatie en de investeringsbeslissing kan daarom niet worden gelegd. Dit verband kan evenmin worden gelegd voor zover het gaat om de waardering van de eerder genoemde belangen; ook van deze waardering is onvoldoende vast komen te staan dat zij de potentiële beleggers al voordat zij tot belegging besloten is medegedeeld. De juistheid van deze waardering kan daarom in het midden blijven.
Er is, kortom, onvoldoende hard bewijsmateriaal beschikbaar om te kunnen aannemen dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtselen en/of listige kunstgrepen, waardoor de in de tenlastelegging met betrekking tot de tweede fase genoemde personen tot investering zouden zijn bewogen.
Ten aanzien van het onder e omschrevene overweegt het hof dat niet vaststaat dat dit niet juist zou zijn.
De onder f omschreven mededeling was, naar de verdachte terdege bekend was, volstrekt onwaar; de eerdere aandeelhouders hadden hem en zijn mededaders gedwongen om hun aandelen (al dan niet door tussenkomst van een of meer rechtspersonen) terug te kopen.
Opnieuw moet hier worden vastgesteld dat een enkele leugen onvoldoende is om tot een veroordeling wegens oplichting te kunnen komen. De verdachte dient daarom van het onder 2F, tweede fase, ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2G ten laste gelegde ([project 4])
Kort weergegeven is ten laste gelegd dat de verdachte en/of zijn mededaders in de periode van 1 februari 2000 tot en met 7 januari 2008 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
a. hebben nagelaten aan potentiële beleggers te melden dat zij financiële belangen hadden in [project 4A], [project 4B] en/of [project 1];
b. hebben nagelaten aan hen te melden dat een bedrag van 250.000 pond sterling van het aankoopbedrag van de intellectuele eigendom van de Brand Card Infrastructuur als commissie zou worden betaald aan [project 1];
c. aan hen een te rooskleurige voorstelling van zaken hebben gegeven met betrekking tot de risico’s die waren verbonden aan het verstrekken van geldleningen aan of het nemen van belangen in [project 4A], [project 4B] en/of [project 1];
d. aan hen hebben medegedeeld, althans bij hen de indruk hebben gewekt dat:
* er geen of nauwelijks risico's verbonden waren aan het kopen van een aandelenbelang in/ het verstrekken van een lening aan [project 4A] en/of [project 4B];
* [bedrijf 19] namens [project 4] een optie op de wereldrechten van het intellectuele eigendom van de Brand Card Infrastructuur had verworven;
* [project 4A] en/of [project 4B] de begunstigde van de rechten op/ het eigendom van die optie was;
* dat het aankoopbedrag van die optie 750.000 pond sterling bedroeg;
* rond maart 2002 de producten van [project 4] gereed zouden zijn danwel op de wereldmarkt zouden worden gebracht;
* [project 4A]/[project 4B] een minimale waarde zou hebben van ongeveer 100 miljoen pond sterling.
Tezamen zou dit een samenweefsel van verdichtsels opleveren.
Het onder a vermelde is naar het oordeel van het hof onvoldoende overtuigend komen vast te staan.
Het onder b vermelde zal tezamen met het onder d, vierde * vermelde worden besproken. Ten aanzien van het onder c en onder d, eerste *, gestelde concludeert het hof opnieuw dat weliswaar sprake is geweest van een te rooskleurige voorstelling van zaken, maar dat onvoldoende is komen vast te staan dat deze valselijk, listiglijk, bedrieglijk of in strijd met de waarheid werd gegeven, en niet het gevolg was van achteraf gezien ongerechtvaardigd optimisme. Dat in de brochure van maart 2002 onjuistheden stonden, leidt - anders dan door het openbaar ministerie voorgesteld - niet tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat ‘een te rooskleurige voorstelling van zaken omtrent de risico’s’ is gegeven.
Ten aanzien van het overigens onder d gestelde is komen vast te staan dat [bedrijf 19] inderdaad een dergelijke optie had verworven; niet aannemelijk is geworden dat het, toen daaromtrent mededelingen werden gedaan, niet de bedoeling was om deze optie te zijner tijd aan [project 4] over te dragen.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat voor de bedoelde optie een bedrag was overeengekomen van 500.000 pond sterling. Dit bedrag is nadien op suggestie van de verdachte verhoogd tot 750.000 pond sterling, om een of meer van de namens de kopers bij de transactie betrokken personen te kunnen bevoordelen. Het openbaar ministerie heeft hierin kennelijk geen afzonderlijk strafbaar feit gezien. Naar het oordeel van het hof was echter in ieder geval sprake van een gedraging met zodanige financiële consequenties voor (de toekomst van) [project 4], dat verdachte duidelijk moet zijn geweest dat zij aan potentiële beleggers en investeerders gemeld moest worden.
Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de mededeling ten aanzien van de minimale waarde onjuist was.
De slotsom is dat slechts een enkele opzettelijke verzwijging met voldoende zekerheid is komen vast te staan. Van een samenweefsel van verdichtsels was daarom ook hier geen sprake, zodat de verdachte van het gehele onder 2G ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde (meineed)
Kort weergegeven is ten laste gelegd dat verdachte op 15 juni 2005 voor de rechtbank te Roermond, toen hij in een civiele procedure onder ede werd gehoord, opzettelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard
a. dat hij niet betrokken was bij [project 1];
b. dat hem niet bekend was dat een bedrag van 250.000 pond ‘als commission fee bestemd’ was;
c. dat hij geen fee had ontvangen.
Het hof acht het onder a gestelde wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte betrokken was bij [project 1] wordt door hem niet ontkend en staat ook overigens vast; zijn bewering, dat [project 1] al zo lang tevoren ontbonden was en dat hij met zoveel rechtspersonen bemoeienis had gehad, dat hij zijn betrokkenheid was vergeten, of in elk geval zich, toen hem naar [project 1] werd gevraagd, niet realiseerde waarover het ging, acht het hof ongeloofwaardig. Daarvoor zijn zijn bemoeienissen met [project 1] te intensief geweest.
Het hof acht het onder b gestelde - dat ook onder 2G al aan de orde kwam - eveneens wettig en overtuigend bewezen, op grond van de verklaring van [getuige 9], inhoudend dat de aanvankelijk overeengekomen som van 500.000 pond, die zou worden betaald voor een aan [project 4] te verstrekken optie, op wens van [verdachte] moest worden verhoogd tot 750.000 pond, zodat 250.000 pond voor hem, [verdachte], en voor [getuige 9] en anderen beschikbaar zou komen. Deze verklaring wordt ondersteund door de concept-brief, welke [getuige 9] aan [medeverdachte 2] stuurde voor commentaar en goedkeuring, gevolgd door een brief van [verdachte] aan [getuige 10], waarin de koopprijs inderdaad van 500.000 naar 750.000 pond blijkt te zijn gestegen, en de (in kopie aan [verdachte] gezonden) instructie om de 250.000 pond opzij te zetten voor een commissiebetaling aan een derde partij. De bedoelde 250.000 pond blijkt vervolgens, na betaling van de totale som van 750.000 pond vanuit de derdengeldrekening van [medeverdachte 2], aan [project 1] te zijn uitbetaald. Vervolgens is daarvan, in opdracht van [verdachte] en [medeverdachte 2], weer 77.000 pond aan [getuige 9] uitgekeerd. Hier was weliswaar eerder sprake van een ‘kick back’ dan van een echte commission fee, maar gelet op het feit dat betrokkenen zelf deze terminologie hanteerden leidt het hof af dat verdachte goed heeft geweten waarover het ging. Dat een betaling van deze omvang door hem werd vergeten, acht het hof hoogst onaannemelijk.
Of verdachte zelf uiteindelijk een deel van de vorenbedoelde fee heeft ontvangen, is onvoldoende komen vast te staan. Hij moet daarom van het onder c ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde (discounted loans)
Kort weergegeven is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij en/of zijn mededaders in de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 juni 2004 een gewoonte hebben gemaakt van het verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten of gebruikmaken van geldbedragen, terwijl zij wisten dat (een gedeelte van) die bedragen als belasting had moeten worden afgedragen.
Kort samengevat gaat het hier om het volgende.
Een discounted loan is een lening die een hogere nominale waarde heeft dan het bedrag dat de geldgever feitelijk verstrekt. Als degene die het geld heeft ontvangen weer solvabel is moet hij de nominale waarde terugbetalen. Een bedrijf in nood zal een fikse korting op de nominale waarde voor lief nemen in de hoop op betere tijden en de geldgever kan dan, zo dat gebeurt, een groot voordeel genieten. Strafbaar is het echter niet. Anders is het, wanneer het helemaal niet gaat om echte leningen, maar onder het mom van terugbetaling van discounted loans geld wordt witgewassen.
Het hof komt tot een bewezenverklaring. Daarbij heeft het hof onder meer acht geslagen op de verklaringen van [verdachte] - ondermeer ter terechtzitting in hoger beroep - inhoudende hij niet betwist dat het niet om echte leningen ging, maar dat hij relaties heeft willen helpen om aan hen geld waarvan hij vermoedde dat het “niet gefiscaliseerd” was op een ogenschijnlijk correcte wijze in handen te spelen. Die relaties stortten “wit” geld op de rekening van [getuige 1] in Hong Kong, hun “niet gefiscaliseerde” geld werd ook daarnaar overgeboekt en vervolgens zouden zij het totaal, als ware het het nominale bedrag van een discounted loan, terugontvangen. De bij deze constructie behorende geschriften zijn opgemaakt door [medeverdachte 5] na en in overleg met [verdachte] en [medeverdachte 2]. Van [getuige 1] is diens elektronische handtekening gebruikt.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] wist dat (een gedeelte van) die in de tenlastelegging genoemde bedragen als belasting had moeten worden afgedragen.
Daarbij heeft het hof onder meer acht geslagen op de verklaring van [medeverdachte 5] inhoudende dat [verdachte] hem had medegedeeld dat binnen [bedrijf 19] zwart geld werd beheerd en voorts dat in verband met het beheer van zwart geld van klanten [verdachte] en [medeverdachte 2] het “Discounted Loans verhaal” hadden bedacht om op die manier, met medeweten van de klanten zelf, het zwarte geld wit te wassen. [verdachte] heeft met [medeverdachte 5] de gehele documentatie voor Discounted Loans uitgewerkt voordat het project van start ging.
Tevens heeft het hof acht geslagen op de verklaring van [medeverdachte 5] inhoudende dat hij, [medeverdachte 5], deze uitwerking ter controle ook aan [medeverdachte 2] heeft gemaild en dat [medeverdachte 5] hierover met [medeverdachte 2], in het bijzijn van [verdachte], heeft gesproken.
De verbalisanten hebben [verdachte] tijdens het verhoor een email voorgehouden waarin [verdachte] aan [medeverdachte 2] vraagt of ‘het opzetje voor de wissel’ goed is. [verdachte] heeft hierop verklaard dat hij doelde op de opgezette briefwisseling tussen [getuige 1] en [bedrijf 19].
Voorts heeft het hof acht geslagen op verklaringen van in de tenlastelegging genoemde personen wier geld het zou betreffen waaronder die van (I) [betrokkene 40], inhoudende dat [verdachte] wel een constructie wist waarmee [betrokkene 40] weer normaal over zijn geld, waarvan de belastingdienst niet wist dat hij het had, zou kunnen beschikken, en (II) die van [betrokkene 52], inhoudende dat [verdachte] zwart geld van zijn, [betrokkene 52], vader heeft beheerd en dat via het project Discounted Loans het zwarte geld zou worden witgewassen.
Ook heeft het hof acht geslagen op de verklaring van [betrokkene 41] inhoudende dat [verdachte] hem, [betrokkene 41], en zijn moeder had geadviseerd om een bankrekening in het buitenland te openen, daar geld op te storten en zo in Nederland minder belasting te betalen. Dat buitenlandse vermogen is nooit opgegeven aan de belastingdienst. Ook niet later, want [betrokkene 41] en zijn moeder durfde dat toen niet omdat [verdachte] aan hen had verteld dat er dan een gevangenisstraf dreigde. [verdachte] is vervolgens degene geweest die [betrokkene 41] en zijn moeder de constructie van de discounted loans aan de hand heeft gedaan. Het was een oplossing die [verdachte], naar zeggen van [betrokkene 41], had bedacht om te zorgen dat het geld weer naar Nederland kon komen en dan ogenschijnlijk legaal was. Dit om te voorkomen dat de belastingdienst er achter zou komen dat zij jaren buitenlandse tegoeden hadden gehad.
Wat betreft het voorhanden hebben door [verdachte] van het wit te wassen geld overweegt het hof dat de verdachte dit in ieder geval voorhanden heeft gehad toen hij het geld ophaalde in Hong Kong en naar België overbracht, tot het moment waarop hij - na het te hebben omgewisseld - in Brussel werd beroofd.
Verdachte en zijn mededader hebben in de loop van de ten laste gelegde periode van zeven personen geld ontvangen om wit te wassen. Dit geld is, na te zijn omgeleid via Hong Kong, in één keer naar België overgebracht. Naar het oordeel van het hof kan onder deze omstandigheden niet worden gesproken van gewoontewitwassen, doch slechts van één, zij het gefaseerde, witwasoperatie.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde (faillissementsfraude)
Als feit 5 is verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 bedrieglijke bankbreuk zou hebben gepleegd in het kader van een of meer faillissementen. Er worden drie faillissementen genoemd: het faillissement van [bedrijf 19] [bedrijf 1], van [bedrijf 1], beide uitgesproken op 25 januari 2006, en het faillissement van [verdachte] privé, uitgesproken op 5 april 2006.
Verdachte zou, samen met anderen of alleen, baten niet hebben verantwoord en goederen aan een boedel hebben onttrokken. In de opsomming die daarvan gegeven wordt, is geen nadere aanduiding opgenomen van het faillissement waarom het telkens zou gaan. Gelet op de inhoud van het dossier legt het hof de tenlastelegging als volgt uit:
In zijn privé faillissement zou [verdachte] geen melding hebben gemaakt van het bezit c.q. de ontvangst van:
A. EUR 30.000,- in de maand maart van 2007;
B. inkomsten uit arbeid bij [getuige 13] in de periode van 1 november 2006 tot 1 mei 2007;
C. een saldo van EUR 161.000,- op een rekening bij de [bank 2] in Duitsland;
D. een geldbedrag van EUR 13.000,- en sieraden in een kluis van de [bank 1] in Ede;
E. boeken, afkomstig van [betrokkene 45];
F. een fotocamera.
In het faillissement van [verdachte] zou geen melding gemaakt zijn van een saldo van ruim EUR 100.000,- op een rekening van het bedrijf [bedrijf 20], waarvan de [bedrijf 12] enig aandeelhouder was.
Voorts zouden een of meer laptops en computers alsmede meubilair zijn onttrokken aan de boedel van [bedrijf 19].
Het hof kan met betrekking tot de eveneens ten laste gelegde verzwijging van de aanwezigheid van schilderijen en tekeningen niet vaststellen op welke schilderijen en tekeningen in de tenlastelegging wordt gedoeld, nu zowel sprake is van ondershands verkochte schilderijen, geveilde schilderijen, schilderijen in de kantoorruimten van [bedrijf 19] en schilderijen op de zolderkamer waar [verdachte] woonde na zijn faillissement, zodat de tenlastelegging in zoverre nietig verklaard wordt.
Privé faillissement
Ten aanzien van A acht het hof bewezen dat [verdachte] opzettelijk dit geld niet gemeld heeft aan de curator, in het bijzonder op grond van de verklaringen van [getuige 11], [getuige 12] en de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken tussen [verdachte] enerzijds en [getuige 11] en [getuige 12] anderzijds.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte de bankbreuken, genoemd onder B, C en D heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Met betrekking tot B overweegt het hof dat niet is komen vast te staan dat [verdachte], die met toestemming van de curator bij [bedrijf 23] werkte, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft nagelaten te melden dat hij, voor hetzelfde salaris als hij bij [bedrijf 23] ontving, was uitgeleend door [bedrijf 23] aan [getuige 13].
Met betrekking tot C en D is niet komen vast te staan dat dit geld en die sieraden van [verdachte] waren.
Met betrekking tot de boeken en de camera (E en F) blijkt uit de afgeluisterde telefoongesprekken tussen [verdachte] enerzijds en [getuige 11] en [betrokkene 46] anderzijds dat verdachte zich van de waarde ervan en van de verplichting om de goederen aan de curator te melden bewust was. Zijn opzet om het bezit ervan te verzwijgen blijkt daaruit zonneklaar.
[verdachte][bedrijf 1]
Volgens de aangifte van de curator in dit faillissement heeft verdachte hem op de vraag wat er nog in de boedel zat, geantwoord dat [bedrijf 20] een lege vennootschap was. Er waren ook geen recente bankbescheiden op zijn kantoor beschikbaar. Achteraf bleek dat er op de datum van het faillissement nog ruim EUR 100.000,- op de rekening stond.
Het verweer van verdachte dat hij meende dat de rekening door al gegeven betalingsopdrachten en verplichtingen wel ongeveer leeg zou zijn en hij derhalve niet opzettelijk onjuiste informatie heeft gegeven treft naar het oordeel van het hof geen doel: het had op zijn weg gelegen om zich er van te vergewissen of dat inderdaad zo was en de curator de juiste informatie te geven.
Er was dan ook op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet bij verdachte.
Faillissement [bedrijf 19]
Verdachte heeft aangevoerd dat het bankstel dat de curator in zijn aangifte noemt privébezit was en dat hij derhalve geen bankbreuk in het faillissement van [bedrijf 19] heeft gepleegd door dit mee te nemen. Dat deze mededeling niet juist zou zijn is niet komen vast te staan, zodat het bankstel niet tot het onttrokken meubilair zal worden gerekend en niet in de bewijsmiddelen wordt opgenomen.
Gelet op de aangifte van de curator [curator 1] en de verklaringen van [verdachte], [getuige 1] en [getuige 3] daaromtrent kan de onttrekking van een laptop, computers en meubilair, te weten bureaus en kasten/stellingen, bewezen worden geacht.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde (valsheid in geschrift)
Aan verdachte is onder 6 ten laste gelegd dat hij samen met anderen in de periode van 1 maart 2005 tot en met 6 april 2005 valsheid in geschrift heeft gepleegd door brieven, die afkomstig zouden zijn van [bedrijf 19] en van [bedrijf 5] en gericht waren aan beleggers in de projecten [project 2], [project 7], [project 4], [project 5A] en [project 6] te antedateren. Deze brieven bevinden zich in het dossier. Verdachte heeft dit feit bekend. Belastende verklaringen zijn er voorts van [medeverdachte 5] en [getuige 3]. Het hof acht deze ten laste gelegde feiten bewezen.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde ([bedrijf 27])
Kort weergegeven is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij en/of zijn mededaders in de periode van 29 juni 2004 tot en met 1 februari 2005 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
a. bij de verzekeringsmaatschappij [bedrijf 27] hebben gemeld dat twee verzekerde directeuren van [bedrijf 19] [bedrijf 3] waren beroofd en daarbij een beroep gedaan op de aansprakelijkheidsverzekering van [bedrijf 19] [bedrijf 3] bij die verzekeringsmaatschappij;
b. genoemde verzekeringsmaatschappij hebben meegedeeld dat die twee directeuren, te weten [verdachte] en [medeverdachte 5] betrokken waren geweest bij een wisseltransactie in Brussel en dat zij na die wisseltransactie waren beroofd van 1.500.000 USD en dat die wisseltransactie was bedoeld om valutawinst te behalen voor cliënten van [bedrijf 19] [bedrijf 3] en dat [verdachte] voornoemd al jaren dergelijke transacties deed;
c. aan genoemde verzekeringsmaatschappij valse correspondentie/valse documenten hebben verstrekt betreffende investeringen in China die vijf cliënten van [bedrijf 19] [bedrijf 3] via een accountant in China zouden hebben gedaan;
d. aan genoemde verzekeringsmaatschappij vijf aansprakelijkheidsverklaringen van voormelde cliënten van [bedrijf 19] [bedrijf 3] die investeringen in China hadden gedaan, hebben verstrekt;
e. een vals (kopie) bankafschrift van de [bank 3] en een (kopie) bankafschrift van [bank 4], ter bevestiging van de contante opname in China van voormeld geclaimd geldbedrag, aan genoemde verzekeringsmaatschappij hebben verstrekt;
f. aan genoemde verzekeringsmaatschappij hebben meegedeeld dat voormeld geroofd geld volkomen “wit” geld betrof.
Hetgeen onder a, b en f is opgesomd zou een samenweefsel van verdichtselen opleveren. De overige opgesomde gedragingen zouden listige kunstgrepen zijn.
Hierdoor zou zijn gepoogd de verzekeringsmaatschappij [bedrijf 27] of [bedrijf 24] te bewegen tot afgifte van EUR 1.050.000,-.
Kort samengevat gaat het hier om het volgende.
Verdachte heeft het geld opgehaald in Hong Kong dat op de derdenrekening van [getuige 1] was gestort in het kader van het witwassen via de zogenaamde discounted loans. Er werd nog geld van [getuige 4] van het kantoor [bedrijf 25] bij gevoegd (EUR 120.000,-) en [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] en [getuige 4] vervoegden zich op 2 juni 2004 in Brussel in een hotel om dit geld, in totaal EUR 1.050.000, te wisselen voor dollars teneinde valutawinst te behalen. Na een ontmoeting met de wisselaar leverden [verdachte] en [medeverdachte 5] in een [bank 5] de euro’s in bij een persoon die - zo is gebleken - zich voordeed als een bankmedewerker, ontvingen dollars in ruil, en werden vervolgens enkele straten verder van de dollars beroofd.
[medeverdachte 2] heeft vervolgens voorgesteld om de schade te declareren bij de aansprakelijkheidsverzekeraar van [bedrijf 19], [bedrijf 27]. Er werden op aanwijzing van [medeverdachte 2] aansprakelijkheidsstellingen gevraagd aan de cliënten van [bedrijf 19], overige documentatie werd verzameld en begin januari 2005 vond een bespreking plaats met een vertegenwoordiger van [bedrijf 27], waarbij [verdachte] en [medeverdachte 2] beiden aanwezig waren. Aan [bedrijf 27] is niet gemeld dat het om “niet-gefiscaliseerd” geld ging. Het is niet tot uitbetaling van de claim gekomen.
Hetgeen onder a en b, met uitzondering van de jarenlange wisseltransacties, is opgenomen is niet valselijk, listiglijk, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid is en aldus geen samenweefsel van verdichtselen of een listige kunstgreep. Met betrekking tot de jarenlange wisseltransacties is onvoldoende bewijs voorhanden voor het verwijt dat dit niet de waarheid zou zijn.
Ten aanzien van hetgeen onder d is opgenomen overweegt het hof dat de aldaar bedoelde aansprakelijkheidsverklaringen - die gelijkluidend zijn - het volgende inhouden:
“Geachte heer [verdachte],
Refererend aan de gesprekken die wij hadden over de wisseltransactie in Brussel/België bij de [bank 6] waarin ik participeerde voor een bedrag groot
€ (…), deel ik U mede [bedrijf 19]/haar bestuurders aansprakelijk te houden voor het door mij verloren bedrag, te verhogen met de wettelijke rente vanaf de datum van de wisseltransactie, te weten 2 juni 2004.”
Het hof stelt vast dat ten aanzien van de vraag of de eigenaren van het in Hong Kong opgehaalde geld wisten van de wisseltransactie, de verklaringen uiteen lopen. Voor de beoordeling van de vraag of hetgeen is tenlastegelegd ook bewezen kan worden is het evenwel niet relevant of de cliënten wisten dat een valutatransactie zou plaatsvinden. Immers, de aansprakelijkheidsverklaringen zoals ondertekend door de diverse cliënten, houdt niet in dat zij voorafgaand aan de transactie wisten dat die transactie zou plaatsvinden. Niet gezegd kan dus worden dat het overhandigen van de onder d bedoelde aansprakelijkheidsverklaringen listiglijk is geweest.
Hetgeen onder e is opgenomen, voor zover betrekking hebbend op een (kopie) bankafschrift van [bank 4], is niet listiglijk en kan dus geen listige kunstgreep constitueren.
Het hof spreekt de verdachte van al deze onderdelen vrij.
Hetgeen resteert - het onder c, e voor het overige, en onder f opgenomen - is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de valse correspondentie/documenten verwijst het hof naar hetgeen hiervoor met betrekking tot Discounted Loans is overwogen.
Met betrekking tot het valse bankafschrift van de [bank 3] verwijst het hof naar de verklaring van [medeverdachte 2].
Voorts heeft [medeverdachte 5] verklaard dat [verdachte] hem vertelde dat [medeverdachte 2] een oplossing had om het geld van de beroving te claimen op de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van [bedrijf 19]. Op aangeven van [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] de stukken voor de verzekeringsmaatschappij [bedrijf 27] samengesteld. Aan [bedrijf 27] is nooit meegedeeld dat het om zwart geld ging, aldus [medeverdachte 5].
Aangever [getuige 14] (namens [bedrijf 27] of [bedrijf 24]) heeft verklaard dat hij in het verslag van de bespreking op 6 januari 2005 bij [bedrijf 26] te Rotterdam, heeft gelezen dat verdachte uitdrukkelijk heeft aangegeven dat het om volkomen "wit" geld ging.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde ([project 11])
Kort weergegeven is onder 8A ten laste gelegd dat verdachte en zijn mededaders in de periode van 1 september 2007 tot en met 7 januari 2008 valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
a. de potentiële beleggers in dit project, [betrokkene 48] en [betrokkene 49] hebben voorzien van onjuiste en onvolledige financiële informatie;
b. aan hen de financiële situatie van [project 11] rooskleuriger hebben voorgesteld dan zij was;
c. aan hen een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven met betrekking tot het ontwikkelingsstadium van het project;
d. aan hen hebben meegedeeld dat door [project 11] met 7 landfills optie-overeenkomsten waren afgesloten en [project 11] met 4 landfills in een vergevorderd stadium van onderhandeling was;
e. aan hen hebben meegedeeld dat [project 11] de beschikking had, dan wel zeer binnenkort zou krijgen over CER’s, dat deze vrij verhandelbaar waren en een waarde zouden vertegenwoordigen die een veelvoud was van de aanschafprijs;
f. aan hen hebben meegedeeld dat [project 11] binnen een jaar inkomsten uit de CER’s zou hebben;
g. aan hen hebben meegedeeld dat [bedrijf 22] bereid zou zijn alle “rijpe” projecten te financieren;
h. aan hen hebben meegedeeld dat de beleggers aandelen in [project 11] zouden verwerven.
Tezamen zouden deze mededelingen een samenweefsel van verdichtsels opleveren en de inleggers zouden daardoor bewogen zijn om geld te verstrekken.
Aangezien [betrokkene 49] ver voor de in de ten laste gelegde periode, te weten begin februari 2007 in het project heeft geïnvesteerd, kan in elk geval met betrekking tot zijn investering geen veroordeling volgen.
Verdachte stelt zich op het standpunt dat, zo al sprake zou zijn van oplichting en een poging daartoe, hij niet als mededader daarvan kan worden aangemerkt.
Het hof is het daarmee eens en zal hem van deze feiten vrijspreken.
Verdachte had voor zover kon worden vastgesteld geen belangen bij en geen positie in [project 11]. Hij heeft, terwijl hij werkzaam was bij [getuige 13] in België, enkele weken gewerkt aan de brochure voor [project 11]. Daarvoor heeft hij gebruik gemaakt van de informatie die hij kreeg van [medeverdachte 2]. Voor zover kon worden vastgesteld droeg hij van de ontwikkelingen in China nadien met betrekking tot deze projecten, zoals deze naar voren kwam in het berichtenverkeer tussen [medeverdachte 2], [getuige 15] en [getuige 16], droeg hij geen kennis. Ter plaatse is hij niet geweest, hij beschikte niet over zijn paspoort en kon dus niet reizen.
Hij heeft wel gesprekken gevoerd met [betrokkene 48], [betrokkene 49] en [betrokkene 50], hun de schriftelijke informatie verschaft en uiting gegeven aan zijn enthousiasme voor het project, maar hen doorverwezen naar [medeverdachte 2] voor verdere besprekingen en nadere details; met de betaling van de bedragen door [betrokkene 48] en het bezoek van [betrokkene 50] aan China heeft hij voor zover kon worden vastgesteld geen bemoeienis gehad.
Dit levert niet een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met andere betrokkenen in [project 11] op, dat van mededaderschap aan een mogelijke oplichting en poging daartoe kan worden gesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
2D.
in de periode van 1 januari 2004 tot en met 6 augustus 2004 in Nederland tezamen in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
[betrokkene 30] en [betrokkene 39] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die beleggers/investeerders medegedeeld dat:
* een accountant ([medeverdachte 4]) als directeur van [project 6] was aangesteld en
* (mede door de aanstelling van die/een accountant het financiële management van en/of de financiële controle op [project 6] gegarandeerd was en
* de bestaande en nieuwe auteursrechten van [getuige 2] in bezit/eigendom waren van [project 6]
2E.
in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 1 augustus 2003 in Nederland met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [betrokkene 18] en [betrokkene 32] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die beleggers/investeerders medegedeeld dat:
* [project 5A] van project was uitgegroeid naar een operationeel bedrijf en
* de [project 5B] producten met een gehele lijn van producten (geurloze luieremmer en/ of inbouwmodules voor GFT- en huisvuilcontainers) in april 2003 in productie zouden gaan;
2F.
in de periode tussen 3 september 2003 en 1 juli 2005 in Nederland tezamen in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep, [betrokkene 32] en [betrokkene 18] en [betrokkene 20] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van steeds EUR 250.000,-, hebbende hij, verdachte, en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid de door hem, verdachte, en zijn medeverdachte in [project 8] in te brengen (aandelen)belangen in de onderneming [project 5A] te hoog gewaardeerd;
3.
op 15 juni 2005 te Roermond ter terechtzitting van de civiele rechter als getuige in de zaak tegen de verweerder [bedrijf 18], nadat hij, verdachte, in handen van de civiele rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard
- dat hij, verdachte, niet betrokken was bij de Hong Kong vennootschap [project 1] en
- dat het hem, verdachte, niet bekend was dat er een bedrag van 250.000 Engelse ponden als commission fee was bestemd;
4.
in de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 juni 2004, in Hong Kong en België, tezamen en in vereniging met anderen, telkens een geldbedrag, te weten
- van [betrokkene 18] dat gedeelte van ongeveer EUR 128.000,- dat als belasting had moeten worden afgedragen, en
- van [betrokkene 40] dat gedeelte van ongeveer EUR 84.650,- dat als belasting had moeten worden afgedragen, en
- van [betrokkene 41] dat gedeelte van ongeveer EUR 281.745,- dat als belasting had moeten worden afgedragen, en
- van [betrokkene 42] dat gedeelte van ongeveer EUR 115.605,- dat als belasting had moeten worden afgedragen, en
- van [betrokkene 43] dat gedeelte van ongeveer EUR 195.000,- dat als belasting had moeten worden afgedragen, en
- van [betrokkene 11] dat gedeelte van ongeveer EUR 17.500,- dat als belasting had moeten worden afgedragen,
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5A.
in de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, terwijl hij, verdachte, bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 5 april 2006 in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, een bate niet heeft verantwoord,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders een geldbedrag ontvangen zonder de curator daarvan in kennis te stellen, te weten in de maand maart 2007 een geldbedrag van ongeveer EUR 30.000,-;
5AA.
hij in de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 in Nederland, terwijl
hij, verdachte, bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 5 april 2006, in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers baten niet heeft verantwoord,
immers heeft hij, verdachte, goederen ontvangen zonder de curator daarvan in kennis te stellen, te weten:
- in of omstreeks de maand augustus 2007 een aanzienlijk aantal boeken (voorheen toebehorende aan professor [betrokkene 45]) en
- in de maand december 2007 een fotocamera;
5B.
in de periode van 25 januari 2006 tot en met 7 januari 2008 in Nederland, terwijl de ondernemingen [bedrijf 19][bedrijf 1] en [bedrijf 1], van welke ondernemingen hij, verdachte, bestuurder en aandeelhouder was, bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 25 januari 2006 in staat van faillissement waren verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde ondernemingen, een bate niet heeft verantwoord immers heeft hij, verdachte,
een geldbedrag in bezit gehad zonder de curator daarvan in kennis te stellen, te weten (in het faillissement van [bedrijf 1]) op 25 januari 2006 een geldbedrag van ongeveer EUR 100.000,- (saldo op de rekening van [bedrijf 20], van welke onderneming [bedrijf 1] enig aandeelhouder was)
en goederen aan de boedel onttrokken, te weten (in het faillissement van [bedrijf 19][bedrijf 1]) computers, een laptop en meubilair;
6.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2005 tot en met 6 april 2005 te Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
a. een aantal brieven van [bedrijf 19][bedrijf 3] gericht aan beleggers/investeerders in het project [project 2] ([project 2]) en
b. een aantal brieven van [bedrijf 19][bedrijf 3] gericht aan beleggers/investeerders in het project [project 7] ([project 7]) en
c. een aantal brieven van [bedrijf 19][bedrijf 3] gericht aan beleggers/investeerders in het project [naam] ([project 4]) en
d. een aantal brieven van [bedrijf 5] gericht aan beleggers/investeerders in het project [project 5A], en
e. een aantal brieven van [bedrijf 5] gericht aan beleggers/investeerders in het project [project 6],
zijnde voormelde brieven telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens valselijk en in strijd met de waarheid:
ad a. in voormelde brieven inzake het project [project 2] vermeld: "Bij deze delen wij u mede dat [verdachte], [medeverdachte 1] en [betrokkene 47] elk 5% van de aandelen houden middels hun persoonlijke vennootschappen en tevens de directie vormen." en voormelde brieven geantidateerd, en
ad b. in voormelde brieven inzake het project [project 7] ([project 7]) vermeld: "[bedrijf 19] is zeer nauw bij dit bedrijf betrokken en heeft de diverse geledingen naar beste vermogen geanalyseerd. Teneinde de betrokkenheid gestalte te geven en een belangenparallel met de investeerders te creëren, houdt [verdachte] via zijn persoonlijke Holding een aandelenbelang van 5% in [project 7]." en voormelde brieven geantidateerd, en
ad c. in voormelde brieven inzake het project [naam] ([project 4]) vermeld: "We hereby inform you that [bedrijf 1] will end up in a 80% stake in [project 4] and that [verdachte] will act as a director of the company." en voormelde brieven geantidateerd, en
ad d. in voormelde brieven inzake het project [project 5A] vermeld: "[bedrijf 5] is een initiatief van [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 6], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2]. Deze vormen tevens de aandeelhouders en directie van [bedrijf 5]. Via dochteronderneming [bedrijf 5] [bedrijf 3] houdt [bedrijf 5] 5% van de aandelen van [project 5A]. Daarnaast is [verdachte] lid van de directie van [project 5A]" en voormelde brieven geantidateerd, en
ad e. in voormelde brieven inzake het project [project 6] vermeld: "[bedrijf 5] is een initiatief van de heren [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 6], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2]. Deze vormen tevens de aandeelhouders en directie van [bedrijf 5]. Tevens heeft [verdachte] via zijn persoonlijke B.V. een belang van 5% in de moedermaatschappij van [project 6]" en voormelde brieven geantidateerd, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
7.
in de periode van 29 juni 2004 tot en met 1 februari 2005 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij [bedrijf 27] of [bedrijf 24] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van EUR 1.050.000,- (éénmiljoenvijftigduizend), tezamen en in vereniging met anderen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (ter onderbouwing van een (verzekerings)claim)
- aan genoemde verzekeringsmaatschappij valse correspondentie heeft verstrekt betreffende investeringen in China, die vijf cliënten van [bedrijf 19] [bedrijf 3] via een accountant in China zouden hebben gedaan en
- een vals bankafschrift van de [bank 3] ter bevestiging van de contante opname in China van een deel van voormeld geclaimd geldbedrag heeft verstrekt aan genoemde verzekeringsmaatschappij en
- aan genoemde verzekeringsmaatschappij heeft medegedeeld dat het geroofde geld volkomen (zogeheten) 'wit' geld betrof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 2D is voorzien bij strafbaar gesteld bij artikel 326, eerste lid, juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2E is voorzien bij strafbaar gesteld bij artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2F is voorzien bij strafbaar gesteld bij artikel 326, eerste lid, juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 420bis juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 5A is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 341, aanhef en onder a, sub 1º juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 5AA is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 341, aanhef en onder a, sub 1º van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 5B is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 343, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 6 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 7 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326, eerste lid, junctis de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft in de loop der jaren in zijn bedrijf [bedrijf 19] een cliëntenkring opgebouwd, die veel vertrouwen had in het beheer dat hij over hun vermogen voerde. Dit vertrouwen heeft hij, naar het zich laat aanzien, niet beschaamd voor zover het ging om beleggingen in zogenaamde formele projecten.
Op enig moment is verdachte er echter toe over gegaan om zijn cliënten ook voor te stellen te beleggen in informele projecten. Hij verschafte brochures met betrekking tot die projecten en belegde voorlichtingsbijeenkomsten. Vaak was hij zelf ook betrokken bij de desbetreffende ondernemingen en had hij financiële belangen daarin. Dat hoeft, hoewel misschien onwenselijk voor een adviseur, op zich genomen geen bezwaar te zijn. Verdachte heeft echter in een aantal gevallen opzettelijk onjuiste informatie verschaft over de projecten en, toen het misliep een nieuwe onderneming, [project 8], opgezet om de lopende projecten te reorganiseren en daarbij opnieuw door oplichting geld losgeweekt. Verdachte heeft daar de vruchten van geplukt in de vorm van revenuen voor zijn bedrijf en aanzienlijke vergoedingen voor hemzelf. De cliënten die in deze projecten hebben belegd hebben veel geld verloren. Voorts heeft verdachte grote bedragen geld witgewassen, toen hij van het witgewassen geld was beroofd heeft hij gepoogd de verzekering op te lichten en nadat hij was gefailleerd heeft hij bankbreuk gepleegd. De toezichthouder, AFM, heeft verdachte met vervalste brieven zand in de ogen trachten te strooien.
Dergelijke praktijken zijn voor een man die werkzaam is in de financiële wereld nog laakbaarder dan zij in het algemeen al zijn en het hof rekent verdachte dat dan ook zwaar aan.
Bij de bepaling van de straf heeft het hof gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en voorts op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2012, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld en op de overige persoonlijke omstandigheden, zoals deze bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
Aan de hand daarvan en alle omstandigheden in aanmerking nemend kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf van hierna te melden duur. Het hof ziet aanleiding een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Aangezien het hof komt tot minder bewezen verklaarde feiten dan waarvan de rechtbank bij de op te leggen straf uit is gegaan, komt het hof tot een lagere straf dan door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [betrokkene 53], [betrokkene 54] en [betrokkene 55] namens [bedrijf 12], [betrokkene 2], [betrokkene 22], [betrokkene 33], [betrokkene 24] en [betrokkene 25] en/of [betrokkene 25] [bedrijf 2] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding.
De benadeelde partijen zijn bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk in hun vordering verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor de bedragen van hun oorspronkelijke vorderingen.
Nu aan verdachte terzake van de feiten, waarop hun vordering betrekking heeft, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kunnen voornoemde benadeelde partijen in hun vorderingen niet worden ontvangen.
De benadeelde partij [betrokkene 25] en/of [betrokkene 25] zal eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Deels ziet die vordering op schade, die het gevolg zou zijn geweest van feiten waarvoor aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en voor het overige zou, ook als die schade het rechtstreeks gevolg zou zijn van ten laste van verdachte bewezenverklaard handelen, de behandeling van die vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, aangezien er vragen rijzen over de mogelijke eigen schuld van de benadeelde, waaromtrent niet op eenvoudige wijze duidelijkheid kan worden verkregen.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 33] zou, als haar schade het gevolg zou zijn van ten laste van verdachte bewezen verklaard handelen, eveneens om die reden een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 207, 225, 326, 341, 343 en 420bis, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2A, 2B, 2C, 2G en 8 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2D, 2E, 2F, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
feit 2D:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
feit 2E:
Oplichting, meermalen gepleegd.
feit 2F:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
feit 3:
In een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen.
feit 4:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
feit 5A:
Medeplegen van bedrieglijke bankbreuk.
feit 5AA:
Bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd.
feit 5B:
Als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon baten niet verantwoorden en enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd.
feit 6:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
feit 7:
Medeplegen van poging tot oplichting.
Verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partijen [betrokkene 54], [betrokkene 53], [betrokkene 55] namens [bedrijf 12], [betrokkene 22], [betrokkene 33], [betrokkene 2], [betrokkene 24], [betrokkene 25] en/of [betrokkene 25], in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partijen in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend en mr. J.M. Reijntjes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. van der Heijden, griffier,
en op 7 augustus 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.