ECLI:NL:GHSGR:2012:BX4025

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002687-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugverwijzing naar rechtbank na nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 mei 2011. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Tegen dit vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de raadsman van de verdachte geen afschrift van de dagvaarding voor de zitting van 16 mei 2011 had ontvangen, zoals vereist volgens artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor zijn zowel de verdachte als de raadsman niet verschenen op de zitting, wat heeft geleid tot de nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg.

Het hof heeft zich niet kunnen verenigen met het vonnis waarvan beroep en heeft geoordeeld dat het onderzoek in eerste aanleg nietig is. Dit oordeel is gebaseerd op het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2008, waarin is bepaald dat een raadsman als zodanig moet worden erkend indien uit het dossier blijkt dat de verdachte rechtsbijstand heeft gehad. Gezien de nietigheid van het onderzoek heeft het hof het vonnis vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam. De rechtbank dient de zaak opnieuw te berechten op basis van de uitgebrachte inleidende dagvaarding.

De beslissing van het hof is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2012, waarbij mr. M.F.L.M. van der Grinten niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002678-11
Parketnummer: 10-771169-10
Datum uitspraak: 26 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg
Het hof stelt voorop dat - gelet op het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2008, LJN BC2333, - een raadsman in enige aanleg als zodanig behoort te worden erkend indien uit enig in het dossier aanwezig stuk aan de rechter of de andere justitiële autoriteiten kan blijken dat de verdachte voor de desbetreffende aanleg voorzien is van rechtsbijstand door een raadsman.
Blz 658 van proces-verbaal van politie betreft een fotokopie van een door de raadman, op briefpapier van het kantoor van de raadsman, geschreven brief d.d. 23 maart 2010, waarvan de tekst luidt:
"De ondergetekende ... stelt zich als gekozen raadsman van (hof: verdachte) met het verzoek deze brief in het strafdossier te voegen en de OvJ van dit schrijven in kennis te stellen."
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat aan de raadsman geen afschrift van de dagvaarding voor de zitting van 16 mei 2011 conform artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering is verzonden. Verdachte noch de raadsman zijn ter zitting van 16 mei 2011 verschenen. Dientengevolge is het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg nietig. Dit brengt mee dat het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd. Tevens dient de zaak te worden verwezen naar de rechtbank teneinde de zaak op de uitgebrachte inleidende dagvaarding opnieuw te berechten.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam, teneinde de zaak op de uitgebrachte inleidende dagvaarding opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. M.F.L.M. van der Grinten, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 juni 2012.
Mr. M.F.L.M. van der Grinten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.