ECLI:NL:HR:2008:BC2333
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verstek gewezen arrest van het Gerechtshof inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De Hoge Raad heeft op 19 februari 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 02760/06. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Middelburg, dat op 20 februari 2001 was gewezen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.W. Stoet, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte in hoger beroep niet was verschenen, noch zijn raadsman. Er was twijfel of het voorschrift van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) was nageleefd, dat vereist dat de verdachte en zijn raadsman op de hoogte zijn van de dagvaarding. De Hoge Raad oordeelt dat de brieven van de raadsman, die zijn ingediend bij de Rechtbank, bij de stukken van het geding zijn gevoegd en dat het Hof kennis had kunnen nemen van deze brieven. Dit leidde tot de conclusie dat er een ernstig vermoeden bestond dat de dagvaarding in hoger beroep niet correct was afgehandeld.
De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbijstand en de naleving van procesregels, vooral in strafzaken waar de rechten van de verdachte in het geding zijn.