GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
Zaaknummer : 200.068.746/01
Rolnummer rechtbank : 341754 / HA ZA 09-2224
Arrest d.d. 10 april 2012
[appellant sub 1]
wonende te Noordwijk,
[appellante sub 2]
wonende te Noordwijk,
appellanten in het principaal appel,
verweerders in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellant] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. R.F. Thunnissen te ’s-Gravenhage,
1. WARMERDAM VERWARMINGSSYSTEMEN V.O.F.,
gevestigd te Noordwijkerhout,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te Noordwijkerhout,
3. [geïntimeerde sub 3],
wonende te Noordwijkerhout,
4. AANNEMINGSBEDRIJF BRAMA & VAN DER POEL V.O.F.,
gevestigd te Noordwijk (Zuid-Holland),
5. [geïntimeerde sub 5],
wonende te Noordwijk,
6. [geïntimeerde sub 6],
wonende te Noordwijkerhout,
geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
hierna tezamen te noemen: Warmerdam cs,
de geïntimeerden 1 tot en met 3 te noemen: Warmerdam (mannelijk enkelvoud),
de geïntimeerden 4 tot en met 6 te noemen: Brama & Van der Poel (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. A.C.M. Verhoeven te Rotterdam.
Voor het geding tot 13 juli 2010 wordt verwezen naar het tussenarrest van die datum, waarbij een comparitie van partijen werd gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden op 10 december 2010. Bij memorie van grieven heeft [appellant] tien grieven tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 maart 2010 aangevoerd. Warmerdam cs hebben de grieven bij memorie van antwoord bestreden en onder aanvoering van drie grieven incidenteel geappelleerd. In dit incidenteel appel heeft [appellant] gereageerd bij memorie van antwoord. Hierna is arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in rechtsoverweging 2 (2.1 tot met 2.23) vastgestelde feiten staan niet ter discussie, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
2. Kort en zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, gaat het geschil om het volgende.
(2.1) Warmerdam en Brama & Van der Poel hebben in 2007/2008 werkzaamheden verricht aan het te herbouwen woonhuis van [appellant] (hierna: de woning). Over na te melden posten is een geschil ontstaan.
(2.2) Warmerdam heeft in 2007 en 2008 op basis van een door [appellant] geaccepteerde offerte van 27 april 2007, met een geoffreerd bedrag van € 17.427,73 excl. BTW, werkzaamheden verricht aan de verwarmingsinstallatie, waterinstallatie, gasinstallatie en de ventilatieinstallatie. Daarnaast heeft Warmerdam loodgieterswerk verricht aan de woning.
(2.3) In de eindafrekening van Warmerdam van 11 juli 2008 zijn zestien meerwerkposten opgenomen. De daarin opgenomen posten 4, 11a en 15 zijn door [appellant] geaccepteerd. Over de overige meerwerkposten ten bedrage van € 7.410,76 (inclusief btw) is een geschil ontstaan.
(2.4) Brama & Van der Poel heeft in een brief van 16 januari 2007 aan [appellant] ten aanzien van de nieuwbouw van de woning onder meer vermeld:
‘De te verwachten richtprijs van € 210.000,-
Is gebaseerd op nieuwbouw van het gesloopte, plan overeenkomstig de tekening en de volgende zaken zijn hierin meegenomen(…)Deze prijzen zijn exclusief - 19% BTW (….)
(2.5) In de eerste helft van 2007 is Brama & Van der Poel met de herbouw van de woning begonnen. Brama & Van der Poel heeft voor deze bouw in totaal 16 termijn¬facturen gestuurd aan [appellant].
De termijnfacturen 1 t/m 13, in totaal ten bedrage van € 299.296,90 inclusief BTW
(€ 251.510,-- exclusief BTW), zijn door [appellant] betaald.
De termijnfacturen 14, 15 en 16, in totaal bedragend € 97.104,-- inclusief btw
(€ 81.600,-- exclusief btw), zijn niet door [appellant] betaald.
De vorderingen en de beslissingen van de rechtbank, voor zover thans relevant
3. Warmerdam heeft in eerste aanleg gevorderd het hiervoor in rechtsoverweging 2.3 genoemde bedrag van € 7.410,76 wegens meerwerk. De rechtbank heeft alle meerwerkposten besproken en het grootste deel ervan toegewezen, en wel tot een bedrag van € 6.276,83 inclusief BTW, met wettelijke rente vanaf 25 juli 2008.
4. Daarnaast heeft Warmerdam aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van
€ 862,86 gevorderd. Dit bedrag is door de rechtbank afgewezen.
5. Brama & Van der Poel heeft in eerste aanleg gevorderd:
i) € 65.022,55 incl. BTW, zijnde de openstaande termijnbedragen van € 97.104,--, verminderd met een te crediteren bedrag van € 32.081,45 betreffende een niet verzonden eindafrekening, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2008;
ii) € 26.636,26, zijnde 10% opslag op kosten onderaannemers en materiaal, vermeerderd met 19% BTW en wettelijke rente vanaf 1 maart 2008.
6. De rechtbank heeft post (i) toegewezen. Daartoe heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat partijen geen richtprijs van € 210.000,-- exclusief BTW, zoals genoemd in de brief van 16 januari 2007, zijn overeengekomen, dat de rechtbank uitgaat van een regieovereenkomst (zonder richtprijs), terwijl [appellant] verder geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de vordering op basis van de openstaande facturen. De rechtbank heeft post (ii) afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat partijen niet met zoveel woorden over een dergelijke opslag hebben gesproken en dat daarover ook niets vast ligt. De omstandigheid dat een dergelijke opslag volgens Brama & Van der Poel heel gebruikelijk is en dat dit bij een eerder commercieel project, waarbij [appellant] betrokken was, ook gold, heeft de rechtbank onvoldoende geacht om hierover anders te oordelen, mede omdat deze opslag evenmin verwerkt was in voormelde eindafrekening.
De rechtbank heeft de kosten van het geding gecompenseerd.
De grieven in het principaal appel en incidenteel appel
.
7. Met de grieven I tot en met VI in het principaal appel klaagt [appellant] over (een deel van) het toegewezen meerwerk van Warmerdam (zie rechtsoverweging 3). Met de grieven VII tot en met X klaagt [appellant] over het oordeel van de rechtbank dat er geen richtprijs van € 210.000,-- van toepassing is op de overeenkomst met Brama & Van der Poel en de daaruit voortvloeiende toewijzing van vordering (i) van Brama & Van der Poel.
8. In het incidenteel appel klaagt Warmerdam met grief A over de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten.
Grief B bevat een klacht over de compensatie van de proceskosten, terwijl Brama & Van der Poel met grief C klaagt over de afwijzing van post (ii), de 10% opslag.
Beoordeling van de grieven in het principaal appel
De vordering van Warmerdam
De meerwerkposten
9. Het hof zal allereerst de meerwerkposten, tegen de toewijzing waarvan grieven zijn geformuleerd, bespreken. Het gaat hierbij om de volgende posten, zoals ook vermeld in rechtsoverweging 2.10 van het bestreden vonnis:
3) extra waterpunt keuken
5) straatputten geleverd + aansluitmateriaal
9) extra uren overleg badkamer, bad, toilet, drain en inbouwkranen.
11) graafwerkzaamheden buiten onze fout om
12) tijdelijke hemelwaterafvoeren monteren
13) keuken aansluiten/voorbereiden
14) meerwerk inbouwkranen.
10. Evenals de rechtbank in rechtsoverwegingen 4.3 en 4.10 stelt ook het hof voorop dat werkzaamheden die niet in de gedetailleerde, geaccordeerde, offerte zijn opgenomen niet vallen onder deze offerte. De opmerking in de offerte dat “rekening is gehouden met” de bouwtekeningen maakt dit niet anders, nu deze opmerking een te algemene en niet verplichte strekking heeft. Dit alles klemt temeer, nu [appellant] niet als een volstrekte leek heeft te gelden, maar samen met zijn broers bedrijfsmatig (in een vennootschap onder firma) bij de bouw betrokken is en uit dien hoofde geacht kan worden meer dan de gemiddelde consument op de hoogte te zijn van de gang van zaken binnen de bouw. Grief II van [appellant] waarin van een andere opvatting wordt uitgegaan wordt verworpen.
11. Uitgangspunt is voorts dat niet in geschil is dat de gevorderde meerwerkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd - rechtsoverweging 4.4 in het bestreden vonnis is niet, althans niet voldoende kenbaar, weersproken - en dat de opdrachten voor meerwerk niet schriftelijk zijn vastgelegd. Volgens Warmerdam zijn de meerwerkopdrachten wél mondeling door [appellant] verstrekt, althans was het evident dat het meerwerk zijn instemming had.
Dit aspect zal het hof, zo nodig, beoordelen bij de bespreking van de diverse posten.
Post 11 (graafwerkzaamheden buiten onze fout om)
12. Het hof zal allereerst de grootste post, te weten post 11 bespreken. Blijkens het bij de meerwerkfactuur gevoegde calculatierapport gaat het hierbij om een bedrag van
€ 969,-- aan arbeidskosten.
13. De rechtbank heeft hieromtrent in rechtsoverweging 4.15 geoordeeld dat graafwerkzaamheden in de offerte zijn uitgezonderd. Dit oordeel is in hoger beroep niet aangevallen en staat daarmee vast. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] tijdens de comparitie niet, althans onvoldoende heeft weersproken dat Warmerdam een deel van de graafwerkzaamheden zelf heeft verricht en daarnaast niets heeft betoogd ten aanzien van deze post, zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
14. In de toelichting op grief V stelt [appellant] dat hij ter comparitie in eerste aanleg heeft betwist dat Warmerdam graafwerkzaamheden heeft verricht. [appellant] heeft deze grief niet nader onderbouwd. Met name heeft hij niet toegelicht waarom dit dan anders is terechtgekomen in het door alle partijen ondertekende proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg. Het hof acht deze grief reeds daarom onvoldoende onderbouwd en gaat hieraan voorbij.
Post 3 (extra waterpunt keuken)
15. Ten aanzien van post 3 wordt als volgt geoordeeld. Blijkens het bij de meerwerkfactuur gevoegde calculatierapport gaat het hierbij om een bedrag van € 17,-- aan arbeidskosten en bedragen van € 15,60, € 5,80, € 6,76 en € 17,47 aan materialen, derhalve in totaal een bedrag van € 62,63.
16. [appellant] betwist in zijn toelichting terzake (in grief IV) dat er een extra waterpunt (ten bedrage van € 62,63) in de keuken is gemaakt. Nu Warmerdam een gespecificeerde opgave van arbeidstijd en materialen heeft gedaan en nu de rechtbank voorts in rechtsoverweging 4.4 van het bestreden vonnis – in hoger beroep onweersproken – als uitgangspunt heeft gehanteerd dat het gevorderde meerwerk daadwerkelijk was verricht, had van [appellant] gevergd mogen worden dat hij zijn betwisting nader had onderbouwd. Daartoe is onvoldoende diens stelling dat alle waterpunten op de tekening stonden en in de offerte waren opgenomen. Dit laatste laat immers onverlet de mogelijk¬heid dat buiten de oorspronkelijke planning nog een extra waterpunt is toegevoegd. Een aanwijzing hiervoor lijkt voormelde nauwkeurige specificatie door Warmerdam te zijn. Dit onderdeel van grief IV wordt verworpen.
post 5 (straatputten geleverd + aansluitmateriaal)
17. Ten aanzien van post 5 wordt als volgt geoordeeld. Blijkens het bij de meerwerkfactuur gevoegde calculatierapport gaat het hierbij om een bedrag van € 17,-- aan arbeidskosten en bedragen van € 36,74, € 13,56, € 7,44 en € 13,34 aan materialen, derhalve in totaal een bedrag van € 88,08.
18. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.10, zakelijk weergegeven, overwogen dat deze post wel op de bouwtekeningen stond maar niet in de offerte, zodat deze post niet mee was geoffreerd; dat [appellant] wist dat deze werkzaamheden uitgevoerd moesten worden maar tijdens de werkzaamheden geen protest heeft laten horen, zodat Warmerdam ervan mocht uitgaan dat [appellant] ermee instemde.
19. In de toelichting in de hiertegen aangevoerde grief III heeft [appellant] betoogd dat deze post wel degelijk in de offerte was opgenomen. Dit betoog wordt verworpen. Blijkens de zeer gedetailleerde calculatie waren slechts binnenrioleringswerkzaamheden geoffreerd, hetgeen voor [appellant] zeer zeker inzichtelijk moet zijn geweest. De omstandigheid dat in de samenvatting van de offerte ook het woord ‘buitenriolering’ is opgenomen, is een, ook voor [appellant] kenbare, vergissing geweest. Aan de verwijzing naar de bouwtekeningen kan [appellant] in dit verband geen rechten ontlenen, zoals reeds overwogen in rechts¬overweging 10 in dit arrest.
post 9 (extra uren overleg badkamer, bad, toilet, drain en inbouwkranen)
20. Ten aanzien van post 9 wordt als volgt geoordeeld. Blijkens het bij de meerwerkfactuur gevoegde calculatie¬rapport gaat het hierbij om een bedrag van € 204,-- aan arbeidskosten.
21. [appellant] heeft in zijn toelichting bij grief III hieromtrent aangevoerd dat deze werkzaamheden in de offerte zijn opgenomen, zodat het overleg daarover bij de daar vermelde kosten moet zijn inbegrepen. Warmerdam heeft bij memorie van antwoord dit onderdeel van grief III niet weersproken, zodat het hof van de juistheid hiervan uitgaat. Dit onderdeel van de grief slaagt.
post 12 (tijdelijke hemelwaterafvoer monteren)
22. Ten aanzien van post 12 wordt als volgt geoordeeld. Blijkens het bij de meerwerkfactuur gevoegd calculatierapport gaat het hierbij om een bedrag van € 51,-- aan arbeidskosten.
23. [appellant] heeft blijkens de toelichting op grief VI terzake volstaan met de betwisting dat hij hiertoe opdracht heeft gegeven. Deze grief wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Hierbij heeft het hof rekening gehouden met het in hoger beroep niet betwiste oordeel van de rechtbank dat vast staat dat deze werkzaamheden zijn verricht en noodzakelijk waren, zodat Warmerdam er in de gegeven omstandigheden (zie rechtsoverwegingen 10 en 11 van dit arrest, alsmede het betrekkelijk geringe bedrag dat ermee was gemoeid) vanuit mocht gaan dat deze werkzaamheden de instemming van [appellant] hadden.
post 13 (keuken aansluiten/voorbereiden) en post 14 (meerwerk inbouwkranen)
24. Ten aanzien van post 13 wordt als volgt geoordeeld. Blijkens het bij de meerwerkfactuur gevoegde calculatierapport gaat het bij post 13 om een bedrag van € 68,-- aan arbeids¬kosten en bedragen van € 26,67, € 7,70, € 4,19, € 1,18, € 21,45 en € 4,72 aan materialen, derhalve in totaal een bedrag van € 133,91.
25. Uit het calculatierapport en de meerwerkfactuur volgt dat bedoelde posten niet zijn besloten in de offerte. De stelling van [appellant] in de toelichting bij grief IV dat voornoemde werkzaamheden zijn begrepen in de zin in de offerte: ‘aansluitpunten verzameld en aangesloten op de door het gas/water leverend bedrijf’ is ontoereikend. Dit klemt temeer, nu blijkens het voorgaande ook materialen zijn geleverd, waarvoor genoemde zin geen onderbouwing geeft. Dit onderdeel van grief IV wordt verworpen.
post 14 (meerwerk inbouwkranen)
26. Ten aanzien van post 14 wordt als volgt geoordeeld. Blijkens het bij de meerwerkfactuur gevoegde calculatierapport gaat het hierbij om een bedrag van € 170,-- aan arbeidskosten en bedragen van € 9,78, € 10,14, € 26,67 en € 3,90 aan materialen, derhalve in totaal een bedrag van € 220,49.
27. [appellant] heeft in eerste aanleg en in zijn toelichting bij dit punt (in grief IV) betoogd dat hem tot de dag van vandaag niet bekend is welke werkzaamheden daarmee worden bedoeld. Warmerdam heeft bij memorie van antwoord dit onderdeel van grief IV niet weersproken, zodat het hof van de juistheid hiervan uitgaat. Dit onderdeel van de grief slaagt.
Slotsom ten aanzien van de meerwerkposten
28. Uit het voorgaande vloeit voort dat de grieven van [appellant] slagen ten aanzien van de posten 9 en 14. De hiermee genoemde bedragen van respectievelijk € 204,-- en € 220,49, in totaal € 424,49 exclusief BTW (€ 505,14 inclusief BTW) zullen alsnog worden afgewezen. Dit betekent dat het door de rechtbank toegewezen bedrag aan meerwerk van € 6.276,83 inclusief BTW verminderd zal worden met € 505,14, zodat terzake te betalen overblijft € 5.771,69, met wettelijke rente vanaf 25 juli 2008.
De vorderingen van Brama & Van der Poel
Post i) € 65.022,55 incl. BTW
29. [appellant] is van mening dat hij genoemd bedrag niet verschuldigd is, primair omdat het werk is aangenomen voor een vaste prijs van € 210.000,-- exclusief BTW, subsidiair omdat er sprake is van werken in regie met genoemd bedrag als richtprijs, zodat Brama & Van der Poel het werk op grond van artikel 7:752 BW zonder waarschuwing met niet meer dan 10% mocht overschrijden.
[appellant] baseren zich hierbij op de in rechtsoverweging 2.4 van dit arrest kort aangegeven brief van 16 januari 2007, waarin wordt gesproken over een ‘te verwachten richtprijs’.
30. Het hof oordeelt hieromtrent als volgt. Vast staat dat Brama & Van der Poel de herbouw van de woning heeft verricht zonder dat partijen tevoren hieromtrent schriftelijk concrete afspraken hebben vastgelegd en ondertekend. Genoemde brief van 16 januari 2007 kan in ieder geval niet als zodanig gelden, nu deze niet alleen niet is ondertekend, maar bovendien slechts spreekt over een ’te verwachten richtprijs’ en alleen globaal de aard van de werkzaamheden bevat. Nu voorts vast staat dat daarna op 24 januari 2007 pas een bouwvergunning voor de nieuwbouw werd aangevraagd bij de gemeente, moet geoordeeld worden dat deze brief, met name gelet op het vroege stadium waarin deze werd verzonden aan [appellant] en de veranderingen daarná, niet als bewijs voor het bestaan van een afspraak omtrent een vaste prijs, dan wel een richtprijs in de zin van artikel 7:752 BW kan gelden.
Dit zou anders kunnen zijn op grond van door [appellant] te stellen en te bewijzen andersluidende toereikende aanvullende feiten en omstandig¬heden. Hetgeen [appellant] daartoe heeft gesteld is daartoe echter onvoldoende. Reeds hierom komt bewijslevering niet aan de orde. Overigens heeft [appellant] in hoger beroep volstaan met een algemeen bewijsaanbod dat niet voldoet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen. Dit betekent reeds hierom dat een vaste prijs of richtprijs in voormelde zijn niet is komen vast te staan, zodat de betreffende grieven niet kunnen slagen, althans geen verdere afzonderlijke bespreking behoeven. De beslissing van de rechtbank ten aanzien van vordering (i) van Brama & Van der Poel wordt dan ook bekrachtigd.
Beoordeling van de grieven in het incidenteel appel
Grief A, de buitengerechtelijke incassokosten.
31. Warmerdam maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering baseert hij thans op artikel 6:96, lid 2 sub c BW (redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte). Deze vordering zal ook in hoger beroep worden afgewezen, nu onvoldoende is onderbouwd dat er terzake meer kosten zijn gemaakt dan die ter voorbereiding van de procedure waarvoor de artikelen 237 tot en met 241 Rv een vergoeding plegen in te sluiten. Het bewijsaanbod om een urenspecificatie van hun raadsman in het geding te brengen is daartoe ontoereikend en tardief.
Grief A wordt verworpen.
Grief C, post (ii), de 10% opslag.
32. Deze post betreft een bedrag van € 26.636,26, zijnde 10% opslag op kosten onderaannemers en materiaal, vermeerderd met 19% BTW en wettelijke rente vanaf 1 maart 2008. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, kort gezegd omdat partijen niet met zoveel woorden over een dergelijke opslag hebben gesproken en dat daarover ook niets vast ligt. De omstandigheid dat een dergelijke opslag volgens Brama & Van der Poel heel gebruikelijk is en dat dit bij een eerder commercieel project, waarbij [appellant] betrokken was, ook gold, heeft de rechtbank onvoldoende geacht om hierover anders te oordelen, mede omdat deze opslag evenmin verwerkt was in voormelde eindafrekening.
33. Brama & Van der Poel klagen over deze beslissing. In essentie voeren zij ook thans in hoger beroep aan dat een dergelijke opslag heel gebruikelijk is. Dit laatste moge zo zijn, maar wordt ook door het hof onvoldoende geacht om dit gebruik thans op een overeenkomst met een – weliswaar goed ingevoerde – maar toch particuliere contractant van toepassing te achten. Nu vast staat dat deze 10% vergoeding niet is besproken/ afgesproken tussen partijen en evenmin een andere rechtsgrond is gebleken, heeft Brama & Van der Poel er geen aanspraak op. Grief C wordt ook verworpen.
Grief B, de proceskostenveroordeling.
34. Deze grief slaagt gedeeltelijk. Het hof acht, gelet op de uitslag van het geding, [appellant] in eerste aanleg de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zodat hij in de kosten daarvan zal worden veroordeeld. In hoger beroep wordt [appellant] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het principaal appel, Warmerdam cs in die van het incidenteel appel. Omwille van de duidelijkheid zal het vonnis volledig worden vernietigd en zal het hof opnieuw beslissen.
– vernietigt het bestreden vonnis; en opnieuw rechtdoende:
– veroordeelt [appellant] om aan Warmerdam te betalen de som van € 5.771,69, met wettelijke rente vanaf 25 juli 2008 tot aan de dag der algehele voldoening:
– veroordeelt [appellant] om aan Brama & Van der Poel te betalen de som van € 65.022,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
– wijst af het meer of anders gevorderde;
– veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg, tot zover aan de zijde van Warmerdam cs begroot op € 92,64 kosten uitbrenging dagvaarding eerste aanleg,
€ 2.200,-- aan griffierecht en € 1.788,-- aan kosten advocaat;
– veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal appel, tot zover aan de zijde van Warmerdam cs begroot op € 2.140,-- aan griffierecht en € 3.262,-- aan kosten advocaat;
– veroordeelt Warmerdam cs in de kosten van het incidenteel appel, tot zover aan de zijde van [appellant] begroot op € 579,-- aan kosten advocaat;
– verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, H.J.H. van Meegen en
J.E.H.M. Pinckaers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2012 in aanwezigheid van de griffier.