ECLI:NL:GHSGR:2012:3511

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.103.888-01T
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv inzake verzoek om inzage in bescheiden met betrekking tot uitkeringsfraude

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, betreft het een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De opposante, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Bonarius, heeft verzet aangetekend tegen een eerder arrest van 20 december 2011. In de verzetdagvaarding heeft zij tevens een incidentele vordering ingesteld om inzage te krijgen in bepaalde bescheiden die door de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J. de Bruin, zouden zijn vergaard in het kader van onderzoeken door de Belastingdienst en de gemeente Rotterdam. De opposante stelt dat deze bescheiden noodzakelijk zijn om haar recht te doen gelden in de hoofdzaak, waarin zij wordt beschuldigd van het verstrekken van onjuiste informatie over vermeende werkzaamheden van de geïntimeerde, wat heeft geleid tot een vordering tot terugbetaling van bijstandsuitkering en een veroordeling voor uitkeringsfraude.

Het hof heeft vastgesteld dat er in het verzet geen bezwaren zijn aangevoerd tegen de feiten zoals eerder vastgesteld in het arrest van 20 december 2011. De geïntimeerde heeft geen verweer gevoerd tegen de incidentele vordering van de opposante, waardoor het hof geen andere keuze had dan de vordering toe te wijzen. Het hof heeft de geïntimeerde veroordeeld tot afgifte van de gevraagde bescheiden binnen twee weken na het arrest, zonder dat er een dwangsom is opgelegd. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij de opposante in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren op de af te geven stukken.

Dit arrest is gewezen op 11 september 2012 door de rechters S.A. Boele, H.J.H. van Meegen en E.M. Dousma-Valk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.103.888/01 (voorheen 200.042.090/01)
Zaaknummer rechtbank : 305266 / HAZA 08-964

arrest van 11 september 2012

inzake
[opposante],
wonende [woonplaats] ,
opposante,
tevens eiseres in het incident ex artikel 843a Rv,
hierna te noemen: [opposante] ,
advocaat: mr. M. Bonarius te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende [woonplaats] ,
geopposeerde,
tevens verweerster in het incident ex artikel 843a Rv,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. P.J. de Bruin te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 17 januari 2012 is [opposante] in verzet gekomen van het arrest van 20 december 2011. In de verzetdagvaarding tevens vordering ex art. 843a Rv (met een productie) heeft Vermeulentwee grieven aangevoerd tegen dat arrest alsmede een incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingesteld. [geïntimeerde] heeft hierop gereageerd bij akte inhoudende in het geding brengen van producties tevens inhoudende uitlaten over door opposante in het geding gebrachte productie tevens reactie op door opposante aangekondigde getuige. Vervolgens zijn de stukken overgelegd en is in het incident ex artikel 843a Rv arrest gevraagd.

Beoordeling van het incident

1.
In verzet zijn geen bezwaren aangevoerd tegen de door het hof bij arrest van 20 december 2011 onder 1.1 tot en met 1.7 weergegeven feiten en de samenvatting van het geschil. Het hof blijft dan ook bij hetgeen aldaar is overwogen.
2.
[geïntimeerde] is, zoals onder 1.1 van voormeld arrest is weergegeven, geconfronteerd met onderzoeken van de Belastingdienst en de gemeente Rotterdam naar het verzwijgen van inkomsten uit arbeid. [geïntimeerde] verwijt [opposante] , kort gezegd, dat zij onjuiste informatie over vermeende werkzaamheden heeft verschaft, waardoor een vordering is ingesteld tot terugbetaling van bijstandsuitkering en [geïntimeerde] is veroordeeld voor uitkeringsfraude. In de hoofdzaak vordert [geïntimeerde] , uitvoerbaar bij voorraad, onder meer voor recht te verklaren dat [opposante] a. onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [geïntimeerde] door het te doen voorkomen dat [geïntimeerde] voor [opposante] werkzaamheden heeft verricht over de jaren 2002 tot en met 2006 terwijl [geïntimeerde] in werkelijkheid geen werkzaamheden heeft verricht en b. bedrog heeft gepleegd door in de boeken van haar bedrijf op te nemen dat [geïntimeerde] voor haar gewerkt zou hebben in de jaren 2002 tot en met 2006, zonder dat er sprake was van het verricht hebben van werkzaamheden.
3.
In het incident wordt verzocht om [geïntimeerde] op grond van het bepaalde bij artikel 843a Rv te veroordelen tot afgifte aan [opposante] van onderzoeksverslagen, processen-verbaal, controlerapporten, dagvaardingen en uitspraken opgemaakt en gegeven in de zaken van de gemeente Rotterdam, de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie naar aanleiding van de verklaringen van [opposante] over de werkzaamheden van [geïntimeerde] , op straffe van verbeurte van een dwangsom in goede justitie door het hof te bepalen. [opposante] voert daarbij aan dat deze stukken noodzakelijk zijn om te kunnen vaststellen of de maatregelen van de Belastingdienst, de gemeente Rotterdam en het Openbaar Ministerie het gevolg zijn van gedragingen van [opposante] .
4.
Krachtens artikel 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
5.
[opposante] heeft aangevoerd een rechtmatig belang te hebben bij overlegging van de gevraagde bescheiden. [geïntimeerde] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweer gevoerd tegen de incidentele vordering. Gelet op artikel 24 Rv heeft de rechter alsdan geen bevoegdheid ambtshalve een of meer verweren daartegen bij te brengen en de vordering daarop af te wijzen. Daarmee zou de rechter immers buiten de rechtsstrijd van partijen treden (vergelijk Hoge Raad 6 oktober 2006, LJN AX7774). De incidentele vordering zal dan ook worden toegewezen, met de verplichting van [geïntimeerde] om de stukken binnen twee weken na dit arrest af te geven. Het hof ziet geen aanleiding om een dwangsom op te leggen.
6.
Over de overgelegde producties en de opgevoerde getuige Bouwman dient het hof zich in het kader van dit incident nog niet uitlaten. Een beslissing omtrent de proceskosten in het incident wordt aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak. De hoofdzaak wordt naar de rol verwezen om [opposante] in de gelegenheid te stellen te reageren op de af te geven stukken en deze desgewenst (deels) in de procedure in te brengen. Alsdan is [opposante] tevens in de gelegenheid om te reageren op de laatstelijk door [geïntimeerde] in het geding gebrachte producties.

Beslissing in het incident

In het incident
  • veroordeelt [geïntimeerde] op grond van het bepaalde bij artikel 843a Rv tot afgifte
  • verklaart dit arrest tot hier uitvoerbaar bij voorraad;
  • houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan tot de einduitspraak;
In de hoofdzaak
- bepaalt dat de zaak weer wordt uitgeroepen ter rolle van 23 oktober 2012 voor het nemen van een akte aan de zijde van [opposante] als bedoeld in rechtsoverweging 6.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A. Boele, H.J.H. van Meegen en E.M. Dousma-Valk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2012 in aanwezigheid van de griffier.