In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, betreft het een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De opposante, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Bonarius, heeft verzet aangetekend tegen een eerder arrest van 20 december 2011. In de verzetdagvaarding heeft zij tevens een incidentele vordering ingesteld om inzage te krijgen in bepaalde bescheiden die door de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J. de Bruin, zouden zijn vergaard in het kader van onderzoeken door de Belastingdienst en de gemeente Rotterdam. De opposante stelt dat deze bescheiden noodzakelijk zijn om haar recht te doen gelden in de hoofdzaak, waarin zij wordt beschuldigd van het verstrekken van onjuiste informatie over vermeende werkzaamheden van de geïntimeerde, wat heeft geleid tot een vordering tot terugbetaling van bijstandsuitkering en een veroordeling voor uitkeringsfraude.
Het hof heeft vastgesteld dat er in het verzet geen bezwaren zijn aangevoerd tegen de feiten zoals eerder vastgesteld in het arrest van 20 december 2011. De geïntimeerde heeft geen verweer gevoerd tegen de incidentele vordering van de opposante, waardoor het hof geen andere keuze had dan de vordering toe te wijzen. Het hof heeft de geïntimeerde veroordeeld tot afgifte van de gevraagde bescheiden binnen twee weken na het arrest, zonder dat er een dwangsom is opgelegd. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij de opposante in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren op de af te geven stukken.
Dit arrest is gewezen op 11 september 2012 door de rechters S.A. Boele, H.J.H. van Meegen en E.M. Dousma-Valk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.