ECLI:NL:GHSGR:2011:BU7161

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.069.306/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en uitvoering van een huurovereenkomst met betrekking tot een hekwerk

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een geschil tussen Stichting Duindigt en een particuliere huurder over de uitvoering van een huurovereenkomst met betrekking tot een stuk grond en de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. De zaak is ontstaan na de verkoop van een stuk grond door Duindigt aan de huurder, die verplicht was om een hekwerk te plaatsen. De huurder heeft de verplichting om het hekwerk voor een bepaalde datum te plaatsen niet nagekomen, wat leidde tot een geschil over de verbeurde boete en een gebruiksvergoeding voor het gebruik van de grond door de huurder.

De huurder heeft betoogd dat hij zijn verplichtingen is nagekomen en dat de vertraging in de plaatsing van het hek niet aan hem te wijten was. Het hof heeft de argumenten van de huurder gevolgd en vastgesteld dat de vertraging in de plaatsing van het hek niet aan hem kon worden toegerekend. Het hof heeft geoordeeld dat de huurder voldoende inspanningen heeft geleverd om aan zijn verplichtingen te voldoen en dat de omstandigheden, waaronder het faillissement van de leverancier van het hekwerk, buiten zijn controle lagen.

Het hof heeft de grieven van Duindigt, die zich richtten tegen de uitleg van de overeenkomst en de daarop gebaseerde oordelen van de rechtbank, verworpen. Het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een schending van de overeenkomst door de huurder en dat de vorderingen van Duindigt, waaronder de boete en de gebruiksvergoeding, niet toewijsbaar waren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en Duindigt in de proceskosten veroordeeld.

Deze uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in contractuele verplichtingen en de noodzaak voor partijen om hun verplichtingen na te komen, terwijl ook rekening wordt gehouden met onvoorziene omstandigheden die de uitvoering van die verplichtingen kunnen beïnvloeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.069.306/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 326090 / HA ZA 08-4092
arrest d.d. 20 september 2011
inzake
Stichting Duindigt,
gevestigd te Wassenaar,
appellante,
hierna te noemen: Duindigt,
advocaat: mr. F-N Grooss te 's-Gravenhage,
tegen
[Naam],
wonende te [Woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.W.G. van der Wallen te Voorburg.
Het geding
Bij tussenarrest van dit hof van 17 augustus 2010 is een comparitie van partijen gelast. Van deze comparitie, die heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2010, is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. Hierna heeft Duindigt bij memorie van grieven (met producties) zeven grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis van 9 december 2009. [geïntimeerde] heeft de grieven bestreden bij memorie van antwoord (met producties).
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1. [geïntimeerde] heeft een aantal jaren van Duindigt een stuk grond gehuurd, gelegen achter zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. De huurovereenkomst is opgezegd en een deel van het stuk grond is op 27 maart 2008 door Duindigt verkocht aan [geïntimeerde].
Artikel 5 van het contract luidt als volgt:
Indien een der partijen in strijd met enige verplichting uit deze overeenkomst handelt, verbeurt de nalatige partij aan de wederpartij, zonder dat daartoe een ingebrekestelling is vereist, een direct opeisbare en niet voor verrekening vatbare boet van € 500,= per overtreding en van € 250,= voor iedere dag waarop de overtreding voortduurt, onverminderd de rechten van de andere partij.
Artikel 6.1. van het contract bepaalt, voor zover thans van belang:
Koper zal uiterlijk op 1 mei 2008 aan de volgende bepalingen voldoen:
(a) Koper verplicht zich ertoe ter afscheiding van het gekochte (...) een (ruigrok)hek te plaatsen van dezelfde soort en hoogte als het hek dat thans is geplaatst (....)
(....)
(d) Koper zal uiterlijk op 1 april 2008 opdracht hebben gegeven voornoemd hek te plaatsen zodat bedoeld hek uiterlijk op 1 juni 2008 zal zijn geplaatst, tenzij de leverancier van het hek niet op uiterlijk 1 juni 2008 kan plaatsen.
De vermelding "op 1 mei 2008" in de aanhef is doorgestreept en met de hand is in de kantlijn bijgeschreven: "binnen 14 dagen na de kadastrale meting". Een soortgelijke, aldus gewijzigde tekst is overgenomen in de hieronder vermelde leveringsakte.
Artikel 7.5. bepaalt, voor zover relevant:
Ingeval enige bepaling uit deze overeenkomst door een rechterlijke uitspraak of anderszins ongeldig of onuitvoerbaar blijkt te zijn, zullen Partijen overleggen teneinde de ongeldige of onuitvoerbare bepaling zodanig aan te passen of te herzien dat de strekking van de oorspronkelijke bepaling zoveel mogelijk wordt benaderd. (...)
1.2. Uit de stellingen en producties van [geïntimeerde] bij conclusie van antwoord, die door Duindigt niet of onvoldoende zijn weersproken, blijkt verder het volgende.
[geïntimeerde] heeft na het sluiten van de overeenkomst de internetsite van Ruigrok geraadpleegd. Op basis van de op de site vermelde contactgegevens heeft hij op de dag van de ondertekening van het contract, 27 maart 2008, contact opgenomen en Ruigrok Hekwerk B.V. te Katwijk opdracht gegeven om een hekwerk te plaatsen. Bij brief van 29 maart 2008 heeft [geïntimeerde] Duindigt hiervan op de hoogte gesteld. In reactie op deze brief berichtte de advocaat van Duindigt bij brief van 8 april 2008 dat de offerte pas kan plaatsvinden als de kadastrale opmeting zou hebben plaatsgevonden.
1.3. Bij uitblijven van enige reactie op de offerte-aanvraag heeft [geïntimeerde] diverse malen contact gezocht via internet. Uiteindelijk werd door zowel ene [naam] (hierna: [W]) als enkele medewerkers van B&G Nederland, de producent van Ruigrokhekwerken in Nederland (hierna: B&G), contact opgenomen. B&G stuurde op 3 april 2008 ook een offerte. [W] belde vervolgens boos met [geïntimeerde] en vertelde dat leveringen van Ruigrok-hekken voor de regio Wassenaar aan hem toebehoorden. Vanwege dit kennelijke conflict tussen [W] en B&G heeft [geïntimeerde] de offerte nog niet ondertekend. [W] en B&G hebben overleg gehad, waarna [W] aan [geïntimeerde] toezegde zo spoedig mogelijk een nieuwe offerte toe te sturen; de offerte van B&G zou zijn vervallen.
1.4. Omdat [geïntimeerde] niets meer van [W] vernam heeft hij hierna diverse malen getracht contact met hem te krijgen. Naar aanleiding van een e-mail van de advocate van [geïntimeerde] op 23 april 2008 nam [W] diezelfde dag telefonisch contact op. [W] vertelde de advocate van [geïntimeerde] in dat gesprek dat het bedrijf van Ruigrok te Katwijk, alwaar [geïntimeerde] een offerte had aangevraagd, failliet was verklaard en dat Rijnland Hekwerk B.V. de onderneming zou overnemen. Bij controle door de advocate van [geïntimeerde] bleek dat het bedrijf van Ruigrok te Katwijk op 1 april 2008 inderdaad failliet was verklaard.
1.5. Ter bepaling van de grens en de grootte van het verkochte perceel heeft op 24 april 2008 een kadastrale meting plaatsgevonden. Tijdens deze meting heeft de advocate van [geïntimeerde] de haalbaarheid van de datum van 1 juni 2008 met Duindigt besproken. Hierna heeft Duindigt nog contact gehad met [geïntimeerde] over het mogelijk gezamenlijk aanvragen van een offerte bij Ruigrok te Katwijk/Noordwijk, dit omdat Duindigt zelf op een andere plaats ook een hek moest plaatsen. Van een gezamenlijke aanvraag is het niet gekomen. Duindigt heeft een afzonderlijke offerte aangevraagd.
1.6. Het aan [geïntimeerde] verkochte stuk grond is op 29 april 2008 aan hem geleverd.
1.7. Op 8 mei 2008 ontving [geïntimeerde] de bij [W] aangevraagde offerte, waarin melding werd gemaakt van een levertijd van 10-12 weken na ontvangst van de betaling van de eerste factuur. Blijkens de offerte was deze afkomstig van "Ruigrok Hekwerk". Onder deze bedrijfsnaam stond een adres in Noordwijkerhout vermeld en daar weer onder een postbusnummer in Katwijk en een KvK-nummer. Onderzoek door de advocate van [geïntimeerde] wees uit dat dit KvK-nummer níet bij Rijnland Hekwerk BV behoorde, maar bij Stichting Administratiekantoor MBN te Velserbroek. Dit bedrijf voerde niet de handelsnaam Ruigrok en was ook niet gevestigd te Katwijk of Noordwijk. Bovendien vermeldde de offerte een vals BTW-nr. De op grond daarvan gerezen bedenkingen heeft de advocate van [geïntimeerde] tijdens een telefoongesprek op 15 mei 2008 kenbaar gemaakt aan de advocaat van Duindigt, met het verzoek om mee te denken over een oplossing, dit in het kader van artikel 7.5. van het contract (zie hierboven onder 1.1.). Omdat Duindigt niets van zich liet horen, heeft de advocate van [geïntimeerde] bovenstaande feiten en omstandigheden nogmaals uiteengezet bij faxbericht van 20 mei 2008. Daarbij werd aan Duindigt de keuze voorgelegd: er kon ofwel een nieuwe offerte aangevraagd worden bij een wel betrouwbare leverancier, ofwel [geïntimeerde] kon de kosten van het hek aan Duindigt voldoen zodat zij zelf het hek zou kunnen laten plaatsen. Duindigt ging niet in op dit voorstel. [geïntimeerde] heeft de offerte vervolgens ondanks zijn bedenkingen getekend en verstuurd. Hierna ontving hij een factuur d.d. 23 mei 2008, waarop weer een ander KvK-nummer (behorend bij Metaalbewerking Noordwijkerhout B.V.) stond vermeld en waarop werd verzocht het verschuldigde bedrag aan weer een andere, onbekende partij (te weten Winplus B.V.) te voldoen. De advocate van [geïntimeerde] heeft een en ander gecommuniceerd met de advocaat van Duindigt bij fax van 27 mei 2008.
1.8. Omdat een reactie op voormelde faxberichten uitbleef, heeft de advocate van [geïntimeerde] de advocaat van Duindigt op 29 mei 2008 nogmaals een fax gestuurd en daarin Duindigt nogmaals verzocht om in te stemmen met het voorstel dat [geïntimeerde] de kosten van het hek aan Duindigt zou voldoen. Omdat een reactie wederom uitbleef heeft de advocate van [geïntimeerde] vervolgens op 30 mei 2008 telefonisch contact opgenomen met B&G. Door B&G werd toen verteld dat B&G inderdaad eigenaar is van het merk Ruigrok, dat de leveringen aan Rijnland Hekwerk B.V. waren gestopt en dat de Stichting Administratiekantoor MBN, Metaalbewerking Noordwijkerhout B.V. en Winplus B.V. geen van alle overeenkomsten hadden met B&G en dus geen Ruigrokhekken konden en mochten leveren.
1.9. De advocate van [geïntimeerde] heeft de advocaat van Duindigt bij faxbericht van 2 juni 2008 van het bovenstaande op de hoogte gebracht en medegedeeld dat [geïntimeerde] niets anders restte dan een nieuwe offerte aan te vragen bij een wel betrouwbare leverancier. [geïntimeerde] heeft diezelfde dag een offerte aangevraagd bij de fabrikant, B&G.
1.10. In reactie op haar fax van 2 juni 2008 ontving de advocate van [geïntimeerde] de dag erop, 3 juni 2008, een fax van de advocaat van Duindigt met daarin de mededeling dat Duindigt "voor enige tijd buitenlands is".
1.11. Op 11 juni 2008 ontving [geïntimeerde] de offerte van B&G. Duindigt is hiervan op de hoogte gesteld. Op 18 juni 2008 heeft de advocate van [geïntimeerde] bovenstaande gang van zaken telefonisch met Duindigt besproken en medegedeeld dat volgens bericht van B&G de werkzaamheden zouden aanvangen in week 33 van 2008.
1.12. Bij e-mail van 23 juni 2008 heeft […] namens Duindigt aan de advocate van [geïntimeerde] laten weten dat het door Duindigt zelf bestelde hek (zie onder 1.5.) volgens mededeling van "Ruigrok hekwerken" op 26 juni 2008 geplaatst zal worden. Voorts wordt in de mail verwezen naar het contract waarin staat dat [geïntimeerde] het hek voor 1 juni 2008 geplaatst moet hebben. De mail eindigt met de zin "Ik begrijp uit uw correspondentie dat u denkt dat Ruigrok niet kan plaatsen maar ik heb die ervaring tot nu toe nog niet."
1.13. De hekwerkmaterialen zijn door B&G in week 33 van 2008 geleverd. Door een tekort aan montagecapaciteit kon B&G het hek pas op 24 september 2008 plaatsen.
1.14. Bij brief van 1 oktober 2008 heeft Duindigt jegens [geïntimeerde] een beroep gedaan op het boetebeding van artikel 5 (zie hierboven onder 1.1.), dit wegens schending van artikel 6.1. van het koopcontract.
2.1. Bij inleidende dagvaarding heeft Duindigt gevorderd dat de rechtbank, kort samengevat en zakelijk weergegeven, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
- [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling aan Duindigt van de verbeurde boete ad € 29.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2008;
- [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van een gebruiksvergoeding ad € 374,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2008 (datum dagvaarding), en
- [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van de procedure, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na het vonnis.
Duindigt heeft daartoe aangevoerd dat [geïntimeerde] artikel 6 van de koopovereenkomst heeft overtreden door het hek eerst 116 dagen na 1 juni 2008 te laten plaatsen, op 24 september 2008. Volgens Duindigt heeft [geïntimeerde] op grond van artikel 5 van het contract daarom een boete verbeurd van € 29.500,-. Bovendien heeft [geïntimeerde] gedurende die 116 dagen gebruik gemaakt van het niet mee verkochte en dus aan Duindigt in eigendom toebehorende stuk grond en is hij daarom een gebruiksvergoeding verschuldigd, aldus Duindigt.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens hem is hij zijn verplichtingen volledig nagekomen en heeft hij na de levering geen gebruik meer gemaakt van het stuk bosgrond van Duindigt. [geïntimeerde] heeft zich er onder meer op beroepen dat hij volgens het contract een hek van het merk Ruigrok moest leveren en dat gelet op de feiten en omstandigheden zoals hierboven omschreven, de omstandigheid dat het hek later dan 1 juni 2008 is geplaatst niet aan hem kan worden toegerekend.
2.2. Bij vonnis van 9 december 2010 heeft de rechtbank 's-Gravenhage de vorderingen van Duindigt afgewezen en Duindigt in de proceskosten veroordeeld.
Grieven 1 tot en met 5: handelen in strijd met artikel 6?
3. Grieven 1 tot en met 5 richten zich alle tegen de door de rechtbank aan artikel 6 van het contract gegeven uitleg en het daarop gebaseerde oordeel dat van overtreding van dat artikel geen sprake is. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. Op grond van artikel 6.1. sub d van het contract (zie hierboven onder 1.1.) moest het hek uiterlijk 1 juni 2008 geplaatst zijn, tenzij de leverancier niet uiterlijk op die datum zou kunnen plaatsen. Niet in geschil is dat deze bepaling zo moet worden uitgelegd dat (alleen dan) geen sprake is van een overtreding, indien het feit dat de leverancier niet eerder kon plaatsen niet aan [geïntimeerde] zelf kan worden toegerekend. Volgens [geïntimeerde] is dit laatste het geval. Onder verwijzing naar de gang van zaken zoals weergegeven onder 1.2. en verder, voert hij aan dat hij alle mogelijke moeite heeft gedaan om een Ruigrok-hek te laten plaatsen en is het niet aan hem te wijten dat dit niet eerder dan 24 september 2008 is gebeurd.
5. Partijen twisten in dit verband onder meer over de vraag of zij zijn overeengekomen dat het te plaatsen hek van het merk Ruigrok moest zijn (standpunt [geïntimeerde]), of dat het ook een hek van een ander merk mocht zijn, mits vergelijkbaar met het hek dat er voorheen stond (standpunt Duindigt). Voor de vaststelling van de inhoud en betekenis van een contractuele bepaling is een taalkundige uitleg van die bepaling niet doorslaggevend maar komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Duindigt heeft aangevoerd dat artikel 6.1. sub a niet voor meerderlei uitleg vatbaar is omdat uit het feit dat de term "ruigrok" in artikel 6.1. sub a van het contract tussen haakjes is geplaatst, reeds volgt dat slechts een voorbeeld wordt gegeven en dat het niet om een voorwaarde gaat. Het hof volgt Duindigt hierin niet. De plaatsing van het woord "ruigrok" tussen haakjes vóór het woord "hek", kan er ook - of wellicht zelfs: juist - op duiden dat het een specificatie betreft. In elk geval blijkt uit het handelen van [geïntimeerde] en de moeite die hij heeft gedaan om een hek van het merk Ruigrok te bestellen dat hij er van uitging dat sprake was van een contractueel vereiste en naar het oordeel van het hof mocht hij daar ook redelijkerwijs van uit gaan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [geïntimeerde] Duindigt sinds het sluiten van de overeenkomst op 27 maart 2008 steeds op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen en de problemen waarop hij stuitte bij zijn pogingen een Ruigrok-hek te bestellen en dat niet is gesteld of gebleken dat namens Duindigt vóór deze procedure ooit kenbaar is gemaakt dat het ook een hek van een ander merk mocht zijn, sterker, in vele gevallen werd kennelijk in het geheel niet gereageerd.
6. Volgens Duindigt zou het hek, indien [geïntimeerde] dit net als zij bij Ruigrok Hekwerk te Noordwijkerhout had besteld, "niet veel later dan 1 juni 2008" geplaatst zijn. Daargelaten dat het hek dan ook te laat, namelijk rond 26 juni 2008 (zie hierboven onder 1.12.), geplaatst zou zijn en daargelaten dat volgens de niet weersproken stelling van [geïntimeerde] later gebleken is dat het in opdracht van Duindigt geplaatste hek van een ander merk is, kan [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof van zijn handelen geen verwijt worden gemaakt. Hij heeft voldoende voortvarend gehandeld en Duindigt tussentijds steeds op de hoogte gehouden. Gelet op de onder 1.3. en onder 1.7. tot en met 1.9. geschetste omstandigheden had [geïntimeerde] goede redenen om de offertes van 3 april 2008 en 8 mei 2008 niet, althans niet direct, te tekenen en om uiteindelijk een nieuwe offerte bij B&G aan te vragen. Dat het inmiddels al begin juni 2008 was en dat B&G uiteindelijk door een montagecapaciteitstekort als gevolg van de vakantiesluiting het hek pas 24 september 2008 kon plaatsen, kan [geïntimeerde] onder de gegeven omstandigheden dan ook niet worden toegerekend. Van een schending van artikel 6 van het contract is dus geen sprake zodat geen boetes verbeurd zijn. Grieven 1 tot en met 5 falen.
Grief 6: gebruiksvergoeding?
7. Duindigt vordert tevens een vergoeding voor het gebruik dat [geïntimeerde] tot aan de plaatsing van het hek heeft gemaakt van het niet meeverkochte deel van de voorheen door hem gehuurde grond. [geïntimeerde] heeft reeds in eerste aanleg betwist dat hij of zijn kinderen het litigieuze stuk grond hebben gebruikt. Daartegenover heeft Duindigt in appel slechts gesteld dat het "voor zich spreekt" dat [geïntimeerde] en zijn kinderen de grond hebben gebruikt. Aldus heeft Duindigt haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Ook het feit dat er nog geen hek stond, is onvoldoende om aan te nemen dat er "dus" van de grond gebruik is gemaakt. Grief 6 faalt eveneens.
Slotsom
8. Grief 7 heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft dus geen behandeling. Uit het voorgaande volgt dat het appel faalt en dat het bestreden vonnis dus moet worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat Duindigt in de proceskosten in hoger beroep wordt veroordeeld.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van 9 december 2010;
- veroordeelt Duindigt in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 900,- aan griffierecht en € 1.158,- aan salaris advocaat;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.H. Tanja-van den Broek, E.M. Dousma-Valk en H.J.H. van Meegen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2011 in aanwezigheid van de griffier.