GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.007.630/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 70942/HA ZA 07-2425
arrest van 23 augustus 2011
[appellant]
wonende te Dordrecht,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. F.A. van de Kasteele te Dordrecht,
de gemeente Dordrecht,
zetelend te Dordrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te ’s-Gravenhage.
Voor het verloop van het geding tot het tussenarrest van 16 november 2011 verwijst het hof naar dat arrest. Nadien hebben partijen ieder nog een akte genomen. Ten slotte hebben partijen wederom stukken gefourneerd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1.1 Aangezien geen grieven zijn gericht tegen de feiten die de rechtbank onder 2 van haar bestreden vonnis heeft vastgesteld, zal het hof eveneens van deze feiten uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.2 [appellant] woont aan de [adres] te Dordrecht. Zijn woning is, komend vanaf het Damplein, gelegen aan de rechterzijde van de Damstraat, kort na de kruising met de van links op de Damstraat uitkomende Dubbeldreef.
1.3 De aan het Damplein gelegen supermarkt wordt sinds 2000 bevoorraad vanuit de achterzijde, gelegen aan de Dubbeldreef. In verband met de overlast die daardoor ontstond voor de bewoners van de Damstraat heeft de Gemeente op 21 mei 2003 (het hof beschouwt de door de rechtbank genoemde datum 2 juni 2003 als een kennelijke verschrijving) een verkeersbesluit genomen, dat inhield dat door het plaatsen van een verkeersbord het gedeelte van de Damstraat vanaf de Dubbeldreef afgesloten werd voor vrachtauto’s.
1.4 Naar aanleiding van door de bewoners gemaakt bezwaar heeft de Gemeente het verkeersbesluit herzien bij besluit op bezwaar van 23 maart 2004. Het herziene verkeersbesluit (hierna: het verkeersbesluit) houdt in dat de gehele Damstraat is afgesloten voor vrachtverkeer, maar dat de Gemeente ontheffing kan verlenen voor zes vrachtwagens (twaalf vrachtwagenbewegingen) per dag. De Gemeente heeft dergelijke ontheffingen ook verleend. Niet in geschil is dat de aanvankelijk verleende (en vervolgens verlengde) ontheffingen golden voor de gehele Damstraat. Bij de op 30 mei 2008 verleende ontheffingen is echter besloten dat de vrijstelling slechts geldt voor het gedeelte van de Damstraat tot aan de Dubbeldreef en dat de vrijgestelde voertuigen vooruit de Dubbeldreef moeten inrijden. Met deze voorwaarde is beoogd te voorkomen dat vrachtwagens de Damstraat tot even voorbij de Dubbeldreef inrijden en vervolgens achteruit de Dubbeldreef insteken.
1.5 [appellant] stelt dat het verkeersbesluit en de ontheffing(en) met voeten worden getreden, doordat, zo begrijpt het hof, (i) vrachtwagens met ontheffing de Damstraat tot even voorbij de Dubbeldreef inrijden en vervolgens achteruit de Dubbeldreef insteken, (ii) vrachtwagens met ontheffing de hele Damstraat doorrijden of (iii) vrachtwagens zonder ontheffing de Damstraat inrijden. [appellant] stelt dat zijn huis ernstig beschadigd is door de trillingen die de vrachtwagens aldus veroorzaken. Hij is van mening dat de Gemeente aansprakelijk is voor deze schade, omdat zij jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door niet handhavend op te treden, dan wel door niet andere maatregelen te nemen, zoals het aanpassen van de Damweg zodanig dat vrachtwagens daar niet langer in kunnen rijden. [appellant] vordert in deze procedure allereerst een verklaring voor recht dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade aan zijn woning, nader op te maken bij staat. Het hof begrijpt dit aldus dat [appellant] vordert dat de Gemeente wordt veroordeeld schade op te maken bij staat te vergoeden. [appellant] vordert daarnaast dat de Gemeente op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld maatregelen te nemen zodanig dat het voor vrachtwagens niet mogelijk is de Damstraat na de Dubbeldreef in te rijden.
1.6 De rechtbank heeft het verweer van de Gemeente, dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn vordering omdat voor hem een alternatieve rechtsgang open staat, verworpen. De rechtbank overwoog dat voor de vraag of het nalaten van de Gemeente handhavend op te treden – ook voordat daarom expliciet werd gevraagd – onrechtmatig was, voor [appellant] thans geen met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open staat. Wat betreft de vordering tot het treffen van maatregelen overwoog de rechtbank dat voor het aanbrengen van fysieke belemmeringen aan of in de weg niet steeds een verkeersbesluit nodig is, zodat tegen het niet nemen van een daartoe strekkend besluit geen bestuursrechtelijke rechtsgang open staat.
1.7 De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. De rechtbank overwoog dat tussen partijen vaststaat dat de (vóór 30 mei 2008) verleende ontheffingen voor de gehele Damstraat gelden en dat de vrachtwagens met ontheffing (die de Damstraat verder dan de kruising met de Dubbeldreef inrijden) het inrijverbod niet overtreden. Daartegen kan de Gemeente dus niet bestuursrechtelijk handhavend optreden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de Gemeente niet kan voorzien wanneer een overtreding plaatsvindt en dat van de Gemeente niet kan worden verwacht permanent een handhaver ter plaatse aanwezig te houden. Dat de Gemeente geen verdergaande fysieke maatregelen (dan de betonnen blokken die bij de kruising met de Dubbeldreef zijn geplaatst) heeft getroffen omdat een weg toegankelijk moet blijven voor hulpdiensten en de reinigingsdienst is niet onbegrijpelijk of onredelijk en valt binnen de beleidsvrijheid die de Gemeente als wegbeheerder bij de inrichting van een weg toekomt. Van onrechtmatig handelen van de Gemeente is dan ook geen sprake, aldus de rechtbank.
2.1 Met grief I komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de Gemeente niet handhavend kan optreden, omdat de vrachtwagens met ontheffing die de Damstraat verder dan de kruising met de Dubbeldreef inrijden het inrijverbod niet overtreden. [appellant] wijst er op dat de nieuwe ontheffingen slechts gelden voor het gedeelte vanaf het Damplein tot aan de Dubbeldreef, zodat de Gemeente thans wel kan optreden tegen elke vrachtwagen die in strijd met het vrachtwagenverbod de Damstraat inrijdt verder dan de Dubbeldreef.
2.2 De grief is in zoverre terecht voorgedragen, dat niet in geschil is dat de ontheffingen van 30 mei 2008 zo luiden als [appellant] deze heeft weergegeven en dat de Gemeente tegen overtreding daarvan zou kunnen optreden. Of deze grief ook tot vernietiging van het vonnis moet leiden zal blijken bij de behandeling van de overige grieven.
2.3 Grief II is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat van de Gemeente niet kan worden gevergd handhavend op te treden omdat zij niet steeds op de hoogte is wanneer een overtreding plaatsvindt en niet kan worden verwacht dat de Gemeente permanent een handhaver ter plaatse aanwezig houdt. Het hof begrijpt dat [appellant] dit oordeel van de rechtbank in wezen niet bestrijdt, maar dat hij van mening is dat de Gemeente andere maatregelen moet (of had moeten) nemen, waarvoor hij verwijst naar grief III. Dit betekent dat grief II niet tot vernietiging van het vonnis kan leiden.
2.4 Met grief III komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de Gemeente niet onrechtmatig handelt door geen verdergaande fysieke maatregelen te treffen. Volgens [appellant] is het juist dat de Gemeente bij de inrichting van de weg een zekere vrijheid toekomt en een belangenafweging moet maken, echter die belangenafweging had in het voordeel van [appellant] moeten uitvallen. Juist is dat de Damstraat bereikbaar moet blijven voor de hulp- en reinigingsdiensten, maar die kunnen ook via de Groene Kruislaan de Damstraat bereiken, aldus [appellant]. De Damstraat zou dan gezien vanaf het Damplein direct na de Dubbeldreef fysiek kunnen worden afgesloten voor vrachtverkeer, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een wegversmalling of een boog over de weg. Een dergelijke maatregel is volgens [appellant] eenvoudig en tegen lage kosten te realiseren.
2.5 De Gemeente bestrijdt de grief met een betoog dat op het volgende neerkomt. De Gemeente hecht zwaar aan het bereikbaar houden van de Damstraat voor hulp- en reinigingsdiensten. Een wegversmalling is niet mogelijk, omdat de minimale maat voor een versmalling 3,25 meter is, anders kunnen hulp- en reinigingsdiensten er niet langs, maar bij een dergelijke breedte kunnen de vrachtwagens die de Plusmarkt bevoorraden nog steeds passeren. Het aanbrengen van een boog over de weg is evenmin wenselijk in verband met de bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten. Omrijden of uitstappen om de boog in te klappen kost te veel tijd. De minimum aanrijtijden zijn nu reeds te krap. Voor deze maatregelen is ook geen aantoonbare noodzaak, want dat [appellant]’s woning door het vrachtverkeer ernstig wordt beschadigd is niet aangetoond.
2.6 De grief faalt. Het hof is van oordeel dat de Gemeente in redelijkheid het standpunt mag innemen dat de door [appellant] gewenste maatregelen onwenselijk zijn in verband met de bereikbaarheid voor met name de nood- en hulpdiensten, omdat omrijden via de door [appellant] geschetste alternatieve route dan wel het aanbrengen van een boog – in noodsituaties kostbaar –tijdverlies oplevert. Het hof is van oordeel dat de Gemeente, gezien het grote belang dat zij mag hechten aan de bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten in noodsituaties, óók tot dit oordeel had mogen komen indien ervan uit moet worden gegaan dat [appellant] door het vrachtverkeer inderdaad aanmerkelijke schade lijdt. Of [appellant] dergelijke schade lijdt zal het hof dan ook in het midden laten. Desgewenst zal [appellant] de Gemeente kunnen verzoeken terzake een zelfstandig schadebesluit te nemen.
2.7 Grief IV heeft geen zelfstandige betekenis en faalt eveneens.
3.1 De slotsom is dat de grieven niet tot vernietiging van het vonnis kunnen leiden. Het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd.
3.2 [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
- bekrachtigt het vonnis waarvan hoger beroep;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot heden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 303,-- voor verschotten en € 1.788,-- voor salaris van de advocaat;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A. Boele, M.J. van der Ven en A.E.A.M. van Waesberghe en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2011, in aanwezigheid van de griffier.