ECLI:NL:RBDOR:2008:BC6039

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
70942 / HA ZA 07-2425
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Gemeente Dordrecht voor schade door vrachtverkeer

In deze zaak heeft een omwonende van een supermarkt de Gemeente Dordrecht aangeklaagd op grond van onrechtmatige daad. De eiser stelt dat de Gemeente onvoldoende maatregelen heeft genomen om het inrijverbod voor vrachtwagens in de Damstraat te handhaven, wat zou leiden tot hinder en schade aan zijn woning. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en het tussenvonnis. De feiten van de zaak zijn als volgt: na een verbouwing van de supermarkt in 2000 is de bevoorrading aan de achterzijde van het pand gaan plaatsvinden, wat heeft geleid tot een toename van verkeersdrukte in de Damstraat. De Gemeente heeft in 2003 een verkeersbesluit genomen om de Damstraat af te sluiten voor vrachtverkeer, maar heeft ontheffingen verleend aan leveranciers van de supermarkt. De eiser vordert dat de Gemeente aansprakelijk wordt gesteld voor de schade aan zijn woning, die hij begroot op € 76.259,-. De Gemeente heeft als verweer aangevoerd dat de eiser een bestuursrechtelijke procedure kan volgen en dat het verkeersbesluit een afdoende oplossing biedt voor de verkeersproblematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij voldoende maatregelen heeft getroffen en de ontheffingen voor vrachtwagens niet in strijd zijn met het inrijverbod. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 70942 / HA ZA 07-2425
vonnis van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Dordrecht,
eiser,
procureur: mr. F.A. van de Kasteele,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Dordrecht,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
procureur: mr. J.A. Visser.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
dagvaarding van 2 juli 2007,
conclusie van antwoord,
tussenvonnis van 10 oktober 2007 en de daarin genoemde stukken,
proces-verbaal van comparitie van 11 december 2007,
de door beide partijen overgelegde producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
Ten gevolge van een verbouwing in 2000 van de aan het Damplein gelegen supermarkt dient de bevoorrading van de supermarkt aan de achterzijde plaats te vinden. Daardoor is de verkeersdruk in de Damstraat toegenomen. Nadat een actiecomité bestaande uit bewoners van de Damstraat met de gemeente in overleg is getreden, is er een onderzoek uitgevoerd door het KOAC en de Milieudienst Zuid-Holland-Zuid. Vervolgens is op 2 juni 2003 een verkeersbesluit genomen. Na bezwaar van omwonenden is het verkeersbesluit gewijzigd bij besluit op bezwaar van 23 maart 2004. Bepaald is dat de Damstraat is afgesloten voor vrachtverkeer en voorts is bepaald dat de maximum snelheid 30 km/h bedraagt.
Ten behoeve van de bevoorrading van de supermarkt is aan leveranciers ontheffing verleend van het verbod om de Damstraat in te rijden.
3. De vordering
[eiser] vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- voor recht wordt verklaard dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade aan de woning van [eiser], staande en gelegen te Dordrecht aan de Damstraat [huisnummer], als gevolg van het nalaten maatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat het inrijverbod geldende in de Damstraat te Dordrecht wordt overtreden, nader op te maken bij staat.
- de Gemeente wordt veroordeeld binnen acht dagen na betekening van het te wijzen vonnis maatregelen te nemen, zodanig dat het voor vrachtwagens niet mogelijk is de Damstraat naar de Dubbeldreef in te rijden onder verbeurte van een dwangsom van € 1000,- per dag dat de Gemeente hiermee in gebreke blijft
- de Gemeente wordt veroordeeld in de kosten van het geding, waaronder het salaris van de procureur.
Hij stelt daartoe het volgende.
Het inrijverbod wordt dagelijks overtreden. De chauffeurs van vrachtwagens rijden te ver – tot voorbij de kruising met de Dubbeldreef – de Damstraat in om achteruit naar het terrein van de supermarkt te rijden. De woning van [eiser] bevindt zich precies bij het punt waar de vrachtwagens stoppen om vervolgens achteruit naar de supermarkt te rijden. Dat stoppen gaat gepaard met een schokgolf, hetgeen ernstige schade aan de woning ten gevolg heeft gehad en nog heeft, zolang de Gemeente niet optreedt tegen de vrachtwagens.
Die schade is voorlopig begroot op € 76.259,- inclusief BTW maar sinds de opname is de schade toegenomen.
De Gemeente heeft het inrijverbod onvoldoende gehandhaafd hoewel zij bekend was met de problematiek rond het vrachtverkeer en de overtredingen van het inrijverbod. De Gemeente heeft nagelaten eenvoudige aanpassingen aan de weg te doen, waardoor het inrijden door de vrachtwagens fysiek onmogelijk wordt gemaakt.
Het verweer
De conclusie van de Gemeente strekt ertoe de vordering van [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren althans deze af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Zij voert als verweer het volgende aan.
Omdat [eiser] ter zake van zijn verzoek aan de gemeente om het verkeersbesluit te handhaven door met bestuursdwang op te treden tegen de vrachtwagens die het inrijverbod zouden overtreden, een bestuursrechtelijke procedure kan voeren, dient zijn vordering voor de civiele rechter niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Met het verkeersbesluit van 23 maart 2004 heeft de Gemeente een afdoende oplossing voor de verkeerproblematiek in de Damstraat gevonden. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer een vrachtwagenverbod wordt ingesteld en daarbij ontheffing wordt verleend voor maximaal 12 vrachtwagens per dag bij de kritische woning de geluids- en trillingswaarden niet worden overschreden.
Dat vrachtwagens de door [eiser] beschreven manoeuvre maken is niet in strijd met de ontheffing of met het inrijverbod. De in de ontheffing opgenomen aanrijroute is niet dwingend voorgeschreven. Gelet daarop is de Gemeente niet bevoegd om tegen de gestelde overtreding op te treden. De Gemeente ziet geen aanleiding om naast het genomen verkeersbesluit en naast de betonnen palen die zijn geplaatst bij de kruising van de Damstraat met de Dubbeldreef nadere maatregelen te nemen. Verdergaande fysieke maatregelen zijn niet mogelijk omdat de straat toegankelijk moet blijven voor hulpdiensten.
Naar aanleiding van de brief van de gemachtige van [eiser] van 21 juni 2006 heeft de Gemeente adequaat gereageerd door de supermarkt te wijzen op afspraken die eerder zijn gemaakt met betrekking tot het bevoorradingsverkeer. Omdat het bevoorradingsverkeer dat de door [eiser] beschreven manoeuvre maakt, niet in overtreding is, kan de Gemeente niet bestuursrechtelijk optreden. Voor zover de Gemeente die bevoegdheid wel zou hebben, brengt het niet gebruikmaken van die bevoegdheid nog niet mee dat de Gemeente aansprakelijk is. Er is geen sprake van een in ernstige mate tekortschieten door de Gemeente.
Voorts voert de Gemeente aan dat [eiser] in het geheel niet heeft aangetoond hoe en waardoor de gestelde schade is veroorzaakt. De door [eiser] overgelegde rapporten tonen niet aan dat de vermeende schade is veroorzaakt door voorbijrijdende en stoppende vrachtwagens en voorts kan er niet uit worden afgeleid dat die schade is verergerd als gevolg van onrechtmatig handelen van de Gemeente.
Indien er al sprake is van schade en van causaal verband tussen die schade en enig onrechtmatig handelen van de Gemeente, dan zou slechts een deel van de schade voor vergoeding in aanmerking komen.
Tot slot stelt de Gemeente dat de regels in de Wegenverkeerswet niet dienen ter voorkoming of beperking van de door [eiser] gestelde schade.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. [eiser] baseert zijn vordering op de Gemeente – blijkens hetgeen hij in de dagvaarding en ter comparitie heeft aangevoerd – op de stelling dat zij onrechtmatig handelt omdat zij het inrijverbod voor vrachtwagens onvoldoende handhaaft. Daardoor kunnen de vrachtwagens, die de supermarkt bevoorraden, de Damstraat inrijden tot nabij zijn woning en dan stoppen en achteruit de supermarkt naderen. Bij deze manoeuvre wordt een schokgolf veroorzaakt die de schade aan zijn woning heeft veroorzaakt en die er voor zorgt dat de schade groter wordt.
Tegen deze stelling heeft de Gemeente primair als verweer ingebracht dat tegen het niet nemen van bestuursrechtelijke maatregelen, nadat die zijn gevraagd, een bestuursrechtelijke rechtsgang open staat.
Het primaire verweer zal de rechtbank passeren, nu de vordering van [eiser] voor een deel is gebaseerd op de stelling dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door niet handhavend op te treden en dat daardoor schade is veroorzaakt. Voor de vraag of dat nalaten – ook voordat daarom expliciet werd gevraagd – onrechtmatig was, staat [eiser] thans langs de bestuursrechtelijke weg geen met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open.
Voorts heeft de Gemeente aangevoerd dat het inrijverbod voor vrachtwagens is ingesteld om overlast te beperken doch dat ten behoeve van de bevoorrading van de supermarkt ontheffingen zijn verleend aan de toeleveranciers van de supermarkt, zodat het inrijverbod niet wordt overtreden. Hierbij heeft de Gemeente aangevoerd dat de route, die de vrachtwagens nemen op weg naar de supermarkt en vertrekkend van de supermarkt niet dwingend is voorgeschreven, zodat de ontheffing van het inrijverbod de gehele Damstraat betreft. Nu dit verweer door [eiser] vervolgens niet is betwist, staat tussen partijen vast dat de vrachtwagens van de toeleveranciers met ontheffing het inrijverbod niet overtreden. De Gemeente heeft derhalve terecht geconcludeerd bestuursrechtelijk niet handhavend te kunnen optreden.
4.2. [eiser] heeft ter comparitie aangevoerd dat ook vrachtwagens zonder ontheffing de straat inrijden en door het verrichten van dezelfde manoeuvre ook schade veroorzaken. Hij heeft de Gemeente hierover enkele malen geïnformeerd, doch die treedt daartegen niet op. Ter zake heeft de Gemeente, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van de Gemeente, aangevoerd dat zij niet in ernstige mate tekortschiet. Ter comparitie heeft zij nog aangevoerd dat het ondoenlijk is om ter zake handhavend op te treden nu zij niet steeds op de hoogte is wanneer een dergelijke overtreding plaatsvindt en dat van de Gemeente niet kan worden verwacht permanent een handhaver ter plaatse aanwezig te houden om overtredingen te voorkomen. Dit verweer is terecht aangevoerd. [eiser] heeft voorts niet gesteld, noch is gebleken dat de Gemeente er wel van op de hoogte is wanneer een vrachtwagen zonder ontheffing het inrijverbod negeert, zodat niet zonder meer valt in te zien hoe de Gemeente hiertegen effectief handhavend kan optreden. Er kan dan ook niet worden geoordeeld dat de gemeente op dit punt onrechtmatig handelt.
4.3. [eiser] heeft zijn vordering tevens gebaseerd op de stelling dat de Gemeente onrechtmatig handelt door de straat niet – door bij voorbeeld het afsluiten van de straat door het plaatsen van betonnen toegangsbelemmering of een fysieke hoogtebeperking – ontoegankelijk te maken voor vrachtwagens.
Tegen deze stelling heeft de Gemeente eveneens aangevoerd dat [eiser] een bestuursrechtelijke weg dient te volgen. Dit verweer zal de rechtbank passeren omdat het niet juist is dat, zoals de Gemeente met dit verweer veronderstelt, voor het aanbrengen van fysieke belemmeringen aan of in de weg zoals door [eiser] is bedoeld, steeds een verkeersbesluit nodig is en dus tegen het niet nemen daarvan een bestuursrechtelijke rechtsgang open staat.
Het verweer dat de Gemeente ook bij het treffen van dit soort maatregelen alle betrokken belangen dient af te wegen en dat verdergaande maatregelen dan de maatregelen die zijn getroffen – het plaatsen van betonnen blokken nabij de kruising met de Dubbeldreef – niet kunnen worden getroffen onder meer om de Damstraat toegankelijk te houden voor hulpdiensten en de reinigingsdienst treft wel doel. De Gemeente heeft als eigenaar en beheerder van een weg bij de inrichting van een weg een zekere vrijheid, waarbinnen zij de belangen dient af te wegen die daarbij zijn betrokken. Dat de Gemeente een zwaar gewicht toekent aan het belang dat een weg ook toegankelijk dient te blijven voor hulpdiensten en de reinigingsdienst, is niet onbegrijpelijk of onredelijk te achten en bijgevolg kan niet worden geoordeeld dat de Gemeente onrechtmatig handelt door geen verdergaande fysieke maatregelen te treffen.
4.4. Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat de Gemeente onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en thans nog handelt door niet handhavend op te treden tegen de vrachtwagens die de door [eiser] beschreven manoeuvre maken. Er is dan ook geen aanleiding voor een bevel aan de Gemeente om maatregelen te nemen, zodanig dat het voor vrachtwagens niet mogelijk is de Damstraat na de Dubbeldreef in te rijden, zoals door [eiser] gevorderd. De vorderingen zullen dus worden afgewezen.
4.5. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Gemeente bepaald op € 1788,- aan salaris van de procureur en € 251,- aan griffierecht;
- verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 maart 2008.