ECLI:NL:GHSGR:2011:BU4511
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van hoger beroep tegen tussenvonnis in civiele procedure
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van [appellant] in hoger beroep tegen twee vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage, gedateerd 10 december 2008 en 26 augustus 2009. [Appellant] heeft op 7 september 2009, hersteld op 30 september 2009, hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen. De rechtbank had eerder in het vonnis van 10 december 2008 de bevoegdheid van de Nederlandse rechter betwist en in het vonnis van 26 augustus 2009 het appelverbod opgeheven. De rechtbank had echter ook een comparitie van partijen gelast, die op 22 april 2009 plaatsvond. Tijdens deze comparitie verzocht [appellant] om opheffing van het appelverbod, wat door de rechtbank werd ingewilligd.
Echter, het hof oordeelt dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 26 augustus 2009, omdat hiertegen geen hoger beroep openstaat. Daarnaast is [appellant] ook niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 10 december 2008, omdat de appeltermijn op 10 maart 2009 verstreek en [appellant] pas na deze datum om opheffing van het appelverbod verzocht heeft. Dit betekent dat [appellant] het beroep niet binnen de wettelijke termijn heeft ingesteld, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid.
De slotsom van het hof is dat [appellant] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep en dat hij wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van [geïntimeerden] zijn begroot op € 1.207,-, inclusief griffierecht en salaris advocaat.